SHOTS- US AHmWBUD I De tweede vrouw. Oudejaarsavond. No. 3k S2e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzri., Singel, Sneek. BEKENDMAKING. Feuilleton. r I t Dinsdag 1 Januari 1907. 1 Kennisgeving. 4 4 I j I III. I I I Reddingsbaken *4 I 1 1 4 i. HOOFDSTUK IV. Naar het Duitsch. I «Corlswald. den 18en Juli. Lieve Therese! Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. >0 gaarne, maar kom toch even mee om een kleine verfrissching te nemen, vóór je naar je kamer gaat.« I i als een zwevend spook was zij den baron gena derd en had haar blanke hand op zijn arm gelegd. Marie trachtte Armgard te troosten, maar de kleine weerde haar heftig af en begon nog luider te schreien. Tiefort zag zijn schoonmama woedend aan en zei scherp »De verzen van den predikant zijn even slecht als smakeloos ik bewonder uwe keuze. Ik verzoek u, Armgard naar bed te brengen.* Met geheel het voorkomen van een onschuldige mar telares trok mevrouw Kaulfuss het schreiende kind naar zich toe. «Zeg je ouders goeden nacht, Armgard!* luidde haar zacht bevel. »Ik zal jerdan naar bed brengen.» »Zal ik u daarbij helpen?» vroeg Marie vriendelijk. »Ik dank u, mevrouw de barones. Het kind is bij zonder aan mij gewend, zij wil niet door vreemden geholpen worden. Ik verzoek u, Koert, mevrouw de barones in de eetzaal te geleiden. Een klein feestmaal staat daar gereed. Mevrouw, u zult mij hoop ik wel willen verontschuldigen. Het is mij heden werke lijk onmogelijk aan uw geluk deelneming te betoonen, wegens de lieve kleine, die zoo ontsteld is.* Terwijl mevrouw Kaulfuss zoo tot Marie sprak, had Tiefort zijn kind bij de hand gevat, toén zij hem goeden nacht wenschte. Hij fluisterde haar goede woordjes toe en scheen haar iets te verzoeken. Het kind liet echter de lip hangen en als een stomme reikte zij haar nieuwe mama de hand. Medelijdend streek de jonge vrouw echter langs haar donkere lokken, waarop het meisje nog meer begon te bever.. Het liep schuw naar hare grootmama, die weder beschermend den arm om haar heen sloeg en haar meenam. «Schenk mij dat feestmaal, Tiefort,* verzocht Marie haar man vriendelijk. voor deze gemeente zal plaats hebben in een der lo kalen van het gebouw Araicitia alhier, op den 14en Januari 1907, des voormiddags, te 91/, uur, zullende die jongelieden gehouden zijn te zorgen op plaats, dag en uur bovengemeld, aanwezig te zijn. Sneek, den 28 December 1906. De Burgemeester voorn oemd, P. FENNEMA, loco-Burgemeester. De BURGEMEESTER der gemeente Sneek, Gelet op de mededeeling van den voorzitter der be trokken commissie van onderzoek naar de geoefendheid van lotelingen der lichting 1906/7, Brengt ter openbare kennis, dat het onderzoek naar de geoefendheid der lotelingen van gemelde lichtingen, die dingen naar het bewijs, hetzij voor militaire be kwaamheid, hetzij voor lichamelijke geoefendheid, dan wel voor beide, bedoeld in art. 104 der Militiewet 1901, en zich daartoe tijdig ter secretarie hebben aangemeld, Ik had beloofd dadelijk na mijn aankomst hier, te zul len schrijven. Vergeef me, dat ik zooveel weken heb laten verloopen. Therese, ben ik het werkelijk? De menschen noemen mij «mevrouw*, hij zelfs sprak me ook aan als «lieve vrouw», maar mij komt het voor, alsof ik een naren droom heb. Hoe ik zoo moedeloos ben geworden, vraag je meteen hart vol medelijden? Als ik dat zelf maar wist. Zoolang de baron hier was en zijn vaste, beslissende stem voor mij alle zwa righeden uit den weg ruimde, zoolang had ik moed genoeg. Ik heb den moed niét verloren door de ter- neerslaande ontvangst van mevrouw Kaulfuss in haar rouwkleeding, ook niet door Armgard’s wanhopig gedrag en evenmin door al de ergernis, mij hier reeds gege ven. Neen, ik ben moedeloos geworden, nu hij voor onbepaalden tijd op reis is in een vreemd land. Overi gens moet ik er zelf