r,
NIEUWS- ES AHÏEllTEJTIEBLJD
Krijgsbedrijven van Groole Pier.
VOOll SHE D MSTIIEEEJ.
DE DOODE MILLIOMAIR.
60e Jaargang,
Zaterdag 18 November 1806.
J
No. 82.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Kantongerecht te Sneek.
Feuilleton.
HOOFDSTUK XLIV.
HOOFDSTUK XLV.
Gusta Hapke voelde haar hart bang kloppen en hare
(Slot volgt.)
Toen Schmelzer aan de woning van Hollenberg kwam,
werd hij in de eetzaal gebracht, waar hij den ouden
Schwichert vond. Nieuwsgierig, wat de reden was van
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Op het terras eener fraaie villa aan het Como-meer
zat James Walter, de Zuid-Afrikaansche millionnair,
naast eene dame met zachtzinnig, edel gelaat; zijne
hand rustte in de bare.
Heinz, zegt zij, hem aanziende, hoe gelukkig zjjn
wij tochl Ons leven is zoo kalm en helder als het water
van dit schoone meer. Soms lijkt het me, alsof het ver
leden slechts een akelige droom is.
Laat het een droom zijn, lieve Marie, antwoordt
haar echtgenoot met een teederen handdruk.
Zijne oogen rustten op het vreedzame tooneel, dat
zich voor hem uitstrekte, doch zijne gedachten waren
bezig met de stormachtige dagen in zijn verleden, toen
ieder hem voor een moordenaar hield, die door een be
roerte te rechter tijd aan de handen van den beul was
ontkomen.
61)
Met dit nieuwe bewijs van schuld spoedde Schmel
zer zich opnieuw naar zijn chef. Onmiddellijk werden
verdere stappen gedaan. Men informeerde bij de levens
verzekeringmaatschappij en arresteerde den jongeman,
die den naam van den teringlijder misbruikt had.
De verklaringen van dezen persoon lieten geen twijfel
aan de schurkerijen, door Goldstein en Hollenberg ge
meenschappelijk bedreven.
De geldschieter werd in zijn kantoor gevangen ge
nomen. De schrik over deze onverwachte gebeurtenis
was hem zoo in de leden gevaren dat hij letterlijk in
den gevangenwagen moest gebracht worden.
Op het oogenblik dat hij het kantoor verliet in de
armen van twee sterke politieagenten, kwam de jonge
Geluk binnen en zeide heel kalmpjes:
Gij hebt mijn vader te gronde gericht en daar
om zwoer ik, dat ik mij eenmaal wreken zou, dit is
myn werk!
Ontsteld keek Goldstein hem aan.
En ik hield hem voor zoo'n knap jongmensch,
kreet hij zenuwachtig. Ik stel nooit weer vertrouwen
in een onschuldig gezicht.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
zonder de inwoners leed te doen, bemachtigde
hij den vijand, waarvan er 170 in den strijd
bleven en de overigen vluchtten of gevangen
genomen werden.
In het jaar 1519 geraakte hij niet ver van
Hoorn met overmachtige vijanden slaags. Reeds
ziet hij een zijner schepen nemen, den bevel
hebber verdrinken. Nu kent zijne woede en
strijdlust geene palen meer. Krachtig spoort
hij de zijnen aan. Hevig is de aanval en
elf schepen geraken in zijne macht. Vijfhonderd
Hollanders worden over boord geworpen; hij
zeilt naar Hoorn, dat ingenomen en geplun
derd wordt. Hij trekt, na nog een schip te
hebben genomen, Enkhuizen voorbij, begeeft
zich weder naar Medemblik, waar hij een vier
tal huizen in brand laat steken en keert daar
op naar Friesland terug.
Men wil, dat hij ook andere Hollandsche
plaatsen, als Alkmaar, Beverwijk, enz. zou be
machtigd hebben en dat mede de eilanden
Texel, Vlieland en Wieringen veel van zijn
volk te lijden hadden. Een schrijver meldt
n.l. het volgende: «Groote Pier en zijn ruw
gezelschap verbrandden de dorpen Opperdoes
en Twisk; zij verschoonden het dorp Mid-
wou le voor 50 gulden, doch daar er door de
dorpelingen niet zooveel geld kon worden bij
eengebracht, moest de pastoor die som ge
deeltelijk uit de kerkegelden voorschieten en
werd zoo het dorp van roof en brand bevrijd.
Na acht dagen te Alkmaar geplunderd te
hebben, trokken zij naar Egmond, waar zij
tien huizen verbrandden, plunderden Limmen,
Beverwijk en Spaarndam en keerden toen naar
Gelderland terug. Wel kwam Floris van Eg
mond in Noord-Holland, om Pier te verjagen,
doch deze, zijne aankomst vernemende, begaf
zich met buit beladen weder te scheep.
