wl ttS- EJ AlIVERTL’ïTIEBLA» Het boekje van den melkboer. I VOOll Slffi M MSTEEEES. 1 I I J Zaterdag 25 November 1905. 60e Jaargang. No. 94. ‘t Wordt Sinterklaas. B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Uitgever: Feuilleton. j rat d. >r te j en II. Den volgenden middag. Marie (zet het koffieservies op tafel en wil weer Marie, wacht nog even! Heb je van mor- Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. het zijn er ontsteken lengstuk Eenmaal moet er orde in huis komen. O ja wel, dat ben ik volkomen met je eens. Naar het Duitsch van B. v. T. flt n- :u een naar nacht niet droomen, of dat jelui droomden koek te Sinterklaas al en grijp jeP Mijnheer gepraat? Mevrouw Mijnheer Maar nu is alles opgeschreven, en is het overbodig, er nog meer woorden aan te verspillen. Marie, tel maakt. van en Letterlijk opgevat. Onder de regeering van Gustaaf III van Zweden was prins von Holstein-Gottorp gou verneur van Stralsund. Deze beambte verheugde zich in den algemeenen haat der bevolking. Hij maakte het er ook naar,door alles met den politie-stokte willen door zetten. Er bestond in dien tijd nog geen straatverlichting en nu vaardigde de prins een ukase uit: Ieder, die na zonsondergang zonder lantaarn wordt aangetroffen, zal in hechtenis genomen worden en op de hoofdwacht vijf stokslagen ontvangen. De Stralsunders verschenen nu met lantarens, maar in geen enkele lantaarn stak een kaars. Daarop kwam een tweede rescript In elke lantaren moet een kaars zijn. Alzoo geschiedde, maar de Stralsunders staken de kaars niet aan. De prins, verwoed, kondigde toen een bevel tot het ontsteken der kaarsen af. De Stralsunders gehoorzaamden, maar droegen de lantaars voortaan onder de mantels. Een nieuwe verordening gelastte, de lantaarns open te dra gen. Nu verschenen de Stralsunders roet geweldig groote lantarens, waarin pieterige kaarsjes. De prins, ten einde raad, vroeg den koning wat hij moest aanvangen. Vertrekken en de burgerij niet meer plagen, was het antwoord. (Kroniek.) I. Voor het uitgaan. Mijnheer’. Goede hemel! Ben jenu eindelijk klaar? Anders komen wij aan, wanneer de partij al is afge- loopen. MevrouwJa, ja, ik kan het huishouden toch niet in den steek laten! Die ellendige melkboer ergert mij al maanden lang met zijn afrekeningen. Nooit komt het uit. En nu heb ik een heele maand lang eiken dag zelf in een eigen boek opgeschreven, hoeveel melk wij eiken dag van hem genomen hebben. Ik moet al leen nog maar eventjes opschrij ven van de laatste vier dagen. Nu, dat weet ik uit mijn hoofd, hoeveel melk we die dagen hebben gehad. Morgen komt hij het geld halen. Marie, hier is het boek, en hier heb je geld, 20 Mark. Laat dat wisselen, als de melkboer morgen soms komt, terwijl ik nog slaap, wat best mogelijk is, als wij van avond laat thuis komen. Maar je betaalt geen cent meer, dan in het boek is opgeschreven, be- Ben je nu nog niet klaar met al dat om mijn boeken te vervalschen. Mynheer (verschrikt): Och, kom, je zult je wel vergissen! Een dergelijken indruk heeft Marie nooit op mij gemaakt! MevrouwO, natuurlijk niet! Wie zal nu op jou een dergelijken indruk maken! In jou oogen zijn alle men- schen onschuldige lammetjes. Daar heb je nu al weer zoo’n model-exemplaar! Ik geloof, dat ik het schepsel op staanden voet door de politie zal laten halen en in vei hoor nemen. Mijnheer (neemt haar hand in de zijne)Clara, ik zou graag willen, dat je een beetje kalmer en verstan diger was. Wat heeft de politie hier nu mee te maken! Je moet eerst zelf eens navraag doen en de zaak wat nauwkeuriger onderzoeken. Mevrouw Na vraag doen? Onderzoeken? Wat wou je dan eigenlijk, dat ik onderzocht? Zie ik dan niet ge noeg? Heb ik geen oogen meer? Daar, zie jij ook niet wat daar staat? Mijnheer Zeker, dat zie ik heel duidelijk. Daar staat, net als overal, 17, kan. MevrouwEn is dat je niet voldoende? (Slot volgt.) ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. een gekocht? Ik hoop toch dat het niet weer is zoek geraakt? Je hebt hem toch soms niet betaald volgens zijn berekening? MarieNeen, volgens ons boekje! Hij had niet eens een rekening bij zich. Mevrouw (springt op in groote agitatie)Jullie zijn weer aan het knoeien geweest! Je hebt er samen maar wat van gemaakt! Kun je nog niet eens fatsoenlijk optellen MijnheerClaartje, Claartje, wind je toch niet zoo op! Mevrouw Ochhemel, als je, ondanks alle moeite die je je geeft, telkens weer bedrogen wordt Marie Wat zegt u? Bedrogen? Ik zou iemand be drogen hebben? Dat heeft niemand me nog ooit gezegd! Mevrouw Jou beschuldigt immers niemand Marie(begint te huilen. Dan op beslisten toon) Ik heb den melkboer precies gegeven, wat er in het boekje stond. En als u wilt, dat ik den eersten wegga, dan moet u het maar zeggen. Ik sta voor mijn werk, en ik kan aan eiken vinger een anderen dienst krijgen. Ik ben niet van plan, me zoo te laten behandelen! (Af.) MijnheerMaar weet je wel zeker Mevrouw-. Zeker? Zeker? Ja natuurlijk weet ik het zeker! De vorige maand heeft dat schepsel ook al te veel betaald, en het boekje was spoorloos verdwenen. Mijnheer-. Wel, ditmaal heb je immers zelf alles opgeschreven en nog wel in een nieuw boekje? Waarom kijk je het dan niet eenvoudig na? Daar ligt het onge luksding immers, op het buffet. (Wil zelf er naar grijpen.) Mevrouw(Voorkomt hem, werpt een blik in het kasboekje en slaakt een luiden gil)Wat is dat? nu heeft dat schepsel warempelneen, daarvoor staat mijn verstand stildie meid is onbeschaamd genoeg dankbaar en droomen van den goeden Sint, die hun nu reeds zijne gaven bracht. Wat zal dat morgen wèl geven En als zij slapen, dan vangt het werk aan van Vader en Moeder, het liefste werk dat zij ooit verrichtten, het werk, dat het hoogste ver langen hunner kinderen zal bevredigen. O, wat kunnen wij ons nu nog wel verlusti gen in den tijd, dat wij ook zoo deden. De stoeltjes waren klaar gezet, ja, zelfs schoenen en kousen niet vergeten. En als de bengels sliepen, slopen wij op de teenen naar de slaapkamer. En wij vulden schoenen en kousen met pepernoten en mop pen en taai-taai en soms ook wel met turf molm. En wij belegden de stoeltjes met alles, wat onze kleuters van Sinterklaas gevraagd hadden. En dan zagen wij, na afloop, nog eens na, of wij alles wel goed geregeld hadden. En dan, ja dan, wenschten wij elkaar een zoo welgemeend: «Goeden nacht,alsof dat Sinter- klaasfeest voor ons een verzceningsfeest was, ofschoon wij nooit een enkel woord met elkaar gehad hadden. En dan den volgenden morgen! Wat was dat een heerlijk feest! De jongens en meisjes op bloote voeten, zoekende naar dit en naar dat, in schoenen en kousen, op tafeltjes en stoeltjes, en daarbij uitroepende: «Ik heb dit en dat gekregen, wat heb jij?® En dan dat gejubel van allen, omdat zij kregen, wat zij gewenscht hadden! En dan stonden wij daar natuurlijk bij als gelukkige ouders, die er niet aan dachten op dat oogenblik, dat dezelfde kinderen, die thans zoo innig dankbaar, zoo innig gelukkig waren, ons eens, als ondankbaren op ’t hart zouden kunnen trappen. Doch dat is met ons niet gebeurd en wij hopen, dat vele onders dit met ons mogen instemmen-. En na de weldaden van ouders ontvangen te hebben, dan naar Grootvader of Grootmoe der, naar Oom of Tante, ja, naar allen, met wie zij in betrekking staan. Wat een heerlijke dag, die Sinterklaasdag, voor ouders en kinderen! Ja, zoo hebben wij hem gekend èn als kind