om lachen, dat ik ook zoo zonder het zelf te willen, door deze woorden de oorzaak van mijn moedeloosheid heb neergeschreven. Maar nu daadzaken, want dié wil je liever, dan mijne bespie gelingen. Mijn hoofd is vandaag een beetje in de war; maar a’ komt het wat ongeregeld uit mijne pen, toch zult alles vernemen. Ik begin dan met mijn eersterbij hier in Corlswald. (Wordt *èrv<$t 7). Nu werd voor de jonge vrouw een eenvoudig land huis zichtbaar aan het eind van een eikenlaan. De vensters der beide verdiepingen waren alle helder ver licht rondom het huis moest zich een groot park uitstrekken, want aan alle kanten was het door donkere schaduwen omringd. Marie was verrast, zij bemerkte ook, hoe de baron bijna verbluft naar zijnliuis keek. Het rijtuig hield stil. Een paar netgekleede dienst meisjes kwamen haastig uit de vestibule toeschieten, wat den baron deed glimlachen. Luchtig sprong hij uit het rijtuig, waarvan een der meisjes met veel diepe buigingen de trede neersloeg. Vervolgens bood hij zijne vrouw met de meeste galan terie den arm. Marie deed haar best, het beven te Onderdrukken en leunde daarbij meer op Tiefort’s arm, dan het ge bruik meebracht. Hij bemerkte dat echter niet. Ver baasd zag hij het andere dienstmeisje aan, dat met een houterige buiging zei «Wij roepen mevrouw de barones het welkom toe!« «Ik dank u!« antwoordde Marie vriendelijk. Aan den arm van den baron betrad zij kalm en zeker den drempel van haar toekomstig tehuis. Met opgehe ven hoofd stapte hij voort, terwijl zijn gelaat verried, Een Oudejaarsavond is recht geschikt om den mensch, die niet geheel opgaat in zijn dagelijksch bedrijf en in alledaagsche beslom meringen, in een ernstige stemming te bren gen. Men is gewoon dien avond te vieren met huisgenooten, bloedverwanten en vrienden, alsof ’t een feestavond was. Men zit dan nog eens huiselijk, vertrouwelijk bij elkaar, zoo heelemaal in eigen kring en voor ’t laatst van ’tjaar. Dat «voor ’t laatst» maakt altijd op ons een weemoedigen indruk, wekt zachte, min of meer weeke, aandoenlijke gewaarwor dingen en stemt ons tot nadenken. We kun nen ons moeilijk aan den invloed van dat «voor ’t laatst* onttrekken en velen, die op rijperen leeftijd zijn gekomen en zoo’n Silvesteravond reeds herhaaldelijk onder veleilei omstandig heden heoben meegevierd, geven allicht toe aan de hen bekruipende neiging, om eens tot zich zelven in te keeren en zich over te ge ven aan de herinneringen, die nu eens lang zaam, men zou haast zeggen onwillekeurig, dan met kracht, bijna overweldigend, in het geheugen oprijzen en afwisselend heel even, haast onmerkbaar, of plots opflitsend ons denken in beroering brengen. Als we aan het einde van den Oudejaars dag onzen arbeid neerleggen, denkende voor dit jaar is ’t afgeloopen, dan doemt allicht in onzen geest de herinnering op aan dien eer sten dag van ’t jaar en onwillekeurig slaken we de verzuchting: wat is zoo’n jaar toch gauw voorbij. Ja, de gewijde zanger had ge lijk, toen hij zeide, dat uren, dagen, maanden, jaren, beenvliegen als een schaduw, dat al het heden verdeden wordt. De vleugelslag van den immer voorbijgaanden tijd ruischt in onze ooren als ’t lied der vergankelijkheid. Er is niets dat blijft, alles gaat voorbij; ’t is opgaan, blinken en verzinken. Maar na dat wegzinken komt er weer een opgaan, weer een blinken. De jubeltoon van de toekomst klinkt hel dat hij iets onaangenaams verwachtte. Het dienst meisje, dat de trede had neergeslagen, was hem voor- het een uitgesneld en opende nu de vleugeldeuren van groote salon. Hier bood zich der jonge vrouw vreemd schouwspel aan. In het midden van het groote, smakeloos gemeubileerde vertrek stond onder het hel dere licht van de gaskroon de schoonmama als een moderne Niobe. Zij was gekleed in zwaren rouw. Een zwarte voile hing voor