NIEUWS- El IUÏEIU'EIÏIBLII! r De tweede vrouw. ÏWK M El MS'MEJ. Woensdag 6 Februari 1907. 62e jaargang. No. 11. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. 5 4 g groote stad is al gejaagd, niet tot Am- 1 Dit blad verschijiit WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Naar het Duitsch. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 17). VII. (slot.) Angstig rag zij hem in het donkerbruine gelaat. Zij hing aan zijne lippen, alsof die over haar leven of dood zouden oordeelen. Dat trof hem, «Wilt ge me toestaan,« vroeg hij plechtig maar toch bedeesd, »dat ik van nu af mijn best doe om uw liefde te verwerven O, Marie, zou je me nog kunnen be minnen?* Marie’s gloeiende wangen gaven hem reeds hoop, doch met beminnelijke schaamte wendde zij zich af en antwoordde slechts »Als Armgard’s papa zeker Heftig bewogen greep hij daarop haar hand en sprak »0, Marie zoek nu geen uitvluchten, maar antwoordt mjj oprecht met ja of neen I Ja Neen »Ja,« klonk het bijna onhoorbaar van haar lippen, maar toch luid genoeg om Koert te doen trillen van aandoening. Vast drukte hij haar hand en kuste haar voorhoofd. Zijn stem beefde.toen hij haar toefluisterde«God zegen je voor dit ja I» Onbevangen zag zij hem met haar helder blauwe oogen aan, maar sloeg ze neer, toen zij zjjn vurigen blik ontmoette. De kuische beschroomdheid kwam hem zoo bekoorlijk voor, dat hij zijn hart nog meer voelde ontgloeien en haar verzekerde aanstippen. We willen ons thans echter bepalen tot het verkeersvraagstuk, dat juist bij de grootste steden het lastigst is op te lossen. Amsterdam is geen Londen of Parijs, waar men reeds lang onder den grond moet zoeken, wat op den grond en zelfs boven den grond, in de lucht, niet meer te vinden is. In zulke reuzensteden ontwikkelt zich een steeds uitge- breider ondergrondsch spoorwegnet. Doch bepalen we ons alleen maar sterdam. Een zaak van groote beteekenis voor ’t verkeerswezen is, dat de nieuwe wijken veel, zeer veel ruimer gebouwd zijn en worden dan de oude, de binnenstad, terwijl langzamer hand ook de binnenstad minder bevolkt is dan voorheen en wel om meer dan eene reden: Straten worden verbreed, woonhuizen tot kan toren en winkeluitbreiding verbouwd, tal van kelderwoningen en andere krotten onbewoon baar verklaard. In de nieuwe wijken heeft men ruime, breede straten, flinke parken en plantsoenen. Het gevolg van dit alles is, dat de afstan den in de stad nog grooter worden dan alleen de aanwas der bevolking zou verklaren. En voor die groote afstanden moeten goede verkeersmiddelen gemaakt worden. Het is nog niet zoovele jaren geleden, dat men bij ons zeer in z’n nopjes was met de paardentrams en het Centraalstation met z’n verbindingen naar het Oosten, Noorden en Westen als een ideaal-toestand beschouwde. Doch thans niet meer. Hoe langer hoe ern stiger gevoelt men het gemis van spoorlijnen en een station in het Zuiden der stad. Nu is *t waar, men heeft nog het oude Rijnspoor-station, het station-Weesperpoort vroeger aan den buitenkant liggende, doch thans al heel aardig midden in de stad, tot groot last van de nieuwe buurten, waar de voor de dichte afsluitboomen der overwegen wachtende menigte steeds talrijker wordt. Maar, dat Weesperpoort-station verbindt de hoofdstad slechts met een deel, zij ’t dan ook een groot deel des lands, terwijl de verbinding met Noord-Holland boven ’t Y, met Friesland, met Haarlem en Zandvoort en andere Holland- sche plaatsen er niet door geholpen is. Gelukkig kwamen de electrische trams en nu dacht men voor goed geholpen te zijn. Maar bij de steeds doorgaande uitbreiding der »Totdat ik wist wat liefde is, nu ik Koert Tiefort bemin,* vulde zij aan. »De mijne! de mijne!