De tweede vrouw.
'1
iOOK SUl’k EU OISMEü.
IlfflWS- ES lllïEinWIEBLAD
63e Jaargang.
Woensdag 30 Januari 1907.
l h
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek,
Amsterdamsche Brieven.
Uit de Raadszaal.
O
Feuilleton.
de
heerlijk
sneeuw
Dat die nog roet in ’t
Naar het Duitsch.
15). VI.
Armgard maakte van fijne witte wol een reissjaal
voor haar papa. Misschien verneem ik nog vóór Kerst
mis, waar de baron op Kerstavond vertoeft; dan zal
ik hem het geschenk van Armgard zenden. Ze wordt
spoedig vermoeid, maar toch wil ze niet, dat ik haar
help. Daarom arbeid ik in stilte ’s avonds aan den sjaal
als zij slaapt. Mijn oogen vallen daarbij dikwijls toe
van vermoeidheid, want ik ben innerlijk afgemat, The-
rese.
Als gewoonljjk tref ik Bauer aan in gezelschap van
mevrouw Kaulfuss dat zedelijk wangedrocht. Het
schaakspel heb ik sinds lang laten varen, doch nu wordt
er ook niet meer gelezen er wordt alleen geconver
seerd en dat is vervelend genoeg. Maar nog verve
lender is die oude. Zij sluipt telkens weg, om in de don
kere kanler er naast te zitten spionneeren en ons
gesprek te beluisteren. Dikwijls heb ik haar japon
hooren ruischen. Mijn bloed kookte dan. Hoe gaarne
had ik dan onverwachts willen opstaan, de portière
optrekken en haar beschaamd maken ik heb het niet
gedaan, om mij zelven niet te vernederen. Tot dusver
is ons gesprek altijd onschuldig geweest.
Gisteravond echter, toen de oude ons weer voor een
oogenblik verlaten had, sprak Bauer plotseling
»U is veranderd, mevrouw; uwe wangen zijn bleek en
ons mooie Vondelpark,
sneeuw- en rijmkleed
ge-
Te weinig
geen baanvegers. Papa Vondel
een heuveltje tegenover het pavil-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
gewikkeld in warme doeken, gezeten bij den haard,
terwijl een torstdrankje zijn aromatischen geur ver
spreidt. Gij moest mij hooren hoesten; mijn keel is er
heesch van en ge zoudt het hoofd schudden van ver
wondering over de groote verandering, die bij mij heeft
plaats gehad. Maar ge zoudt vol medelijden naar Arm
gard zien, die bij mij op een bankje figuren zit te tee-
kenen, om mij genoegen te doen. En toch zoudt ge
niets begrijpen van de innige betrekking tusschen ons
tweeën.
Maar ik spreek raadsels; laat ik het u geregeld ver
halen.
Eergisteren was de thermometer hier plotseling ge
daald, nadat het eenige dagen zacht dooiweer was
geweest. Acht dagen geleden was het ijs in den vijver
flink sterk, maar nu achtte ik het gevaarlijk, dat Arm
gard er op ging. Ik had haar verboden daar te gaan
schaatsenrijden en weigerde het haar ook eergisteren,
hoe dringend zij het ook vroeg. Mijn gezag over het
kind was mevrouw Kaulfuss een doorn in het oog. Met
een impertinent lachje gaf zij Armgard een teeken, dat
zoo veel beteekende als daar behoef je niet aan te
gehoorzamen.
Armgard ging daarop met haar grootmama de kamer
uit en ik vergat de zaak geheel door andere bezigheden.
Toen het gewone lesuur gekomen was, kwam Armgard
niet opdagen. Ik herinnerde ze mij nu en vroeg mij
zelven afZou die dwaze vrouw haar kleinkind naar
den vijver gebracht hebben, alleen om mijn gezag
over het kind te ondermijnen? Een gevoel van on
zekerheid en angst deed mij naar een shawl grijpen.
Ik sloeg hem om en spoedde mij naar den vijver.
Hoorde ik Armgard niet om hulp roepen? Nog
haastiger snelde ik voort naar den vijver.
zijn geraakt of versmaadt hij nu alle contact met mij
Dat vraagt zich af
Uw trouwe vriendin
Marie*
Corlswald, 10 Dec.