Slot volgt.
In de Woensdag 8 dezer gehouden zitting werden
de volgende vonnissen gewezen
1 M. K., 47 jaar, koopman te Leeuwarden, had ver
zet aangeteekend tegen het vonnis van ’t Kantongerecht
van den 6 September 1905, waarbij hij wegens open
bare dronkenschap was veroordeeld tot eene hechtenis
van 7 dagen en tot plaatsing in eene rijkswerkinrich-
ting voor den tijd van 9 maanden. Dit vonnis werd
nu bekrachtigd.
2 P. E., 37 jaar, huisvrouw van J. 8., te Sneek,
wangen gloeiden, toen zij op zekeren morgen in de
kleine achterkamer van den groentenwinkel Gottfried
Saupe, een neef van Lieze Muller, aantrof en deze haar
vroeg »of zij met hem gaan wilde.«
Sedert het nooit te vergeten bezoek aan den schouw
burg waren drie jaar verloopen. Wilhelm Kobitz was
getrouwd en had een kindje, dat volgens iedereen het
evenbeeld van zijn vader was maar Gusta vond het
dwaas zoo’n klein schreeuwend wicht met neef Wilhelm
te vergelijken. Vader Kobitz had meer last van zijn
rheumatische pijnen dan ooit, en zijn vrouw was zoo
heftig en oploopend geworden, dat Gusta zooals zij
aan haar vriendinnen zeide niets meer »op eigen
houtje® durfde doen.
Gottfried Saupe was spoorwegwachter. Toen hij haar
vroeg, nam Gusta hem dankbaar aan. Sedert dat oogen
blik hield zij op de slavin te zijn en voortdurend wa
ren hare gedachten nu bezig met de huishouding, welke
zij met Gottfried Saupe mettertijd zou opzetten.
Gottfried was geen kwaad jonkman, Gusta vond hem
zeer knap, vooral zijne manier van spreken vond zij
zoo net.
Dat is juist zooals het in de boeken staat, zeide
zij menigmaal, als zij over zijn net spreken uitweidde.
Gusta zorgde er vooral voor, dat haar aanstaande
een gunstig denkbeeld kreeg van hare beschaving, en
verzweeg hem ook niet, dat zij voor de pers gewerkt
had.
Bij de eerste gelegenheid toonde zij hem de krant
met haar portret. Het bericht op zichzelf bracht den
jonkman in verrukking, doch wegens het portret had
hij den vervaardiger er van liefst een oorvijg gegeven.
Die oude krant riep de bijna vergeten gebeurtenis
weder in het geheugen.
Ach, zei Gusta, het was eene merkwaardige ge-
de komst van commissaris Schmelzer, vertelde hij uit
eigen beweging dat zijn schoonzoon binnen weinige
uren naar Amerika vertrok. Verder zei hij dat mevrouw
Hollenherg een mooi contract had gésloten voor een
kunstreis en dat het huis en de meubelen zouden ver
kocht worden. Weinig minuten later trad Hollenberg
binnen. Een enkele blik op Schmelzer was genoeg, hij
begreep alles.
Mijnheer Hollenberg, in naam der wet neem
ik u gevangen, sprak Schmelzer.
Om welke reden?
Als medeplichtige van den geldschieter Gold
stein.
Hollenberg liet het hoofd zakken. Hij had verwacht
den naam van graaf Ahlers te hooren.
Als medeplichtige van den geldschieter Goldstein,
om op bedriegelijke wijze in het bezit te komen van
de gelden, die door de levensverzekeringmaatschappij
zouden worden uitbetaald bij den dood van Martin
Schurig.
Met ontzetting sloeg de oude Schwichert de handen
in elkaar.
Mijn schoonzoon gevangen wegens bedrog! riep
hij. Welk een schande voor mij en mijne familie!
In de gang ontmoette Hollenberg zijn vrouw; met
vaste stem deelde hij haar bedaard zijne arrestatie mede.
De arme kleine dame sloeg hare armen om zijn hals
en stortte bittere tranen. Ondanks zijne eerlooze hande
lingen beminde zij toch haar man, en juist nu hij ge
schandvlekt was, klopte haar feeder hart warmer voor
hem.
schiedenis. Ik ben en blijf nog altijd van gedachte, dat
die arme heer Werling onschuldig was. Aan zijn goede
zwarte kleeren kon men wel zien, dat hij een net mensch
was zoo gaat een moordenaar niet gekleed.
Is zijne onschuld dan na zijn docd bewezen?
