■W8- EN ADVERTEW1EBLAD Dierenbescherming. VOOR SUB H MSTIID. Zaterdag 23 Februari 1907. No. *16» 62e Jaargang. Feuilleton. De visites van een enqel. I I Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. O dat Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 8 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Met de behandeling en waardeering der re delijke menschen is ook de behandeling van het redelooze dier er heel wat op verbeterd. En dat moest er wel een natuurlijk gevolg van zijn. Van den tijd, waarvan sommigen verhalen, dat een verkleumd, van de jacht terugkomend edelman ’t een genot achtte zich te verwarmen in ’t bloed van ’t lillend lijk eens slaven, kan men niet vorderen, dat er zeer veel aan dieren bescherming gedaan werd. Doch thans, nu men leert z’n evenmensch als zich zelve te behandelen, kan een betere be handeling der dieren niet uitblijven. Immers, hoe kan een mensch, die er niet tegen opziet, z’n beesten als levenlooze, gevoel- looze voorwerpen te behandelen, hoe kan hij er voldoende afschrik voor hebben, z’n mede- mensch lijden te bezorgen, waar dit eenigszins kan gekeerd worden? En om de mensch daartoe te krijgen, moet hij opgevoed worden, moet hij als kind reeds 1.) —o— De heer William Jobbling leunde al rockende tegen zijne deurpost aan en stond daar nu in zijn hemds mouwen te genieten van den lekkeren, koelen avond, die op den snikheeten dag was gevolgd. In de lange, eentonige straat speelden onder hevig lawaai een troepje kinderen en uit de verte weerklonken vaag de tonen van een orgel. Voor den heer Jobbling, die pas drie haringen verorberd en daarbij anderhalf pintje thee gedronken had, was dit alles even genotvol. Hij blies met half gesloten oogen kleine, blauwe rookwolk jes voor zich uit en overpeinsde ondertusschen het geval, of het orgel óm of bij den hoek der straat stond. Bil, riep de stem van Juffrouw Jobbling, die in het kleine bijkeukentje aan het omwasschen was. Hallo, bromde Jobbling. Je hebt je natte theelepeltje weer in den suikerpot gestopt en waarachtig, daar heb je me nog zoo iets uilskuikerigs uitgehaald. Zoo? Nou wat dan vroeg haar echtgenoot onver schillig. Je haringmes voor de boter gebruikt- Maar nou mag jij ze verder ook lekkertjes alleen opeten, want ik pas er voor, ’t Is heel aardig, dat mot ik zeggen. Ik mot maar den ganschen dag voor jou zwoegen en sloven en zorgen, dat jij goed eten op tafel krijgt en jij be derft het me op zoo’n manier. De heer Jobbling haal de de pijp uit den mond. Nou, maak maar niet zoo’n drukte. Ik zeg je, ik houd immers wel van boter met op een jonge, zeer nieuwmodisch gekleede jongedame, die in de verte aankwam. Het was een forsch gebouwd meisje met een knap gezicht, maar dat met het eene been wat trok, haar hoed wekte zeker de verontwaar diging van alle eerbare vrouwen op. Toen zij Jobbling’s blik ontmoette, kwam er een glans van herkenning in hare oogen. Dat ik u hier moet treffen, zeide het meisje. Wel, dat is ’n aangename verrassing. Zij stak de hand uit, die Jobbling met een trotschen blik op Brown, die volgens hem geen manieren had, hoffelijk drukte. Ik ben zoo blij, dat ik u weer zie, zeide het meisje. Ik heb u gisterenavond niet half genoeg kunnen be danken, maar ik was ie zeer verschrokken. O, maar dat was heelemaal niets, zei Jobbling op nederigen toon, die een scherpe tegenstelling vormde met de uitdrukking op zijn gezicht, waarmede hij de moppen van Brown volgde, die als een gek kushandjes naar de overzijde wierp. Er heerschte een oogenblik stilte, alleen onderbroken door een kort, droog kuchje van uit de voorkamer. Het meisje, dat al bijna op den drempel stond, bleef eenigszins zenuwachtig staan. O, het is de vrouw maar, zei Jobbling. Het meisje keerde zich om en keek naar het venster. Jobbling stelde ze met den steel van de pijp aan el kaar voor. Goedenavond, zeide juffrouw Jobbling flauwtjes. Ik weet nog wel niet hoe u eigenlijk heet, maar ik hoop, dat mijn man het weet. Ik ontmoette hem gisterenavond, zei het meisje lachend. Ik struikelde over een koolstronk of iets dergelijks en viel en toen kwam hij en raapte me op. Juffrouw Jobbling kuchte weer. Het is de eerste keer dat ik er over hoor spreken. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Ik vergat het je te vertellen, zeide Jobbling onver schillig. Ik hoop niet, dat u zich pijn heeft gedaan, juffrouw Ik verzwikte mijn enkel een beetje, dat is alles, zei het meisje. Het doet mij alleen nog pijn, als ik loop. Doet het nu ook pijn vroeg Jobbling bezorgd. Het meisje knikte. Een beetje, niet veel. Jobbling aarzelde. De mimussen van Brown aan den overkant en dan de twee droge, korte kuchjes van zijne vrouw bij het venster, zouden ook een moediger man hebben doen aarzelen. Ik denk niet, dat u lust heeft binnen te komen en een vijf minuten uit te rusten, vroeg hij eindelijk. O ja, zei het meisje, heel graag. Het het doet mij altijd nog zeer. Zij strompelde Jobbling achterna en na voor juffrouw Jobbling O?bogen te hebben, viel ze in een van de leuningstoelen neer en keek opmerkzaam de kamer rond. Jobbling verdween een oogenblikje en een vuurroode blos teekende zich op de wangen vau juffrouw Jobb ling af, toen hij eenige minuten daarna weer binnen kwam met zijn jas aan en zijn haar nog nat en glim mend van het borstelen. Een pijnlijke stilte heerschte. Wat is uw man sterk, zei het meisje, de handen in elkaar slaande. Zoo zei juffrouw Jobbling. Hij lichtte me op als een veer, antwoordde het meisje. Hij legde den arm om mijn middel heen en had me op de been, nog voor ik het goed en wel wist. Om uw middel? vroeg juffrouw Jobbling. Waar moest ik ze dan vast gepakt hebben? vroeg Jobbling nijdig. Zijn vrouw antwoordde niet, maar zat vijandige blikken te werpen naar den nieuwmodischen hoed van de bezoekster. (Wordt vervolgd.) kom maar eens een week lang bij ons werkendan zul je eens leeren wat sloven is. Juffrouw Jobbling liet een hoonend lachje hooren maar toen d’r man zich omdraaide en haar njjdig aankeek, was zr druk en met veel lawaai met de kopjes in de Lamme kijfster, zei Jobbling. Altijd maar moet ze kijven. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Van dat ze opstaat tot dat ze naar d’r bed gaat toe. Het is jammerbegon juffrouw Jobbling. Houd je mond maar, schreeuwde haar man. Ik heb je antwoorden niet noodig. Het gaat zoo toch den geheelen dag door en van nacht nog heb ik twee uur wakker gelegen, omdat je zelfs in den slaap nog aan het kijven was. Hij hield een oogenblik op. Ja, kijven in je slaap, herhaalde hij. Er volgde nog geen antwoord. Twee uren, twee volle uren zonder een minuut op houden. Ik hoop dan maar, dat het je goed gedaan heeft, antwoordde zijne vrouw. Ik zag je van nacht, toen je eindelijk en ten laatste thuis kwam, je voet zoo wrij ven. Jobbling ontkende dit bij hoog en bij laag en zeker om zijne ontkenning kracht bij te zetten, hief hij het been een eindje op en schopte de vloermat er de ge- heele gang mee door. Na aldus aan de eer voldaan te hebben, keerde hij naar zijne deurpost terug en keek weer met slaperigen blik de straat langs, van tijd tot tijd eenige onverschillige woorden richtende tot Joe Brown, die met de handen in den zak met groote vaar digheid op het randje van het trottoir van de overkant aan het balanceeren was. Zijne blik viel van Brown rioden. Behoeven we hier voorbeelden te noemen? De wreede slavenhandel bloeide in Afrika en Amerika. Geheele streken werden gedeeltelijk uitgemoord om de overblijvenden in bedwang te houden. In onzen tijd gebruikt men maxim-kanonnen, mitrailleuses en repeteergeweren om de wilde vijandelijke bende als te doorzeeven met ko gels en daardoor te decimeeren. La bete humaine vierde hoogtij in revolu tiejaren. En nog steeds komt ’t dierlijke in den mensch te voorschijn bij ’t voeren der moderne oorlogen, waarbij de menschelijke geest, het