»Lieve Therese I
Je beklaagt me; dat is niet opwekkend vooreen trotsch
gemoed. Allerlei verwarde plannen doorkruisen mijn
hoofd. En als het mevrouw Kaulfuss gelukte tusschen
mij en den baron verdeeldheid te zaaien, wat zou het
gevolg zijn? Niets dan een echtscheiding zoo iets
komt dagelijks voor.
Armgard is dan ten slotte mijn eenige gedachte. Nog
nooit heb ik iemand zoo bemind als dit kind. Zij is mijn
wereld. Zij vertegenwoordigt in zekeren zin voor mij
de geheele schepping.
Lieve Therese, dring mij niet tot schrijven. Al te
veel nadenken is ook niet goed en mijn brieven aan u
zijn langzamerhand zelfbekentenissen geworden.
Dezen troost kan ik u geven; ik ben op alles voorbe
reid. Ik kan alles missen, als het noodig is, ook Arm
gard, maar niet dien levensmoed, die mijn steun en
staf is, mijn eenige rijkdom op aarde.
En als het ergste gebeurt, Therese, dan weet ik uw
adres te goed om niet bij u te komen; bij u, de eerste
mensch, aan wie ik mij toevertrouwde.
Hartelijk gegroet van
Marie.*
Corlswald, 20 Dec.
«Goede Therese
Tien dagen geleden schreef ik je een wanhopigen
brief, en nu mijn hart is geheel vervuld met hoop.
Ge moest me zien bij het schrijven dezer regelen
uwe trekken zijn scherper geworden. Kan ik u helpen?
Gaarne wil ik alle moeielijkheden voor u uit den weg
ruimen Daarbij beefde zijn stem zoozeer, dat ik mij
haastte op onverschilligen toon te antwoorden
«Daar zal de bibliotheek van den baron zeker schuld
aan hebben. Vroeger wandelde ik meer, tegenwoor
dig nag ik Armgard niet aan den ruwen wind bloot
stellen.*
Hartstochtelijk rustte zijn blik op mij, doch ik zag
hem rustig aan, gesterkt door mijn goed geweten.
hebt frissche lucht noodig,* zei hij moedeloos, «als Arm
gard u volstrekt moet vergezellen, ga dan in het park;
de boomen beschutten daar tegen den wind.*
«Dat zou wel goed zijn,* antwoordde ik, «maar de
paden zijn doorweekt van den regen.*
«Ga dan op den straatweg, mevrouw,* antwoordde
hij mij.
Nu bracht ik het gesprek op iets anders, doch de
dokter bleef stil en afgetrokken. Ik dankte God, toen
hij vertrok.
Het schijnt mij toe, dat Bauer veranderd is, hij
is niet meer zoo bedaard als vroeger.
Zou ik hem verzoeken zijn visites te staken Maar
het leedvermaak van mevrouw Kaulfuss En wat zal
hij verbaasd opzienNeen, dat gaat niet. Ik zal me
nog meer dan vroeger met Armgard bezighouden.
Vandaag heb ik den geheelen dag zoo ijverig aan
haar poppengoed genaaid, alsof ik zelf een groot kind
was; ondertusschen was de dorpsgeestelijke beneden
bij mevrouw Kaulfuss. Hij bezoekt haar dikwijls en
altijd op een uur, dat Armgard bij mij boven is. Een
maal heb ik hem vluchtig gezien. Hij schijnt een listig
man met een slecht karakter. Wat kwaad zouden ze
weer bedacht hebben?
Van den baron geen bericht. Zou de brief verloren
VERGADERING van den Gemeen
teraad van Wymbritseradeel, op Za
terdag, den 26 Januari 1907, des voor-
middags te 11 uur.
Tegenwoordig zijn 14 leden, afwezig de heer H.
Oppedijk.
Voorzitter de heer H. M. Tromp, Burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
De Voorzitter opent de eerste vergadering in dit
jaar, met den wensch, dat de leden ook nu weder met
lust, ernst en onpartijdigheid aan de beraadslagingen
zullen deelnemen en de genomen besluiten tot heil
der gemeente mogen zijn.
Hierop wordt het gebed door den Secretaris uitge
sproken.
korte baan reeds geannonceerd stonden, zeiden
wij hier: >Hé, hebben ze daar al ijs?*
Van sneeuw hebben we onze portie ook
gehad, evengoed als u; ook hier kregen we
nog ongedacht een «witte Kerstmis*. En ook
de rijm heeft de lange, statige boomenrijen
onzer talrijke grachten met een
sneeuwbloesemkleed getooid. Doch, evenals
overal elders, geeft hier diezelfde
precies driemaal last.