haar fijn, spookachtig gelaat. Gereed tot begroeten, zag zij het paar aan. Haar trek ken schenen door diepe smart versteend te zijn. Zelfs deed zij geen stap voorwaarts, maar zij schoof de kleine Armgard vooruit. Het kind was geheel in het wit gekleed en had een zwarte sjerp om. In spanning zocht Marie in het oog van het verma- hoofdje gebogen. Door zijn groote verstoordheid kon Het kind maakte een buiging ,n toen met een licht huilerig stemmetje als een machine op ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2‘/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Morgen is ’t Nieuwjaar. Dan klinkt van alle kanten het «heil en zegen*. Dan drukken we elkaar de hand ten broedergroet. Het oude is voorbij, het nieuwe gaan we vol hoop tege moet. Ook onze heilgroeten aan U, lezers van dit blad, en onzen dank voor den steun, dien we van U mochten ontvangen. op in de ernstige melodie van 't verleden. Vergaan is niet weggaan, sterven, het is in sluimeren, om daarna te ontwaken, tot een n.ieuw leven. Zie de twijgen der boomen: de bladeren zijn verdord en afgerukt door den storm; maar daar, waar de bladsteel is losgelaten, vindt ge een knop, een belofte van weer opbloeiend leven. De rotsen verweeren, brokkelen af en het gruis wordt door het stroomende water meegevoerd, langzaam lost .het op en zet zich aan den oever af als slijk, waaruit weldra een nieuw leven opschiet. Vergaan is de openbaring van de eeuwig durende en onuitputtelijke scheppingskracht, die alles bezielt en door wisseling in stand houdt. Op den Oudejaarsavond volgt de Nieuw jaarsmorgen, uit den afgeloopen tijdkring schrijden we in den volgenden en met goe den moed gaan we voort, vol vertrouwen op de beloften, die de toekomst voor ons in haren schoot heeft. Een mensch sterft en wordt tot stof; maar bij zijn graf staan zoon en dochter; zij zetten zijn arbeid voort, want de mensch blijft leven tot in lengte van dagen. Vergaan is veranderen, wisselen, overgaan tot een nieuwe geboorte; het is, willen we hopen, beter worden, veredelen. Want het is niet waar, dat geen voetstap beklijft op den door ons afgelegden levensweg. Ons doen en laten, ons denken en gevoelen, ons voorbeeld in één woord is van grooten invloed op onze geheele omgeving, en het hangt vaak af van onze persoonlijkheid, of ’t van blijvende waarde zal wezen voor cnze nakomelingschap. Hoe vaak hooren we niet met een zeker devotie zeggen: Moeder zei altijd dit en Vader deed zoo; hoe menigeen raadpleegt zijn herinnering, wanneer hij zich in moeielijke omstandigheden de vraag stelt: wat zou Vader in mijn plaats doen; of kon ik nu mijn Moeder maar ééns om raad vra gen! Neen, het is niet onverschillig, welken indruk onzen gang langs den levensweg heeft achtergelaten; onze kinderen vatten den door ons afgesponnen draad weer op en ongeluk kig voor ons en voor hen, als ze hem, als tot niets nut, moeten wegwerpen of misschien wel uit schaamte voor anderen in ’t donker houden. Elk geslacht is in de keten der menschheid een schakel, welke op haar beurt wegzinkt in de eeuwigheid; wanneer al die schakels bij elkaar gezocht en weer met el kaar verbonden worden, zal ’t onze schakel niet tot eer strekken, wanneer ze voor de keten geen waarde heeft. Zoo is de mensch niet, of bij de wisseling der tijden geeft hij zich wel een oogenblik over aan de herinneringen van ’t verleden. Zie, dan verschijnt dat verleden in een goud glans en gelukkig kan hij den Oudejaarsavond vieren in den schoot van zijn gezin, als de voorspoed hem stemt tot dankbaarheid; als hij zich zelf wil bekennen, dat ’t ook anders had kunnen loopen, dat ’t niet geheel en al ’t noodzakelijk gevolg is van eigen berekenin gen en overwegingen; als het ik niet al te luid klinkt in zijn herinnering aan voordeelig afgewikkelde zaken; ook wanneer de dank baarheid