menschelijk vernuft zich gescherpt heeft in 't bedenken der middelen, die zooveel en zoo snel mogelijk dooden of verminken. Doch laten we hierover zwijgen en betreu ren wij het alleen, dat nog steeds de wreede oorlog niet tot het verleden behoort. Laten we constateeren, dat vooral in de allerlaatste eeuw de algemeene aard der men schen veel zachter is geworden. Niet alleen wordt een menschwaardig be staan steeds meer als een recht beschouwd, dat ieder mensch toekomt, maar ook de eischen van dat bestaan worden steeds hooger gesteld. Steeds hooger, zoowel op stoffelijk als op geestelijk gebied. Op stoffelijk gebied zorgt men voor beter wonen, beter voeden, betere kleeding, voor minder harden arbeid, voor meer rust, voor gemakkelijker verkeers wegen; op geestelijk gebied voor het vermeer deren der kennis. De zeden zijn heel wat zachter geworden in den loop der eeuwen, doch vooral in de allerlaatste en met name in de laatste eeuw. In vroegere tijden maakte de menschelijke beschaving, die grootendeels blijkt uit het ver zachten der zeden, niet zulke snelle vorderin gen; ja, men zou tijden kunnen noemen, waarin met het toenemen der beschaving die zeden zelfs ruwer, onmenschelijker, dierlijker werden. Bijv, in den tijd van Rome’s grootsten bloei, in den tijd der eerste Romeinsche keizers. Nooit was Rome grooter in bevolking, nooit stroomden zoozeer de schatten der aarde naar die metro polis; de grootste Romeinsche dichters, schrij vers en redenaars leefden in dien tijd. De meest verfijnde beschaving werd toen in Rome gevonden, maar ook de grootste dierlijkheid. Men hield het volk in rust, niet alleen door brood, maar ook door spelen. Het volk stroomde naar het circus, het amphitheater, om daar worstelstrijd te zien, strijd tusschen woeste dieren, uit de woestijnen van Afrika en de oerwouden van Germanje aangevoerd; strijd tusschen menschen en dieren; strijd tus schen menschen onderling. De arena, het worstelperk, werd bedekt met lijken en ver minkten, lijken van menschen en dieren; ver minkte menschen en dieren. Er stroomde bloed, menschen- en dierenbloed. En daarom was ’t te doen. Bloed moest ’t volk zien, veel bloed. Totdat de zenuwen zoo verstompt wa ren, dat men haast geen bloed genoeg kon doen vloeien, haast geen middelen zoo verfijnd- wreed en nieuw-wreed kon verzinnen, om die bloedlustige menigte nog te bevredigen, nog «genot», prikkelend «genot* te verschaffen. Het Christendom bracht veel verbetering, doch daarmee was niet dadelijk alle ruwheid verdwenen. Want nu kwamen de tijden der volksver huizing, de tijden der Germaansche hegemo nie en die Germanen hadden nog geen be- schavingstijdperk achter den rug als de Grieken en Romeinen. In de eerste eeuwen der Middeleeuwen be handelden de menschen onderling elkaar nog zeer wreed. De oorlogen werden wreed ge voerd; de gerechtelijke straffen moesten zich wel eenigszins naar die wreede menschenna- tuur regelen. Eerst langzamerhand werden de zeden zach ter. Langzamerhand. En nog telkens komt la béte humaine te voorschijn. Bijvoorbeeld in de ontdekkingspe- leeren, de dieren lief te hebben, de dieren niet noodeloos te mishandelen. Een kind, dat wreed is ten opzichte van zijn hond of kat, dat er niet tegen opziet, beesten te mishandelen, zal ook gemakkelijk andere kinderen wreed behandelen. Het geheele schoolonderwijs is dan ook doorweven met lessen, die dierenmishandeling afkeuren, die dierenliefde kweeken. En met genoegen mogen we constateeren, dat die les sen uitwerking hebben, al gaat dit niet zoo vlug, als men wel zou mogen wenschen. Immers, ook in het kind zit «la béte humaine», dat telkens wil tevoorschijn treden en het kind in zijn daden regeeren. Ge ziet nog steeds jongens, die er vermaak in scheppen een vreemden, vooral een vreem den hond of kat te mishandelen. Hun eigen Bello of Mie-poes zouden ze ’t niet graag doen, maar als ’t een vreemd beest is, dan komt de wreede natuur in den jongen