* klonk zijn juichkreet en hij zonk aan haar voeten, haar slap afhangende hand met kussen bedekkende. Ondertusschen had Armgard het mooi’s uit papa’s zak ken voor den dag gehaald en bekeken. Ze was juist bezig van de heerlijke vijgen te proeven toen haar papa’s juichkreet haar deed opzien. Verbaasd zag zij papa en mama aan zoo iets had ze nog nooit beleefd. Ongerust als zij werd, trachtte ze op mama’s gelaat te lezen, of die ook niet bang werd toen haar oor getroffen werd door een gillend hoongelach. Op den drempel der kamer zag zij haar grootmama staan met een gelaat, dat door woede bijna onkenbaar geworden was. Tiefort was opgesprongen als iemand, die door zijn liefde gesterkt, in staat was een leger te verslaan. Marie was beschroomd achteruitgetreden. >Je bent me voorgekomen, dame,* krijschte de oude hoonend. »Je hebt den wilden vogel slim gevangen vóór hij nog de waarheid kon vernemen, die ik volgens mijn plicht hem moest mededeelen.» Kalm maar vastbesloten had Tiefort den arm van zijne vrouw in den zijne gelegd. Zoo trad hij met haar voor de vertoornde vrouw. «Blijf bedaard, mama, en bedenk, dat ik besloten ben mijn levensgeluk tegen een ieder te verdedigen. Mijn wel en wee was u altijd onverschillig maar zie Armgard aan en erken wat de liefde eener edele vrouw in haar gewrocht heeft. Zij heeft haar nieuw leven ingegoten. Ter wille van Armgardhoudt vrede «Verrader, meineedige gilde zij tandenknarsend; «waag je het, mij van Armgard te spreken »Ja,« antwoordde Tiefort op vasten toon. «Ge verwijt stad blijken ook die vlugge electrische trams nog niet de gewenschte, de afdoende verbe tering te zijn. Wel rijden ze vlug op vele breede verkeerswegen; maar er zijn te veel nauwe en drukke passages, waar slechts lang zaam kan gereden worden en het gebeurt wel, dat, ondanks de vrees der menigte voor de zware tramwagens, ondanks den tactvollen durf der wagenbestuurders, de trams er door kunnen en moeten stoppen. En dan ook er zijn te veel stopplaatsen. Ook rijden de nieuwe trams niet altijd den kortsten weg, zooals de treinen. Vaak dwin gen nauwe straten tot het maken van een belangrijken omweg en dan ook de trams moeten voor de gemeente eenigszins kunnen rendeeren; en verder in ieder stadsgedeelte moeten de drukste centra hare tram verbinding hebben. Het gevolg van dit alles is, dat de meeste bewoners der nieuwe wijken nog veel te ver van de spoorwegstations wonen. Het is waar, men heeft ook nog het station- Muiderpoort, doch dit is klein en slechts voor gewone treinen en voor een klein deel der hootdstad. Thans hoort men weer vragen om een nieuw bijstation buiten de Haarlemmerpoort, in ’t begin der Spaarndammerbuurten. Doch ook dit station kan slechts voor ’t buurtverkeer gelden, wordt, als ’t er komt, een groote hin derpaal voor snelle verbinding met het Westen en helpt nog het Zuiden niet uit z’n isole ment. Ook in de oude stad zijn nog gedeelten, die zelfs een electrische tram missen, omdat er geen ruimte is, geen breede straten genoeg, om ze aan te leggen. Neem bijv, de groote wijk tusschen de Rozengracht en den Haarlemmerweg. Het is waar, daar rijdt één trammetje, doch dat is een ceintuurbaan, waardoor men geen voldoende verbinding met Centraalstation en Dam ver krijgt* Dit gebrek wil men thans verhelpen door ’t aanschaffen van autobussen, groote wagens, die niet op rails rijden, geen beugel hebben, die de beweegkracht uit de hooggespannen dra den trekt, doch die door eigen motor zich voortbewegen. Als die eerste autobus-dienst door de Jordaan tot stand komt, moet ze lastig nauwe straten doorrijden en als ze levensvatbaarheid blijkt mij, dat ik meineedig ben dat ben ik niet. Ik heb mijn eed aan Elsa trouw gehouden.