Wel zeker. Heb je dat niet gelezen? Alle kran
ten waren er vol van. Wanneer je eens bij ons komt en
een boterham blijft eten, zal ik je zijn kamertje eens
laten zien.
Dat wil ik heel gaarne, antwoordde Gottfried, en
toen hij den volgenden Zondag met Gusta aan den arm
ging wandelen, stapte hij voort met opgeheven hoofd,
want zijne beminde was de heldin van een groote jus
titiezaak, en zij had altijd gesproken ten gunste van
een onschuldige, ook toen iedereen nog aan diens schuld
geloofde.
De lezer begrijpt nu ook hoe gelukkig het
voor Karei was, een man als Groote Pier aan
zich te verbinden.
Onder den grootschen titel van admiraal
der Zuiderzee (ook wel: Kapitein-Generaal)
aanvaardde Pier het opperbevel over de Gel-
dersche vloot.
Daar Harlingen, Franeker en Leeuwarden op
de hand van Karel V waren, zocht Groote Pier
de krijgsbehoeften en levensmiddelen, die van
uit Holland naar Harlingen werden gezonden,
te onderscheppen en tot eigen voordeel aan te
wenden.
En Pier kweet zich stoutmoedig van zijn last.
Hij zette de taak der Gelderschen zóó krachtig
voort en roofde met zooveel onversaagdheid
alles, wat niet van zijne partij was, dat hij in
1517 zijne vloot door al de genomen schepen
tot 150 kielen, bemand met 1200 stoere lieden
zag aangegroeid en als de geesel der Zuiderzee
werd gevreesd.
Wij zouden te uitvoerig worden, indien wij
al de bekende bijzonderheden van zijne tochten
en scheepsstrijden hier wilden mededeelen.
Zijne daden bewezen, hoe, bij de ruwheid dier
tijden, wraakzucht en volkshaat zulke vaak on-
menschelijke krijgers konden vormen, die on
der de leus van vaderlandsliefde alles durfden
bestaan.
Met zijne groote macht kon Groote Pier
stoute plannen volbrengen. Te vergeefs wapen
de Holland zich tegen zijn euvelmoed, door
in de Westfriesche steden bestendig schepen
tegen hem uit te rusten. Het eerste 11-tal,
dat Pier niet verre van Hoorn ontmoette, werd
prijsgemaakt. Een tweede vloot van 28 zei
len, onder Hieronymus Snees, in zee gestoken
met geld voor de betaling van het Hollandsche
krijgsvolk in Friesland, werd door hem met IS
schepen aangevallen en na een bloedig gevecht
bemachtigd. Vierhonderd gevangenen werden
in triomf te Workum opgebracht. Uit Enkhui
zen werd eene vloot, waarbij 34 Rijnschepen,
afgezonden, om Pier te bestrijden, doch ook
deze werd genomen en deels vernield. Ver
stoord over de trouweloosheid van sommige
kooplieden van Medemblik, verzamelt hij zijne
macht bij De Kuinder, valt Medemblik aan,
plundert en verbrandt ze ten deele en keert
met buit beladen terug.
Ook Hindeloopen, dat door een hopman Teng-
nagel met 300 Bourgondische soldaten was
bezet, viel hij heftig aan, drong er binnen en
wegens overtreding der Leerplichtwet, eene boete van
f 0,50 of 1 dag hechtenis.
3 K. v. d. M., 50 jaar, timmerman te Groningen,
in zaken van minderjarigen als bloedverwant voor den
rechter geroepen, om te worden gehoord, noch in per
soon, noch door tusschenkomst van een gemachtigde
verschijnen, zonder geldige reden van verschooning,
eene boete van f 15 of 5 dagen hechtenis.
4 P. K., 42 jaar, veehouder te Deersum, zonder
daartoe gerechtigd te zijn, vee laten loopen op eenig
hooiland, eene boete van f 5 of 2 dagen hechtenis.
5 A. v. d. W., 47 jaar, arbeidster, wed. van F. V.,
te Sneek, wegens op eene plaats, bestemd en gebruikt
tot het verkoopen en afleveren van waren, voorhanden
hebben van eene maat, voorzien van het afkeuringsmerk,
eene boete van f 2 of 1 dag hechtenis.
6 R. Z., 30 jaar, koopman te Sneek, idem alsvoren,
van eene maat, niet voorzien van het vereischte stem-
pelmerk, eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
7 J. O. v. H., 43 jr., bakker te Sneek, idem alsvoren,
eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
8 H. B., 36 jaar, koopman te Sneek, idem alsvoren,
eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
9 B. de V., 37 jaar, koopman te Sneek, idem als
voren, eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
10 W. v. T., 41 jaar, winkelier te IJlst, idem als
voren, voorzien van het afkeuringsmerk, eene boete van
f 3 of 1 dag hechtenis.