Ge herinnert u misschien nog, dat ook
Januari 1906 een paar echte sneeuwdagen gaf.
Wat hebben we daar een last van gehad
Ik weet ’t nog goed, ’t Was op een Maandag
morgen. De wind had ’s nachts het witte
goedje nogal wat bijeengejaagd. Ge zoudt
’s morgens met de tram naar uw werk. Maar,
och lieve, geen denken aan
Vóór 9 uur ’s morgens zag men ze nergens,
de snel voorbij gonzende wagens met hunne
beugels, die de geheimzinnige beweegkracht
uit de hooggespannen draden trekken.
Tegen twaalf uur hier en daar een paar
wagens, die zich elk oogenblik vast werkten.
De electrische naar Haarlem was er ook nog
niet door.
Eerst na den middag begon er weer zoo’n
beetje de gewone beweging in te komen.
De aansprakelijke personen hebben toen
heel wat gegronde en ongegronde klachten
kunnen slikken.
Ditmaal was er echter beter voor gezorgd.
De tram-directie had geleerd en zich te voren
slagvaardig gemaakt.
Onophoudelijk reden de pekelwagens over
de rails en veranderden de heerlijk witte sneeuw
in een vuile pap, die al ’t poëtische van een
wintergezicht nog erger dan wegnam. (Bo
vendien verandert dat sneeuwkleed toch al
gauw genoeg in de drukke straten).
Dan had de directie voor een (of misschien
meer) zeer groote electrische bezemwagens
gezorgd. Onder dien wagen zaten eenige
stevige, cylindervormige bezems, die met den
wagen door den electrischen stroom in beweging
werden gebracht.
Slechts even was die kunstig samengestelde
«stadsreiniger* het doel van spot en schimp.
Hij had reeds een heelen weg afgelegd, in
snel tempo voortschuivende, terwijl de bezems
hun werk deden. Eenige wagens van den
gewonen tramdienst volgden met gemak het
behoorlijk gezuiverde pad en zoowel de inzit-
Ik kom eigenlijk een beetje met mosterd
na den maaltijd, door thans over «ijs en sneeuw
in de hoofdstad* te willen schrijven. Want
het wintertje van Kerstmis-Nieuwjaar is reeds
flink achter den rug en terwijl ik dit schrijf,
is het behoorlijk dik van een mistigen damp,
die iemand neerdrukt, onbehaaglijk stemt,
droefgeestig maakteen damp, die haast op
regen begint te gelijken, die de wereld aan
het gezicht onttrekt, om er slechts een klein
stukje van te vertooneneen stukje van
onbestemde afmeting, druilerig je aanziend
als met betraande, wazige oogen.
Doch ik zal me maar spiegelen aan «Ypsilon*
van Niet Nieuws van den Dag*, die voor ’t
Maandagnummer 1.1. een hoofdartikel gereed
had, dat in ijs-stemming, bij vorst-tinteling
geschreven was en opwekte tot het absorbeeren
van frissche winterlucht, terwijl dat toen in
ons land heel niet mogelijk was.
Bij u, in ’t hartje van ’t schaatsenrijdend
Friesland, is ijs, vooral wanneer ’t zoo ter
rechter tijd komt als onlangs, een genot.
Heel Friesland leeft op en ieder, die tijd
heeft, zweeft over de gladde baan, maakt
flinke tochten, rept zich op de smalle ijzers,
omdat «afmaken de boodschap is«; omdat
langzame rijders hakkenkrukken zijn. Bij u
overal wedstrijden, die duizenden aanlokken.
En ook de schipperij is niet zoo bijster gestemd
tegen een niet al te langen winter, die op tijd
komt. Er komt geld onder de menschen; de
centen rollen heen en weer. De liefdadigheid
voelt een scherperen prikkel tot geven.
Wat een verschil met Amsterdam
Ja, we hebben hier ook ijs gehad, het is
waar.
Doch ten eersten schijnt ’t bij u beslist
sterker gevroren te hebben dan bij ons en
dan nog ditin Amsterdam zegt ’t ijs niet
veel en om buiten te komen is voor ons een
grootere beweging dan voor u. Ook zal er
zich hier in de provincie niet zoo goed ijs
zetten als in Friesland, omdat we hier niet
dat echte zoete water hebben. Ge weet ’t
immers, terwijl in droge zomertijden bij u de
vaarten haast onbevaarbaar worden, houdt
men het water hier op peil, door er buitenwater
in te brengen. Daardoor krijgen we brak
water, dat niet zoo goed ijs geeft.
