1 NIElfWS- Eli immTBLA# /KL Be kostbare va&s. Ill hl; SMS Eli 0181MEJ. •t, Ons Friesche vee. Zaterdag 9 Februari 1907. 62e Jaargang. No. 12. 7, I ar, Feuilleton. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. 4 4 4 L' hulp der afdeeling Noord- woord, één groote alarm- echter vol op 1 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. n g 1 n i de). ks t ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. k' huisvader, die, tusschen twee haakjes, alles verzamelde, wat maar te verzamelen was, met de woorden ’t Is immers aan mij Eindelijk kwam het belangrijke oogenblik, dat de ontknooping van ’t geheim bracht. ’n Pak houtwol in smettelooze lagen gerangschikt, werd uit ’t kistje ge nomen, en met den levendigen uitroep Neen, maar, da*' aoet me nou werkelijk pleizierhief de huisheer een kostbare, zeer antieke vaas in de hoogte en hield het geschenk zijn, nakomelingschap voor de verbaasde oogen. Deze gaf uitroepen ten beste als Hé en O en kijk ’ns aan elk naar zijn eigen aard. En van wie krijg je nu dat ding vroeg mama, die meer van moderne dingen hield en er vast van over tuigd was geweest, dat ’t een fijn porseleinen servies was, dat in een onaangename gaping in de huishouding zou voorzien. Eigenljjk van niemand, zei de huisvader met een stillen lach, de oude vent was mijn rechtmatig, eerlijk verkregen eigendom en komt nu als een trouwe hond naar zijn meester terug en door hem valt mij de ge schiedenis weer in, die er aan verbonden is. Ja, toen was je nog eens jong en vroolijkvoegde de goede man er met een zucht bij. Nu, vroolijk ben je nu ook nog, merkte zijn vrouw op, en dat je in 25 jaar ook 25 jaren ouder bent gewor den, is nu juist ook niet een ongeluk van jou in ’t bizonder de meeste menschen gaat het zoo. Bedroef je er dus maar niet over en vertel ons liever eens die geschiedenis. Dat is wel prettig zoo op Sinterklaas avond. Dan stel ik voor, zeide haar man, dat we allen knusjes bij elkaar gaan zitten en dan zal ik eens iets uit het verleden ophalen en de geschiedenis vertellen van m’n kostbare oude vaas. moge de kaas niet altijd eerste soort zijn, moge er wat heel veel minderwaardige kaas ge maakt worden, onze boter is uitnemend, heeft een goeden naam op de Engelsche markt, al is de naam van de .allerbeste boter* reeds ge- ruimen tijd voor de Deensche boter weggelegd. Doch nooit had ons vee, met name ons rund, zoo’n wereldnaam als thans. In verscheidene landen van Europa, ja ver buiten dit wereld deel verlangt men naar de prachtexemplaren van ons hoornvee en voor groote sommen gaan er van deze ieder jaar over de grenzen. Een even belangrijke plaats neemt het Hol lars dsche vee in. Ook daar zorgt men flink voor 't aanhouden van het rundveestamboek; ook daar komen de buitenlanders om voor grof geld de mooiste beesten te koopen. Voor den kenner is ’t een lust, zoowel in Holland als in Friesland, die heerlijke weiden te zien, waarin de zware, edel gebouwde koeien gra zen, als ze ten minste niet rustig neerliggen, daar het zeer voedzame gras het steeds voortdu rend grazen overbodig maakt. Nog een pakje! De heerlijke St. Nicolaasavond was weer gekomen en maakte evenals elk jaar weer vroolijke hartjes, maar ook droevige. Doch droefheid neen, daaraan dacht men allerminst in de gezellige huiskamer van den heer Meyer. De kinderen, de luidruchtige vroolijke kin derschaar had al zeer vele pakjes ontvangen, overal in de kamer zag men papier, hooi en touw. Maar toch, de klank nog ’n pakje 1 miste zijn uitwerking niet’t is immers reeds zoo dikwijls gezegd, dat een mensch nooit begeerljjker is, dan wanneer hij van alles in overvloed heeft. Met vreugde-schitterende oogen en roode wangen schaarde zich ook ’t dolle troepje om den huisvader, vol verwachting reikhalzend naar den naam die komen zou Voor wie, voor wie? Voor mij zeide papa, toen hij eindelijk het adres ontcijferd had. Een teleurgestelde