1 8IEHW8- EJ AbVERTKSTIEBLAD VOOR SHU ES OKTIffiEl. -I1 j Zaterdag 9 December 1905. 60e Jaargang. VOSJE. r/ Onthouden en vergeten. J I 1 No. 98. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Kantongerecht te Sneek. Feuilleton. ^2 vrede N. M. C. war men 1 frisch gemaaide weide werd gehaald. Het was op een warmen Julinamiddag, de familie zat Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. HET KALIGEBRUIK IN DEN LANDBOUW. I Zou er één plaatsje in Nederland zijn, waar de boeren geen Kali kennen, geen Kali gebruiken? We kunnen gerust zeggen, dat het Kaligebruik in den Landbouw op het oogenblik algemeen is, en een landbouwer zou zich schamen, als gij durfdet veronderstellen, dat hij geen Kaïniet, geen patent Kali of Choorkali kende. En toch, wij behoeven slechts ongeveer 40 jaren terug te gaan, toen er van Stassfürter Kalizouten nog geen sprake was, toen nog niemand gehoord had van Kaï niet of iets dergelijks, toen men hoogstens wist, dat zeepsop, waschwater, houtasch en dergelijke goed was voor de planten. Het was in ’t jaar 1861, dat de Kali- mijnen te Stassfürt geopend werden en nu ruim 40 jaren daarna is de Kali een onmisbare meststof, op de klei als op het zand en in ’t veen. In 't jaar 1865 wer den 1313900 KG. Kaïniet uit alle mijnen te zamen naar boven gehaald. In ’t jaar 1903 bedroeg dat aantal 1528052300 KG., dus ongeveer 1200 maal zooveel. In het jaar 1861 bedroeg de gezamenlijke hoeveelheid Kalizouten uit de Stassfürter mijnen, aan landbouw en industrie beschikbaar gesteld, 2293000 KG. In ’t jaar 1904 is door diezelfde mijnen verzonden 3939518700 KG, dus ongeveer 1800 maal zooveel. Ook in Nederland is het Kaligebruik in den landbouw enorm toegenomen. Volgens dezelfde officieele statistiek, waaruit boven staande cijfers zijn genomen, was het verbruik van Kaïniet in 1895 in Nederland 13340500 KG. en in 1904 ruim 4 maal zooveel, namelijk 54606200 KG. Ook het Maar voor de tweede maal zou ik het niet kunnen doen. De beide paarden waren nog van mijn vader en hebben hem grafwaarts getrokken. Zij behoorden om zoo te zeggen tot de familie. Nu, dat is zoo moeilijk niet, zeide Eisenloh, ik zal dat zaakje wel opknappen. Geef u hem mij maar mee. Ik zou u inderdaad zeer dankbaar zijn, maar ik heb een voorwaarde, hij mag niet bij den vilder komen. Laat u hem op de een of andere manier begraven. Ik betaal de onkosten. Bruno heb ik ook begraven. Dat zal gebeuren, zeide Eisenloh, indien ik u daarmee een genoegen kan doen op zijn dik gezicht lag een uitdrukking van welwillendheid de onkosten verreke nen wii wel bij den volgenden koop. Otto Bake knikte toestemmend. Maar een oogenblik schudde hij besluiteloos het hoofd. Houd Vosje ten minste nog tot de winter komt, kwam zijne vrouw tusschenbeide, de kinderen zijn zoo aan het dier gehecht. Het is mij alsof wij met Vosje iets uit onze familie weggeven. Gun hem ten minste nog een paar zomermaanden! En wat dan, Elisabeth? Wie is er dan, die hem mee nemen wil? En zelf doe ik het niet weer aan Bruno heb ik genoeg. De tranen kwamen de vrouw in de oogen. Kom, wees verstandig, vrouwtje, zeide hij geruststel lend en klopte haar op den schouder. Vosje is zichzelf tot last, dat moet je ook bedenken. Moedig onderdrukte zij hare tranen. Dan zal het zoo wel het beste zijn, zeide zij zacht, maar dan ga ik met de kinderen in huis, opdat wij er niets van merken. Zij ging naar de achterkamer, terwijl Vosje uit de friseb gemaaide weide werd gehaald. (Slot volgt.) In de Woensdag 29 Nov. j.l. gehouden zitting wer den de volgende vonnissen gewezen 1 J. A., 53 jaar, veedrijver te Leeuwarden had ver zet aangeteekend tegen een vonnis van 6 Sept, jl., bij verstek gewezen, waarbij hij wegens openbare dron kenschap, bij 8e herhaling gepleegd, was veroordeeld tot eene hechtenisstraf van 7 dagen en tot plaatsing in eene Rijkswerkinrichting voor den tijd van 9 maan den. Dit vonnis werd nu bekrachtigd. 