Toen bij u de eerste wedstrijden op de
sen te vervoeren, die van het ijs aan
overzijde van ’t IJ wilden profiteeren. Doch
talrijk waren die liefhebbers niet.
Ook elders gingen er weinigen naar buiten,
zeer weinigen voor een zoo groote stad. Men
vertrouwde het ijs nog niet.
Aardig was ’t in
dat nu het heerlijkst
had aangetrokken. Op de vijvers werd
reden, maar niet gemakkelijk,
ruimte en
zelf, die op
joen in het park, dat zijn naam draagt, troont,
kon met welgevallen neerzien op je ideaalste
glijbaan, die de Amsterdamsche jeugd gemaakt
had, boven van dien heuvel af en dan een
dertigtal meters lang, een mooie glijbaan.
Men mag er zich over verwonderen, dat
er zoo weinig arresleeden gezien werdeneen
drietal tegelijk in ’t heele park was toch niet
veel.
Niet ver van ’t park, achter ’t Rijksmuseum,
is de Amsterdamsche ijsclub. (Ook in Water
graafsmeer, die Amsterdamsche voorstad, is
een flinke kunstbaan, in ’t Linnaeus-kwartier.)
Daar werd druk gereden, terwijl er voortdurend
muziek speelde en tal van kijklustigen in de
omgeving waren. Daar zag men ook ’t ver
schil tusschen ’t Hollandsche en ’t Friesche
rijden; er werd meer aan schoonrijden
gedaan dan in Friesland.
Doch alles bijeengenomen, wat beteekenen
die twee kunst banen voor een groote stad?
Neen, ’t moet al aanhoudend en sterk
vriezen, wil het ijsvermaak een voor iedereen
bereikbaar genot worden. Dan heett men in
Friesland toch maar een stuk voor!
tende passagiers als de nieuwsgierig-kijkende
wandelaars prezen vol respect die zoo voor
zienige tramdirectie tot Doch de beste
stuurlui staan aan den wal en wie aan den
weg timmert, lijdt veel bepraats. Laat de
directie of laten de verantwoordelijke personen
zich er mee troostenMaar juist was de
«stadsreiniger* op het Damrak tot voorbij de
artistieke schutting van het oude Beursterrein
gekomen, of daar bleek één der hooge ijzeren
palen, die de draden dragen, geplaatst te zijn
tusschen twee paren rails en wel zoodanig,
dat onze motor moest stoppen en daarmee
ook de geheele sliert gewone tramwagens.
Intusschen groeide dat aantal wagens steeds
aan. Er zat niets anders op dan te retour-
neeren. Op den Dam wist de bezemwagen
op een zijlijn te komen en de gewone wagens
moesten zich nu zelf maar redden naar het
Centraalstation.
Zoo’n ééne paal
eten moest werpen.
Doch, dit kleine intermezzo daargelaten,
ging alles uitstekend.
Ook de tram naar Haarlem had een geheel
nieuw soort veegmotor, die goed werk maakte.
Wat de gewone sneeuwopruiming betreft,
die heeft in een stad als Amsterdam nog al
Wat te beteekenen.
Reeds maanden te voren werden door
Burgemeester en Wethouders mannen ge
vraagd, die zich voor eventueel sneeuwschep
pen beschikbaar zouden willen stellen. De
geheele stad is voor sneeuwruiming in zes
districten verdeeld en voor elk district rekent
men pp minstens tweehonderd arbeiders. En
wat was ’t geval? Men kon de 1200 man
niet eens bij elkaar krijgen. En dat, terwijl
er toch ongeveer een rijksdaalder dagloon
voor dit werk betaald wordt. Een rijksdaalder
voor werken, dat nu juist geen zwoegen mag
genoemd worden!
Ieder begrijpt, dat alleen de hoofdverkeers
wegen een beurt kunnen krijgen.
Wat ’t ijs betreft, ik heb eenige jongens
op een paar, maar een paar grachteindjes
zien rijden. De meeste grachten worden door
de vele stoom- en motorbootjes wel open
gehouden.
De kettingboot, die met nog een andere
gemeenteboot geregeld van de De Ruyter-kade
naar ’t Tolhuis heen en weer vaart, kreeg
nu en dan enkele Amsterdammers met schaat-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
4
I
URANT.