zucht van kleine roode lippen heeft u dan nög niet genoeg gekregen Intusschen had mama met een pas gekregen hand- werkschaar 't pakje geopend; 'n kaartje viel er uit, waarop alleen stond Op den 25-jarigen feestdag onzer verloving zenden wij de stichteres van ons geluk aan den stichter van ons geluk Meer niet’n naam ontbrak. Vol onverholen nieuws gierigheid blikte de kinderschaar naar vader op, die langzaam de spijkers uit het kistje trok. Zorgvuldig legde hij spijker voor spijker op tafel neer, alsof het even zoovele kostbare diamanten waren. Elke aanma ning om grooteren spoed, beantwoordde de eerzame Alsof dat een curiositeit wasbromde de oude heer. Nu ;a, een antiquiteit is ze zeker nog lang niet, lachte ik, maar in elk geval de vaas behoort mij en ik heb de eer u te groeten En daarmee ging ik tevreden naar huis. Mijn vriend, dokter Helder, die met mij in ’t zelfde huis woonde, zat tegenover mij zwijgend te rooken en zag gemoedelijk toe. Zijn genoegen werd niet door een vleugje nijd vergald; hij behoorde tot de beklagens- waardige menschen, wier zesde zintuig dat voor oudheden niet aanwezig is. Hij gevoelde niets van de vreugde voor een echt antiek voorwerp hij zou met alle genoegen had men het hem niet belet een hondenfamilie van porselein en een spaarpot in den vorm van een groen varken op zijn kastje gezet hebben in ’t kort, hij had in ’t geheel geen smaak. Ja toch, ik mag den braven Helder geen onrecht doen; hij had in één opzicht een goeden smaak hij was tot over de wren verliefd op de dochter van onzen boven- gemelden rentemer-cudheidkenner en zij ’t was zonderling maar toch de waarheid zij mocht hem ook graag. In den grond der zaak had zij daaraan gelijk, want Helder was een door en door brave borst, waarop je je gerust kon verlaten; hij verstond zijn vak hij was geneesheer uitmuntend en wjj konden samen heel goed overweg. Maar voor minnaar was hij niet in de wieg gelegd en met verbazing zag ik steeds ’t allerliefste meisje aan, dat van een zoo zonderlinge smaak in dit opzicht liet blijken. En allerliefst ja, allerliefst was ze, dat moest zelfs haar bitterste vijand als ze dien bezattoestemmen. Waarom ik zelf niet op haar verliefd werd, weet ik niet. Misschien kwam het wel hiervan, dat zij haar hartje reeds weg geschonken had, en voor een ongelukkige liefde was ik in ’t minst niet geschikt! (Wordt vervolgd.) I eigen veestapel. De toekomst zal zeker ook wel leeren, dat de naam hier niet alles afdoet, maar dat de daadzaak, dat het Hollandsch, maar niet min der het Friesch vee zoo uitnemend is, dat het de buitenlanders naar Holland, maar niet min der naar Friesland lokt. in vakbladen; ingezonden stukken bij de vleet; er is over vergaderd; nog nooit zoo druk als nu waren die vergaderingen bezocht. De heer E. van den Bosch, van Goes, heeft in de laatste maanden met kracht voor ’t goed recht, zoo- als zij dat noemen, van het Hollandsch vee als het voornaamste, gereisd en gesproken. Ja, waarlijk, Holland schijnt in last te zijn! We hebben die Hollandsche beroering nu en dan opmerkzaam gevolgd en meenen, dat de Hollandsche veeboeren wel wat te hoogen dunk van hun eigen ot liever een te lagen dunk van ’t Friesche vee hebben. De meeste luitjes denken daar bepaald, dat ’t Hollandsche vee nog een heel stuk beter is dan het Friesche, hetwelk vast en stellig minderwaardig moet zijn. Zij roepen ach en wee over dien naam Friesch-Hollandsch en beweren dat men nu in het buitenland zal meenen, dat het Hol landsch vee van gekruist ras is; dat die bui tenlanders daardoor minder hoog tegen ’t echte Hollandsche vee zullen opzien. Met ellen en roeden meten ze reeds de schade uit, die de Hollandsche, met name de Noord-Hollandsche veefokkers noodzakelijk gaan lijden. Het is nu ruim vier maanden geleden, dat »Krelis van ’t Stamboek* een ingezonden stuk zond naar al de provincie-blaadjes van Noord- Holland. En al die blaadjes namen het op. Het was een noodkreet, één noodkreet. «Krelis van ’t Stamboek* richtte daarin een smeekbede tot »Nelis uit de Purmer«, den be kenden schrijver in het Algemeen Handelsblad, van wien ieder in Noord-Holland weet, dat hij niet in de Purmer, maar te Edam woont. «Nelis, gij, die zoo warm voelt voor onzen kostbaren Hollandschen veestapel; gij, wien het welzijn van den Hollandschen boer zoozeer ter harte gaat; help ons toch, red ons uit ’t verderf!