2 H. B., 39 jaar, werkman te Sneek, wegens over treding der Leerplichtwet, bij 3e herhaling gepleegd gebruik der geconcentreerde, gezuiverde zouten neemt toe. Van chloorkalium bv. werd in ’t jaar 1895 in ons land gebruikt 396600 KG. en in 1904 ongeveer 7 maal zooveel, namelijk 2750600 KG. Het gezamenlijk bedrag van alle kalizouten, die inden landbou w gebruikt wor den, is van 1895 tot 1904 toegenomen van 17615300 KG. tot 70462700 KG. Deze cijfers, die officieel zijn, zeggen meer dan boekdeelen vol. Ieder, die bij erva ring weet, hoe moeilijk het is, oude, ingewortelde ge woonten, af te leeren en nieuwe methoden ingang te doen vinden, moet dan ook verstomd staan bij het zien dezer cijfers. En ’tkan niet anders of deze kolossale stijging van het Kaligebruik in den landbouw zal door ieder toegeschreven worden aan de goede resultaten, die de bemesting met Kali overal heeft. Het meest worden, wel is waar, de Kalizouten nog gebruikt op de diluviale gronden, maar de verslagen van de rijkslandbouwproef- velden in Zeeland, Friesland en elders, zijn daar, om te bewijzen, dat Kali ook op klei gebruikt kan worden en er op kleigronden met verschillende Kalizouten uitste kende resultaten verkregen zijn en deze meststof dus kan medehelpen om den landbouw winstgevender te maken. Natuurlijk is dit alles niet zonder moeite ver kregen. De bestuurders van de Stassfürter Kalimijnen sparen geen moeite om de landbouwers omtrent het gebruik en de samenstelling der Kalizouten op de hoogte te stellen. In de voornaamste landen van Europa zijn kantoren of bureau’s opgericht, waar de landbouwers en tuinlieden gratis inlichtingen kunnen vragen. Ook in het onze. In ons land is het Land bouwkundig Bureau van het Kalisyndicaat (directeur Herman Lindeman, landbouwkundige) te Utrecht, Oude Gracht no. 48Ms bij de Bakkerbrug. Mochten er lezers zijn, die bij het gebruik van de Kalizouteu in den land bouw belang hebben en in het aanstaande voorjaar deze meststof willen gebruiken, dan kunnen zij aan genoemd bureau gratis en franco inlichtingen bekomen. O.-G. J. A. V. Boldin behoorde tot die kleine landgoederen in Rugen, waarop de bezitter slechts met moeite en zorg een bestaan kan vinden. Daar wordt geen goed betaalde opzichter gehouden en de plaats van gouvernante door de huisvrouw zelf vervuld. Een slechte zomer kan de geheele met moeite staande gehouden heerlijkheid overhoop werpen; dat weet ieder en opdat hij in ieder geval wil voelen, gedaan te hebben wat menschelij- kerwijze mogelijk was, let hij angstvallig op alle kleinigheden. Hij leeft voortdurend in zorgen en iedere wolk, die dreigend opkomt, kan de altijd gevoelde vrees tot werkelijkheid maken. Otto Bake was echter van een practische natuur en beschouwde dit leven van voortdurend hopen en vreezen als iets onvermijdelijks en berustte er daarom in. Vroeger, toen zijn vader nog leefde, was de bezitting veel uitgebreider geweest en werd de familie als de eerste van de streek aangezien. Maar er waren slechte zomers gekomen en hun vader was genoodzaakt ge weest, het grootste gedeelte van de omliggende gronden te verkoopen. Toen hij stierf, kon hij nog met eigen rijtuig naar het hooggelegen kerkhofje gebracht worden. Voorden zoon bleef slechts het kleine landgoed Boldin over. Dat is reeds vele jaren geleden. Otto is intusschen getrouwd met een fijn, bleekzuchtig juffertje uit de stad, van wie niemand ooit had gedacht, dat zij zich zou kunnen schikken in de landelijke gewoonten. Zij heeft hem wat geld mee ten huwelijk gebracht en hem drie kinderen geschonken, allen gezond en flink en het leven op Boldin gaat kalm zijn gang in eendracht en liefde en met de vage hoop op betere tijden. uitoefening dezer kunst is steeds overwinning, die tot duurzamen een grooter kunst dan ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. De zitting der rechtbank was geëindigd. De