kan stemmen tot een weemoedig denken aan het leed van anderen en den lust kan wekken het te lenigen; wanneer niet het zelfverwijt klinkt, dat het succes is be haald ten koste van de rust van eigen con sciëntie en het levensgenot van anderen, dan is de gelukkige dubbel gelukkig en hij heeft den vrede en de rust van den Oudejaarsavond eerlijk verdiend. Is daar rouw in de ziel van beroofde ouders of van een alleen gelaten echtgenoot, heeft de dood een vriend, een bloedverwant weg gerukt van onze zijde, wie zou het treuren euvel duiden; wie niet begrijpen, dat we met hangend hoofd neerzitten en balsem wenschen voor de schrijnende pijnen der liefde? Zijn onze Oudejaarsavondoverdenkingen pijn lijk, overmeestert ons de spijt, maken teleur stellingen ons bitter, hebben we geen vrede met ons zelven, omdat zelfverwijt aan onze rust knaagt, zouden we graag iets nog eens willen doen, om ’t anders, vooral om ’t beter te doen, laten we dan als een streng rechter ons zelf onderzoeken, leggen we, zonder ver zachtende omstandigheden te pleiten, den vin ger op de wonde en gaan we niet heen, voor we met heiligen ernst goede voornemens hebben genomen. Het is erg als we struikelen en vallen, maar ’t is verschrikkelijk als we niet weer kunnen opstaan. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek brengen ter openbare kennis, dat er aanwezig zijn lo. in de Stoomhoutzagerij van Ter Horst aan de Geeuwkade; 2o. bij G. Bokma, logementhouder, IJlsterkade; 3o. in den timmerwinkel van Van der Meulen en Weijer, Lijnbaansbuurt bij de Prinsengracht; 4o. in de Smederij van D. Rodenburg, Parkstraat; 5o. aan het Spoorwegstation; 6o. bij Wed. S. Seldenrust, 2e Oosterkale; 7o. bij J. Hofstra, Steenhouwer aan de Leeuwarder- trekvaart; 8o. bij Joh. Koopmans, veehouder bij de Oppenhui- zerbrug; 9o. bij de Kalkovens van Feenstra aan den Oppen- huizerweg; lOo. bij E. deVries, aan de Woud vaart, tegenover den molen van Beekhuis; llo. bij den Concierge der Hoogere Burgerschool; 12o. bij den Concierge der Openbare School no. 3, Kerkgracht en 13o. in den molen van Veen aan de. Franekervaart. Tevens wordt in herinnering gebracht, dat volgens art. 450 van het Wetboek van Strafrecht, ieder, die ge tuige zijnde van het oogenblikkelijk levensgevaar, waarin een ander verkeert, nalaat dezen die hulp te verleenen, die hij hem, zonder gevaar voor zich zelven, verleenen kan, indien de dood van den hulpbehoevende er op volgt, gestraft wordt met hechtenis van ten hoog ste diie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Ten slotte wordt de aandacht gevestigd op art. 168 der Algemeene Politieverordening dezer gemeente, luidende als volgt «Niemand mag weigeren een drenkeling in zijn huis op te nemen. Ieder is verplicht, die daar te houden, totdat volgens verklaring van een geneesheer vervoer kan plaats heb ben. Overtreding van dit artikel wordt gestraft met hech tenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. SNEEK, den 29 December 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. FENNEMA, l.-Burgemeester. JAC. VAN DER LAAN, Secretaris. gerde, ziekelijke kind te lezen, doch dit hield het de baron niet spreken. voor Marie, reikte haar een bloemruiker over en begoi te dreunen «0 schoone dame, wil bedenken, «Hoe ik reeds in mijn teedre jeugd «Heb moeten derven vele vreugd «Hoe dat de dood mij wreed kwam krenken, «En mij ontnam mijn lieve moe Het vers was nog niet ten einde, doch Tiefort trad vooruit «Zwijg!» en vatte het kind daarbij krachtig bij den arm. Armgard trilde van schrik; haar hartje klopte of het zou barsten. «Koert, wees toch niet zoo hard tegen je eigen kind.« De zachte, bijna fluitende stem van mevrouw Kaul- fuss liet zich aldus hooren. Zonder eenig gedruisch ÜRANT ïllül! SJM ÏJ M8TKM.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1