èn als ouder. Zal ’t nu met den aanstaanden Sinterklaas ook weer overal zoo zijn? Voor ons natuurlijk niet; wij zijn die tijd, helaas ontwassen. Als men ouder wordt, leeft We gaan zoo langzamerhand den tijd weer tegen van de korte dagen en de lange nachten, den tijd, waarin de aarde uitrust en slaapt, om daarna weer als jong, als her leefd te ontwaken. Vervelend toch zulke korte dagen en lange nachten, niet waar? Al, naar men ’t nemen wil. Als het oog des daags zich om vijf of vier uur sluit en wij zijn liefelijke stralen moeten vervangen door die van het kunst licht, dan breekt voor menigeen de nacht aan en hij verlangt er naar, zich ter ruste te begeven, niet om nieuwe krachten verzamelen voor den volgenden dag, maar om in den slaap vergetelheid te zoeken van denkbeeld, dat hij nog leeft. Maar er gelukkig ook nog voor wie, met het van het gas of de lamp, een ver- aan den dag gemaakt wordt, dat hen oneindiger gelukkiger maakt dan de dag zelf was Het is een gure, een regenachtige dag geweest, of wel een, waarop de sneeuw vlokken ons om de ooren vlogen. Gelukkig, met het ondergaan van de zon, moesten de werkzaamheden buiten gestaakt worden. Vader is thuis gekomen en wordt door zijn kroost met gejuich ontvangen. Moeder weet, dat hij van wat schemeren houdt. Zij heeft dus het haardvuur ontstoken en zijn sloffen klaargezet. En nu zit de familie heel ge zellig: vader en kinderen rondom haard of kachelMoeder bij de tafel een steekje breiende. Hè, wat is dat een gezellig tijdje; want Vader kan vertellen, zóó mooi als je ’t nog nooit gehoord hebt, veel mooier dan jou Vader, zegt de oudste den volgenden dag tegen zijn schoolkameraad. Nu, dat kan Vader ook. Soms barsten d£ kinderen in een jubelend gelach uit, soms houden zij hun hart vast van vrees, meermalen ook worden zij tot tranen toe bewogen, al naar den inhoud der vertelling. En Moeder hoort dat alles aan, met een glimlach van geluk om de lippen. Maar zoo als aan alles, moet ook aan dit gelukkig samenzijn een einde komen. «De Duimelots moeten naar bed,« zegt Moeder »en van ’t moest wezen, Moeder heeft Sinterklaas en zijn ze nooit beangst ge- zij nu eenmaal niet goed ook. Maar als Vader eerst recht gerust; een, twee, drie! vliegen door de kamer en dan is en grabbelen, zooveel je i En de kleinste kleuter achter Moeders weggaan.) Mevrouw gen den melkboer betaald? MarieJa, mevrouw. Mevrouw Zoo, en? Moet ik eerst weer voor de zooveelste maal het overgebleven geld terug vragen? Je weet toch wel, dat je me altijd dadelijk de quitantie en het overgebleven geld moet terug brengen. Marie Ja, mevrouw, ik zal het u dadelijk geven. (Korten tijd af. Komt terug met een kasboekje en elf Mark.) MevrouwWat is dat? Elf Mark? Dat komt niet uitZooveel melk hebben wij niet gehad! Marie Ik heb het opgeteld in uw boekje en precies betaald, wat erin stond, mevrouw! Mevrouw Dan heb je verkeerd opgeteld. Ik heb gisteren en een paar dagen van te voren ook, gauw even uit mijn hoofd uitgerekend, hoeveel het was! Zoo en zooveel maal anderhalven kan en zooveel maal een halven kan, dat is toch dunkt me gemakkelijk uit te rekenen! Heb je het boekje dan soms weer niet aan den melkboer laten zien? Waarvoor heb ik er dan weer eten!« »Hè, was dat maar waar!