uitspraak was geweest, dat de landheer Otto Bake schuldig be vonden was aan het misdrijf van doodslag van den veehandelaar Godfried Eisenloh van Bergen en met aanneming van verzachtende omstandighe den veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden, onder aftrek van den in preventieve hechtenis doorgebrachten tijd. De veroordeelde had verklaard niet in hooger beroep te willen gaan en terstond zijn straf te willen uitzitten. Na de voorlezing van dit vonnis maakte zich een groote opgewondenheid van het publiek meester. Men verdrong elkaar, trachtte op de banken te klimmen om den veroordeelde nog eens te zien, die tusschen de veldwachters in werd weggeleid. Met zwaren stap ging hij, de forsche gestalte gebogen, het strakke gezicht doodsbleek, de goedige blauwe oogen vol tranen, nadat hij zijn verdediger, die aan de zaaldeur wachtte, dan kend de hand had gedrukt. De beweging onder het publiek nam toe. Velen hadden met hunne onkunde van de wetten, op een vrijsprekend vonnis gerekend. Vier jaren en zes maan den aan zijn landgoed onttrokken, dat in deze tijden meer dan ooit het oog van den meester noodig had. Zijn vrouw zou wegkwijnen, zijn kinderen zouden den opvoeder missen welk een lot! En dat alles omdat een machtelooze woede hem had aangegrepen. Alles wegens een oud afgeleefd paard. in de tuinkamer bij de koffietafel en wachtte op den heer des huizes. Toen hij eindelijk verscheen was het slechts voor een oogenblik. Begin maar zonder mij te koffiedrinken. Eisenloh is er en ik wil hem de kalveren verkoopen. De handel duurde tamelijk lang, maareindelijk werd de koop gesloten en dertien stuks jong vee moest nog heden naar Bergen gezonden worden. De veehandelaar draalde nog een oogenblik voordat hij den landheer zijn vleezige hand toestak: Nu, als u weer eens wat heeft! Heeft u nog iets, dat u missen wil, een oude koe of een oud paard, dat nog niet rijp voor den vilder is? Ik kan ze wel gebruiken. Niet? Dan een volgenden keer. Adieu. Daarop wilde de dikke Eisenloh, die gekleed was in een opzichtig geruit pak, zich verwijderen. Eisenloh nog ’n woordje, riep de landheer nadat hij met zijn vrouw een blik van verstandhouding had gewisseld: Nu u toch van een oud paard spreekt zou u mij een dienst willen bewijzen? Hoe dan? De veehandelaar draaide zich om. Ik heb Vosje nog. O, die oude gele rakker, die kreupel is? Heeft u dien nog? Laten wij er eens over spreken. Die heeft geen waarde meer, daarmede is het gedaan. Tot voor vier maanden heeft hij nog eiken dag een half uurtje licht werk gedaan maar nu kan ik het niet langer aanzien, hij kan de pooten nauwelijks meer op heffen en verteert het voedsel ook niet meer. Die moet bijna zoo oud zijn als Methusalem. Voor jaren reeds zag hij er uit als een geraamte. Hoeveel moet ik er voor geven? Dat bedoel ik niet. Ik wil hem eigenlijk het genade schot geven. Hij is zich zelf en mij tot last en een kogel in het oor is het beste zooals ik het Bruno gedaan heb. toch wel geen sprake zijn, want wie deze vraag niet weet af te wijzen heeft de eerste beginselen der zedeleer nog te doorloopen. We moeten evenwel verder gaan, en ook ver geten, wanneer er maar eenig vermoeden be staat, dat zulks in het belang eener goede verstandhouding kan zijn. De herinnering aan minder goede oogenblikken in de geschie denis onzer wederzijdsche betrekkingen is dikwerf een vijand, wien wij de deur moeten wijzen. Het heerlijk en verheven voorschrift «verge ven en vergeten* geeft soms een zwaren levens strijd we vergeven zoo vaak zonder te vergeten! En de een leidt. Ja, vergeten is onthouden! maar overstelpen en het tot berstens toe op gevulde magazijn zou geen plaats meer gun nen aan iets nieuws, dat noodiger is. Die kennis was evenwel noodig om ons te oefenen in het vormen van een oordeel. Tot hiertoe was slechts sprake van ver standelijke vorming er is echter meer in de school