11 S. EL, 42 jaar, koopvrouw te IJlst, idem alsvo
ren, eene boete van f 2 of 1 dag hechtenis.
12 J. V., 40 jaar, manufacturier te Sneek, idem
alsvoren, niet voorzien van het vereischte stempelmerk,
2 boeten van f 2 elk of 1 dag hechtenis voor iedere
boete.
13 T. T., 34 jaar, manufacturier te Sneek, wegens
op eene plaats, bestemd en gebruikt tot het verkoopen
en afleveren van waren, voorhanden hebben van 4
andere, dan wettelijke maten, vier boeten van f 5 elk
of 2 dagen hechtenis voor iedere boete.
14 G, de V., 38 jaar, winkelier te Sneek, wegens
op eene plaats, bestemd en gebruikt tot het verkoopen
en afleveren van waren, voorhanden hebben van eene
maat, niet voorzien van het vereischte stempelmerk,
eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
15 R. S., 61 jaar, groentenhandelaar te Sneek,
idem alsvoren, eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
16 F. D., 38 jaar, winkelier te Hommerts, idem
alsvoren, eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
17 W. P., 65 jaar, winkelier te Jutrijp, idem alsvo
ren, eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
18 A. B., 62 jaar, winkelier te Deersum, idem alsvo
ren, voorzien van het afkeuringsmerk, eene boete van
f 3 of 1 dag hechtenis.
19 J. v. d. S., 34 jaar, koopman te Sneek, idem
alsvoren, niet voorzien van het vereischte stempelmerk,
eene boete van f 3 of 1 dag hechtenis.
20 H. v. d. M., 56 jaar, handelaar in brandstoffen te
Sneek, idem alsvoren, 2 boeten van f 2 elk of 1 dag
hechtenis voor iedere boete.
21 R. L. S., 61 jaar, koopman te Sneek, idem als
voren, 2 boeten van f 2 elk of 1 dag hechtenis voor
iedere boete.
22. P. V., 39 jaar, fabrikant te Sneek, idem alsvo
ren, voorzien van het afkeuringsmerk, eene boete van
Vervolg.
De volgende middelen had Karei van Gel
der, om Groote Pier en zijne volgelingen over
te halen. Vooreerst: den haat, welken de Frie
zen, evenals hij, de Hollanders toedroegen.
De Hollanders immers waren de erfvijanden
der Friezen.
West-Friesland hadden de Hollandsche gra
ven sinds lange, lange jaren van Friesland
afgenomen. Herhaalde pogingen hadden zij
ook gedaan, om het eigenlijke Friesland te
bemachtigen. En nu had de gehate Saks op
eene, in der Friezen oog verraderlijke wijze
Friesland voor geld! aan Karel V verkocht
en Friesland zou dus Hollandsch worden.
Een ander middel om Groote Pier over te
halen bezat Karei van Gelder in eene vrij
aanzienlijke vloot, welke hij op de Zuiderzee
had uitgerust en bemand, om Holland ook ter
zee en van uit zee te tuchtigen. Sedert 1504,
toen hij te Harderwijk die vloot uitrustte, had
hij het vooral op de rijkgeladen koopvaardij
schepen der Hollanders gemunt.
De Hollanders waren ook op tegenweer be
dacht.
Wagenaar vertelt b.v. in zijne Vaderland-
sche Historie, dat Filips de Schoone in 1504,
tot bescherming van de Zuiderzeekust, te Hoorn,
Enkhuizen en Edam eenige oorlogsschepen uit
rustte en, vreemd genoeg, het bevel daarover
opdroeg aan den zeeman Pieter van Leeuwar
den, blijkbaar een Fries.
De eerste tocht der Geldersche vloot, in
1504, mislukte. Bij Monnikendam werd ze
teruggeslagen. Maar later, buiten andere stroop
tochten, waagde ze het zelfs in 1507, en op
nieuw in 1512, de stad Amsterdam aan te val
len, de voorstad in brand te steken en den
tweeden keer ook 22 koopvaardijschepen in
vlammen te doen opgaan.
Om kort te gaan, Karei van Gelder was een
geducht tegenstander van Filips de Schoone
en zijn zoon werd door Groningen als opper
heer, door Utrecht als beschermheer erkend
en wist vijftig jaren lang de machtige heeren
uit het Bourgondische en Oostenrijksche Huis
te trotseeren.
Wonder dat die stoutmoedige Karei geheel
Friesland niet spoediger onder zijne macht wist
te krijgen.
>URANT