* Dat was de korte inhoud van Kre- lis’ alarmkreet. Als men ’t las, zou men den ken dat er een gevaar dreigde, minstens even erg als indertijd, toen de Spanjaarden voor de poorten van Haarlem of Alkmaar stonden. Als onomstootelijke waarheid verkondigde hij, dat het Hollandsche vee het beste was, dat de buitenlanders hoofdzakelijk in Holland de keurbeesten zochten, dat de Noordholland- sche boer moest zorgen voor het behoud van zijn stamboek, dat veel volmaakter in orde was dan bijv, ’t Friesche. Hij deed uitkomen, dat het Nederlandsche Rundvee-Stamboek niet bestaan kan zonder de allesovertreffende Holland. Het was, met een kreet! «Nelis uit de Purmer* beantwoordde zijn schrijven in het Algemeen Handelsblad en vertelde aan Krelis, dat het Friesche vee even goed was als ’t Noordhollandsche, dat in Fries land even goed voor een stamboek gezorgd werd en dat juist uit Friesland het meeste kostbare vee naar ’t buitenland ging om daar den vee stapel te veredelen. En weer schreef Krelis en antwoordde Nelis. Doch er bleef onrust in de gemoederen der Hollandsche fokkers, een onrust die niet te verdrijven is. Voor bijna drie weken werd te Amsterdam, in Krasnapolski, de algemeene vergadering gehouden der afdeeling N.-Holland van ’t Ned. Rundvee-Stamboek. Nog nooit waren er zoo veel belangstellenden en de discussie liep hoofdza kelijk over punt 3 der agenda: «Het Bestuur stelt voor, bij het hoofdbestuur aan te dringen in art. 1 der «Bepalingen* de woorden Friesch- Hollandsch te vervangen door het woord «Hol landsch*. Het gaf niets, dat de hoofdinspecteur, de heer Iman G. J. van den Bosch, al bewijst, dat er onzuivere factoren in den strijd zijn gebracht; dat er werkelijk drie veeslagen in Nederland zijn, waarvan het Friesch-Hollandsche zoo moet heeten, omdat dit soort in Friesland en Holland voorkomt. Wil men bepaald den naam Hol landsch hebben, dan gaan de Friezen hun vee Friesch noemen en hebben we twee namen voor één veeslag. Het gaf niets, al toonde Nelis uit de Purmer aan, dat in het Hollandsch vee geregeld Friesch bloed komt, doordat alle jaren Friesch jongvee naar Holland gaat. Neen, de Noordhollandsche fokker is in zijn eer gekrenkt en daar is niet tegen te rede- neeren. Wat er van dezen Hollandschen storm zal komen, weten we niet. Doch laten de Friezen voet bij stuk houden, overtuigd als ze zijn en mogen zijn van de voortreffelijkheid van den Onze Friesche veestapel is, mogen we met trots verklaren, de roem van ons gewest. In vele dingen kan Friesland niet in verge lijking treden met andere deelen van ons vaderland. Ons gewest is niet dicht bevolkt; alleen Drente is relatief minder, doch alle an dere provinciën zijn dichter bevolkt. In de laatste vijf en twintig jaren toch zijn achter eenvolgens Gelderland, Noord-Brabant en Over ijs el ons gepasseerd. Onze bedem is grootendeels uitmuntend en wij hebben, naar verhouding van het geheele land berekend, zelfs weinig woesten grond. Doch ’t is zoo jammer, dat een goed deel van dien grond zijn eigenaars in andere pro vinciën heeft wonen. In den loop der jaren zijn zeer vele gegoeden vertrokken naar de streken, die thans de villa- en renteniersoor- den zijn. En wij we hebben niet van die oorden. Ja, daar zijn het Oranjewoud, Gaasterland, Beet- sterzwaag en nog meer gedeelten, die dat na tuurschoon bezitten, wat thans in den smaak valt. Maar, ze zijn niet in trek. We hebben geen zeer krachtige