* «Gehouden schreeuwde de oude buiten zich zelve. «Ja, zeker, letterknechtJe hebt zeker volgens je eed gehandeld, toen je een avonturierster tot vrouw nam en haar aanspoorde om Armgard van mij te vervreem den, terwijl zij gedekt werd door de waardigheid van moeder.* Als een aangeschoten hert richtte Tiefort zich op. Om hem tot bedaren te brengen, legde Marie haar hand op zijn arm en fluisterde: «Koert, blijf bedaard.* Voor de eerste maal hoorde hij zijn voornaam van deze lippen dat deed hem wonderlijk aan. Hij ver gat zijne schoonmama en boog zich met vurige liefde om haar hand te kussen. «Komediant,* riep zijn schoonmama op verachtenden toon, zoo heb je Elsa ook gekust, om haar naderhand langzaam to vermoorden met je waanzinnigen haat tegen mij.* Bewogen antwoordde Tiefort hierop: «Ik haat u niet. Ik bied u in mijn huis een aange naam leven, maar vrouw en kind blijven mijn!* «Ah zoo, dacht je, dat ik stil zou toezien, als die blonde dame daar mij uit den zadel licht?* vroeg de oude gebelgd. «Dat zal ik nooit doen,* sprak Marie nu. Weer klonk haar schel hoongelach en toen wendde zij zich met een grafstem tot Tiefort: «Vrees je dan de eeuwige strafniet voor je meineed; vrees je de wraak niet van Elsa’s schim?* De baron glimlachte weemoedig en antwoordde: «Als de dooden zich met ons bezighielden zou alles op aarde veel beter gaan. Elsa zou mij dan reeds lang verlost hebben van den zwaren last, dien haar onver- «Marie, ik bemin je, ja, ik bemin je nog meer dan mijn leven «En je korte, koele brief vroeg zij beklemd«En de lastertaal van mevrouw Kaulfuss «Den huichelachtigen brief van mijn schoonmama heb ik verscheurd, bij de plaats waar zij dokter Bauer uw vroegeren minnaar noemde. Om alles ter wereld zou ik hef .net geloofd hebben. Maar uwe liefderijke be- ri<’\ien over Armgard brachten mij liefelijke beelden voor den geest. Er ontstond bjj mij een zielsverlangen om gelukkig te zijn aan uw zijde- Daar kwam de sis sende slang om mijn paradijs te bederven; dat verdroot mij; ik misgunde het den dokter, dat hij in uwe 'na bijheid was. Ik moest echter mijn harteleed verbergen en dat kon ik nauwelijks doen vandaar den won derlijken brief. Niet aan wantrouwen, doch aan een onderdrukt verlangen naar uw bijzijn heeft de brief zjjn ontstaan te danken.* Marie beefde. «Ik heb veel om den brief geleden*, zei ze treurig, «want ik ken den dokter uit mijn meisjesjaren. Hij was mijn beschroomde aanbidder, toen ik zeventien jaar oud was.* Dadelijk liet hij haar hand los. In vreeselijke span ning zag hij haar doorborend aan met moeite bracht hij de vraag uit «Heb je hem bemind Schuchter maar oprecht antwoordde zij «Destijds geloofde ik het. Toen hij na een gestamelde liefdesverklaring plotseling vertrok, was ik bijna wan- ig. Ik heb het nog lang geloofd, totdat iier bleef zij steken en streek verlegen langs haar japon. «Totdat?* viel hij in, «totdat Ga vcort Marie, totdat te hebben, zullen er wel spoedig meer van die bussen komen in andere deelen der stad. Die autobussen! Het leven in een groote stad is al gejaagd, zennwachtig. Steeds hebben de menschen haast, omdat alles zoo ver is en dan moet men nog overal op passen: dringen door ’t dichte men- schengewoel, uitwijken voor gewone en stoom- fietsen, voor karren en vrachtwagens, voor brutale automobiels en huurrijtuigen Voeg daarbij, dat op zoovele plaatsen de electrische trams rijden, waarvoor alles moet wijken, al doen de zware vrachtwagens en de drieste aap- jeskoetsiers het niet zoo haastig. Men loopt daardoor op zoovele plaatsen on veilig, moet geregeld