van het leven. En dan vragen wij: Is het noodzakelijk, is het zelfs wel gewenscht, alles te onthouden, wat het leven ons heeft geboden en wat ons in den omgang met an dere menschen is wedervaren? Ondervonden lief en leed moeten ons den verderen weg aanwijzen; deze gidsen kunnen we niet ontberen. De herinnering aan begane misstappen of minder goede handelingen moet ons behoedzaamheid leeren en zelibeheersching aankweeken. Aangedane bejegeningen moeten ons opwek ken tot omzichtigheid in de keus van personen, aan wie we ons vertrouwen willen schenken. Onthouden is hier derhalve plichtmatig altijd... Altijd? Als iemand veel tegenspoed heeft gehad en dien eindelijk is te boven gekomen, dan kan het denken aan hetgeen achter hem ligt hem zoodanig drukken dat het zijn zelfvertrouwen schokt en hem den moed beneemt om kloek voorwaarts te gaan: de vrees voor een terug keer van den vorigen toestand blijft hem ver volgen, ontneemt hem zijn vreugde. Vergeten is hier een heele kunst, doch de wijste partij. Bovenal is er in onzen omgang veel, dat wij verplicht zijn te vergeten. Niet de vrien delijke woorden, ons toegesproken en de diensten, ons bewezen; trouwens die griffelen zich vanzelf wel in het geheugen door de krachtige inwerking van het goede op elke menschenziel. Tegenover het hartelijk gesprek, den handdruk, de innige vriendschapsbe wijzen, door ons allen meermalen in het leven ervaren, staan zoovele andere zaken. Want er worden wel eens dingen gezegd, met of zonder bedoeling, die we als een krenking moesten beschouwen; men heeft ons somtijds onbillijk beoordeeld, ons leed aangedaan door verwaarloozing onzer belangen, door werkelijk onrecht. De vraag is hier niet, of wij dat moeten vergeten, want met dat woord wordt bedoeld afzien van het gebruik eener mogelijke ge legenheid tot vergelding en daarvan moge Sommige menschen bezitten het vermogen om een bepaalde soort van voorstellingen lan gen tijd in het geheugen te bewaren, terwijl andere hun geregeld ontsnappen. De een blijft scherp op aardrijkskundige namen, een ander schept zonder eenige moeite naar welgevallen uit een onuitputtelijken voorraad jaartallen. Den aanleg voor het hebben van dergelijke verzamelingen kan men door oefening ont wikkelen en versterken, als hij echter niet aanwezig is, kan men dien niet gemakkelijk verwerven. Velen hebben ook de vatbaarheid voor het vastleggen van feiten, begrippen en indruk ken. Van den roman, dien men op twintig- jarigen leeftijd heeft gelezen, van het tooneel- stuk dat hij toen zag opvoeren, zou menigeen nog het heele verloop van a tot z kunnen navertellen, daarentegen heeft hij van lectuur, voor eenige jaren geleden gelezen, slechts een flauwe herinnering. Somtijds ontmoeten wij menschen, die ons verbazen door de gemakkelijkheid, waarmede zij letterkundige citaten aan den man weten te brengen en daardoor aan het gesprek een bijzondere bekoorlijkheid bijzetten. De mees ten hunner danken deze gaven aan het vroe ger meer gevolgd stelsel om frangmenten proza en poëzie uit ’t hoofd te leeren die rich ting is geenszins te laken, want goede ge dachten in schoonen vorm zijn voor het ge heugen wat doelmatige meubelen zijn in een vertrek. Valt bij deze beschouwingen te roemen de kunst van onthouden er is nog een andere heerlijke kunst n.l. die van vergeten. Wij ontvangen dagelijks tal van indrukken, gevolg van opzettelijke waarneming of onwil lekeurige aanschouwing. Wilde men die alle vastleggen, er ontstond spoedig gevaar voor verwarring. Niet voor ieder is die kans even groot, omdat de ver mogens van den geest ongelijk zijn. De erva ring heeft echter in deze geleerd, dat veel opnemen gewoonlijk gepaard gaat met vluch tig opnemen. Van hetgeen wij in onze jeugd leerden, zijn we een massa dingen vergeten, en dat is wezenlijk gelukkig; de overvloed zou ons 'S MRANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1