boven. Ge kunt kinderen aantreffen, die geen kwaad zullen doen, maar genot smaken, als ze eenige kikkers amputeeren of op andere wijze marte len. Jongens, die niet begrijpen, dat ook vo- gelouders liefde voor hunne jongen hebben. Met genoegen lezen we daarom steeds de bordjes, die men in sommige streken aan scho len en andere gebouwen ziet aan gebracht, waarop voor kleine en groote menschen te le zen staat: Behandel de dieren met zachtheid. Spaar de vogels. Wanneer de jeugd hiervan goed doordron gen is en er geheel naar tracht te handelen, zal ze ook op rijper leeftijd die gulden regels ont houden hebben en gewend zijn er naar te doen, ze te betrachten. Er is reeds veel gedaan in zake dierenbe scherming. Denk maar eens aan de behandeling van ’t vee op de markten en tijdens het ver voer. Ge zult zeggen: Hoe dikwijls lees ik nog in de verslagen van ’t Kantongerecht al hier, dat meerdere veedrijvers door den rechter gestraft werden wegens ’t noodeloos wreed vervoeren van vee, vooral van pasgeboren kalveren. Maar wijst dit niet reeds aan, over 't algemeen die arme beesten, die van ’t aardsche leven toch wel allerminst de zonne- zijde leeren kennén, beter behandeld worden? Zeer nuttig werkt de «Nederlandsche Ver- eeniging tot bescherming van dieren», waarvan het hoofdbestuur onlangs zijn eerste jaarver gadering hield te ’s-Gravenhage. In Amsterdam treedt die «Dierenbescherming» zeer actief op. Geregeld kunt ge in de bladen der hoofdstad het halfmaandelijksch verslag le zen. Ge leest dan berichten als: In de straat liet ik een paard uitspannen, dat last had van, enz. Op de kade belette ik eenige jongens een hond te verdrinken. En zoo voort. In die Haagsche vergadering werd ter sprake gebracht de toepassing van de Hondsdolheid- wet in een groot aantal gemeenten van Gel derland en Brabant, waardoor nu ook de trekhon den dagelijks, bijna den geheelen dag door, den zwaren ijzeren muilkorf hebben te dragen en al spoedig wonden aan neus en voorhoofd krij gen. Aan de Regeering is verzocht de of ficiéél voorgeschreven muilkorven te mogen vervangen door stevige lederen korven, even als in België en Duitschland. Aan het gemeentebestuur van Den Haag is verzocht om betere regeling van ’t vervoer van trekhonden, hetzij door de bepalingen be treffende ’t gebruik van paarden en ezels ook op trekhonden toepasselijk te verklaren, 'tzij door er in over te nemen de bepalingen in de Verordening op de wegen in de provincie Zuid-Holland. Ook werd verzocht, dat stieren slechts elk afzon derlijk mogen gedreven worden door geschikte personen. Naast elkaar gekoppeld, kunnen ze elkaar verwonden en zelfs de oogen uitsteken. Den minster van Koloniën werd verzocht de Indische paradijsvogels te beschermen. (Dames, bedenkt, dat de mode om fraai gekleurde vo gelen op de hoedjes te dragen, heele streken ontvolkt, waar die lieve beestjes eerst zoo veelvuldig voorkwamen.) Een prijsvraag was uitgeschreven om een be knopte handleiding voor de verzorging van huisdieren en eerstdaags zullen in den handel komen werkjes over Het Paard en de Ezel», »De Huishond* en »De Huiskat», tegen prijzen van 7S, 5 en 5 cent. We weten’t, de dierenliefde kan ook ontaarden, zooals men dat vooral in steden als Parijs kan opmerken en er zullen menschen zijn, die hun schoothondje op ziekelijke wijze vertroetelen, terwijl ze geheel of bijna geheel vergeten, dat er om den armen medemensch toch in de eerste plaats moet gedacht worden. Men heeft in zoo’n stad modes voor honden en honden begraafplaatsen en meer overdreven dingen. Maar, die overdrijving afkeurende, mag men niet anders dan toejuichen, dat er voor waar achtige dierenbescherming steeds meer gedaan wordt en we denken hierbij aan den volgen den regel: Wie op gezonde wijze voor dierenbescher ming is, zal op nog gezonder wijze voor goede menschenbehandeling zijn. c I i COURANT. 1 tl ■ill 1 I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1