op z’n hoede zijn voor al wat er passeert. Komen daar nu nog de geregelde autobus sen bij, dan wordt het nog veel minder. Van de trams weet men, dat ze rijden, al leen en uitsluitend op de rails. Liggen er dubbele rails, dan heeft men nog de zekerheid, dat er steeds rechts gehouden wordt. Maar die autobussen rijden precies waar ze wil len en ze zullen al spoedig even weinig me delijden met de voetgangers hebben als de gewone snorders en huurkoetsiers. Het leven en het verkeer op straat wordt weer gevaarlijker, maakt nog weer nerveuser. We lazen onlangs in een Fransche corres pondentie, klachten over de onvoldoende Pa- rijsche ceintuurspoorlijn, die in een wijden kring om het oude Parijs rijdt en nergens goede verbinding geeft in de binnenstad; maar vooral jeremiaden over de autobussen, die de ouderwetsche koetsen met hunne impériales willen verdringen. Die rijden ook maar raak, zorgende dat ze binnen tijd overkomen. Het wordt waarlijk een steeds moeilijker vraagstuk, het verkeer in de groote steden en de verbinding dier metropolen met de buiten wereld. Steeds gejaagder gaat het moderne leven voort, vragende om snelle communicatie, daar tijd geld is en altijd lastiger wordt het, aan de groeiende eischen van dat moderne haast-leven te voldoen. En mocht Amsterdam eens zoo groot wor den, dat spoorlijnen door de stad onvermijde lijk zijn, dan staat ’t in veel lastiger geval dan andere groote steden, omdat de zoo drassige bodem vol staat met honderdduizenden lange palen, die de huizen moeten dragen. Bouw daar eens een ondergrondslijn door heen! Hoe grooter, uitgebreider en meer bevolkt, de steden worden, des te moeielijker vraag stukken vragen hoe langer hoe dringender om een oplossing. Al is nu ons Amsterdam nog geen wereldstad als Londen of New-York, Parijs of Berlijn, toch doen zich ook hier groote-stadsbezwaren voor. Het steeds aanbouwen van nieuwe scholen is hoofdzakelijk een financiëele kwestie. Waar gemeentegrond voor nieuwe wijken verkocht wordt, zorgt de stad er voor terreinen over te houden voor scholen. De plaats is dus wel te krijgen, als het geld er maar is. Het geld, dat is de hoofdkwestie. Want groeiden de jaarlijksche gemeente-uitgaven alleen maar aan in verhouding tot den aanwas der bevolking, dan ging ’t nog. Maar relatief wordt het stedelijk huishouden gaandeweg duurder. Altijd hoogere eischen, altijd meer weelde in de stedelijke bedrijven. Doch laten we die netelige kwestie rusten en algemeen bekend veronderstellen, dat «rijk* Amsterdam wel eens tot de noodlijdende ge meenten wordt gerekend. Een zaak van hoog belang, vooral uit hy giënisch oogpunt, is de behoorlijke watervoor ziening, drinkwater en reinigingswater, water voor brandweer en voor besproeiing. Gelukkig hebben we vooreerst nog geen overgroote bezorgdheid te koesteren: De dui nen ten Zuiden van de lijn HaarlemZand voort blijken nog te kunnen voldoen aan de enorme behoefte van meer dan 560 duizend menschen. De enorme behoefte! Want door dien er geen watermeters zijn evenals voor ’t gasverbruik gas- en muntmeters, wordt er hier per gezin veel meer water gebruikt dan in de Friesche steden, waar geen waterlei ding is. En voor de schoonmaak, voor brandweer en besproeiing, voor de fonteinen en het dren ken van beesten levert de Vecht waterleiding nog meer dan genoeg. Het politiewezen, de reinigingsdienst en wat al niet meer, ze vragen steeds meer personeel, meer geld, meer ruimte, meer gebouwen. De havènwerken en de verbinding met de groote zee eischen aldoor verbetering, verslin den schatten gouds. En zoo konden we nog meer zaken kort 1 n hoi COURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1