® galmt het jonge volkje. Intusschen heeft zij ’t licht ontstoken en de boterhammen voor den dag gehaald. En de jongens smullen er in, alsof zij koek aten. En als zij straks Vader »goenacht« gekust hebben, Moeder ze in het nachtgewaad gesto ken heeft en zij hun avondgebedje gebeden hebben, dan slapen zij rustig in en droomen, dat twee goede engelen hun nachtrust bewaken en alle leed verre van hen houden. Gelukkige Kinderen, gelukkige Ouders! En als de jongens den slaap der rechtvaardi gen slapen, dan verdiepen zich de ouders in hun eigen jeugd, hoe het toen alles was en zij vertellen elkaar van hun kinderleed en hun kindervreugd en hoe ze soms weenden om allerlei niets beduidende zaken, zonder er aan te denken, hoe ’t soms nog zal kunnen komen, dat zij zullen moeten weenen over heel ernsti ge zaken. En terwijl Vader haar daarna ’t vervolg leest van ’t verhaal, waaraan zij gister avond begonnen, zijn Moeders handen nog al tijd ijverig bezig, totdat het bedklok]e slaat, dat ook hen een gelukkig «Welterusten* toe roept Vooral worden de avonden gewichtig, als nadert! Dan zitten de kinderen voor Vaders thuiskomst rondom den haard i zingen: «Sinterklaasje, bonne, bonne, bonne, Gooi wat in de leege tonne, Gooi wat in de huizen, Wij zullen grabbelen als katten en muizen.® En is ’t niet vreemd? ze nooit bedreigd met zwarten knecht en Daar houdt dat is komt, dan zijn ze toch maar dan ook een, twee, drie! vliegen de pepernoten door de kamer en dan is het grabbelen en grabbelen, zooveel je maar kunt. En de kleinste kleuter zoekt een schuilplaats achter Moeders rokhoeveel praatjes hij ook gehad heeft, en de anderen zijn er toch ook niet heel erg gerust op, of alles wel in ’t reine is. »’t Was Vader!« oppert toch eindelijk de oudste in stilte tegen zijn zusje. Deze is er nog niet zoo heel zeker van, maar niettegen staande deze onzekerheid zijn ze toch heel jij alles nu maar op, geef den melkboer morgen het geld, en ga jij nu eindelijk mee, Claartje! Mevrouw(tot het dienstmeisje)Zul je overal goed voor zorgen? Mijnheer Ja, ja, dat doet ze immers eiken dag. (Plotseling door ontroering overmeesterd). Maar laat het nu toch eindelijk uit zijn! Anders valt de koetsier nog op straat in slaap, als dat tenminste al niet lang is gebeurd! (Beiden af.) men slechts in de herinnering. Maar voor velen kan ’t en zal ’t zoo nog wel zijn. Voor velen, ja, doch voor nog meerderen? Och, Vader en Moeder, zij zouden ’t zóó graag willen, maar Sinterklaas kan hun kluis- ken niet vinden. En de kinderen, zij staan voor de Sinterklaastafel en voor de ramen van koek- en banketbakker en zij watertanden naar alles en nog wat, maar hun vurig hopen en verlangen blijft onvervuld. Sinterklaas kan hen in hun stulpje niet vinden. En zij klagen bij Vader en Moeder en dezen laatsten gaat een zwaard door de ziele en zij voelen een wrok opkomen in hun hart tegen de bezitters en zij zijn reeds geneigd in opstand te komen tegëh hun Heer en Schepper, en daar op eens wordt de klink van de deur gelicht. En als Vader eens kijken gaat, sleept hij een mand naar binnen. En als allen zich daar omheen geschaard hebben, dan wordt van alles ont pakt: Turf en hout en speelgoed en lekker nijen. En de arme stumperds van kinderen jubelen en juichen: «Sinterklaas heeft ons toch kunnen vinden!® En Vader ontbloot het hoofd en Moeder vouwt de handen. En beiden sta melen: -»God is goed en de menschen zijn goed!® En alle wrok is uit hun hart verdwenen. Zoo kan het zijn en zoo zal het ook zijn in den een of anderen vorm, of al ons geloof in het goede hart des menschen is bij ons geheel en al uitgedoofd. Doch wij blijven nog altijd gelooven aan het goddelijke in den mensch en hopen nog steeds, dat Sinterklaas moge blijven een vriend van den Rijke, die zijn kinderen weldoet; maar ook een trooster van den Arme, die hem leert: «Rijken en Armen, zij zijn allen voor God gelijk, zij zijn allen kinderen van éénen Vader.® Dat zóó ons Sinterklaasfeest moge zijn, een feest van zonneschijn in ’t hart, al is de zon daarbuiten ook bedekt door wolken; een feest van poëzie. E C. t I I ill OURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1