industrie, die centra’s van bevolking vormt, als in Bra bant en Overijsel. Geen mijnen als in Lim burg, geen weverijen en spinnerijen als in Brabant en Twente; geen zeer ontwikkelde scheepsbouw; geen nijverheid als de Gronin ger Veenkoloniën; geen zeehandel, die zich met Rotterdam en Amsterdam kan vergelijken, evenmin als onze zeevisscherij dit kan met de reusachtig ontwikkelde visscherij te IJmuiden en Vlaardingen. Op onzen landbouw mogen we vertrouwen neerzien. Wel doen we nog niet zooveel aan tuin bouw als in sommige andere deelen des rijks; maar het bouwland wordt met overleg be werkt en de tuinbouw breidt zich uit, waar door meer menschen van den bodem kumr leven. Waar we echter met rechtmatigen ti «.s kunnen schouwen, dat is onze veestapel. Voor een betrekkelijk klein gedeelte wordt de Friesche bodem gebruikt voor den land bouw. Het overgroote deel is weiland, is de plaats voor onzen kostbaren veestapel. Onze kostbare veestapel! Met recht! Reeds eeuwen lang voerde Friesland boter en kaas uit, gelijk het dat nog steeds doet; en Deze vaas dan had ik op een verkooping’,gekocht om bij mijn verzameling van oudheden te voegen sedert dien tijd is deze al aardig uitgebreid eu rijker gewor den ’k Was niet weinig trots op m’n koopje, omdat het vast stond, dat het echt antiek was, ontwijfelbaar echt. Buitendien had ik de vaas en dat verhoogde mijn trots nog eenige graden een goeden bekende voor den neus weggekaapt, die toen bekend stond als de grootste oudheden-verzamelaar uit onze stad. Zijn woning had hij in een museum van oude meubelen en wat daarbij behoort, veranderd. Hij was gewoon er zich op te beroemen, dat zijn dochter het eenige voor werp in zijn huis was, dat minder dan vijftig jaar oud was. Daar ik toen ook al aan verzamelwoede leed, trof fen wij elkaar dikwijls in uitdragerswinkels en later kwam ik ook bij hen. aan huis. Bij het koopen van de genoemde vaas nu verraste da oude rentenier-verza- melaar mij juist op het oogenblik, dat ik mijn nieuw eigendom stralend van geluk zorgvuldig inpakte, om het mee te nemen. Hij werd letterlijk paars van woede, dat hem het lang begeerde voorwerp voor zijn neus werd weggesnapt en wel door iemand, dien hij in dien tijd, en met recht, beschouwde als een leek en begin neling in de heerlijke verzamelaars-kunst en in wien hij in ’t geheel geen mededinger vreesde. Waarom koopt U dat ding riep hij geërgerd uit, hij was een beetje heet van bloed. Daarop heb ik nu al een week geloerd. Ik woog mijn schat met een genoeglijk gezicht op de hand. Ik wil ook wel eens iets schoons zien, mjjnheer, zei ik zeer in mijn schik, gun mjj toch die oude vaas u heeft een zoo bekoorlijke dochter, die moet u maar eens aankijken! Zooals vele onzer lezers zullen weten, zal te ’s-Gravenhage een tentoonstelling, met al wat er verder bijbehoort, gehouden worden om ook den buitenlander nog te beter van de voortreffelijke eigenschappen van het Neder landsche vee en wat dit oplevert, te over tuigen. Nu, juist daarover is men in Holland zeer slecht te spreken. Voor die tentoonstelling te Den Haag kon men de volledige medewerking van Friesland niet missen en niets werd verzuimd om Fries land te trekken. Men heeft het vee in Nederland verdeeld, volgens z’n verschillende raseigenschappen, in drie veeslagen. Het rund in Friesland vormt met dat in Hol land het zwartbonte ras en daaraan is officieel den naamgegeven van «het Friesch-Hollandsch vee.« FrzejcA-Hollandsch! Dat is ’t hem juist, wat den Hollander ergert. Al was dit veeslag het »Z?oZZa«<ZjcA-Friesch« genoemd, dan zouden ze nog gezegd hebben: «Laat dat Friesch maar weg; Hollandsch alleen is voldoende!* Maar nu ook nog het woord Friesch eerst te gebruiken, zie, dat is meer dan een echte Hollandsche veeboer verdra gen kan. Er is druk over geschreven in de gewone en «R3 ■t F ■■ir ’s I OURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1