NIEIJWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR SNEEK EN 0I8MEN. 1 ll Zaterdag 2 Maart 1207. 62e Jaargang. No. 18. Feuilleton. De. visites van een engel. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. 1 De zegepraal der Afrikaanders. 1 ll‘ L i’ 7. fe - lange pauze. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. totdat hij terug kwam van de tram, waarheen hij de bezoekster begeleid had. Maar toen barstte de bom ook los. Eerst hem uitscheldend, begon ze toen met hysterische overdrevenheid zijn ouderdom en zijn figuur te bespotten, waarna eindelijk de tranen kwamen en ze hem verzocht zich te herinneren, wat een goede vrouw zij steeds voor hem was geweest, hem verzekerend, dat een andere hem al lang vergiftigd zou hebben. Toen ze evenwel bemerkte, dat haar tranen niets gaven en dat Jobbling er alleen nog maar pedanter door werd, begon ze weer uit te varen en vertelde hem eens p ongezouten wijze, hoe ze over juffrouw Robin- scu dacht. Het is niets netjes, zoo uit te varen, zei Jobbling en wat meer zegt, ik duld het ook niet langer. Mijn huis binnen te dringen en oogjes aan mijn man te geven, barstte zijn vrouw los. Zoolang als ik haar geen oogjes geef, is er geen gevaar bij, antwoordde Jobbling, en ik kan het toch niet helpen dat ze verliefd op me is, het arme kind Ik zal d’r arme kinderen leeren, zei zijne vrouw. Zij is te beklagen, zei Jobbling. Ik begrijp, hoe zij zich voelt. Zij kan er nu niets tegen doen, maar met tertijd zal het misschien wel slijten. Ik denk, dat zij meent, dat wij niets van haarvan haar verliefd heid op mij gemerkt hebben en ik wil haar gevoelens niet kwetsen. En hoe denk je over mijn gevoel, vroeg zijn vrouw. Jij hebt mij gekregen, antwoordde Jobbling. De negen huwelijks-artikelen waren juffrouw Job- bling’s eenige troost voor de volgende dagen. De buur vrouwen bewezen allen hunne deelneming door allerlei vragen te doen en wenschten, vreemd genoeg dat Jobbling hun man was. Daar dit nu eenmaal niet zoo was, deden ze juffrouw Jobbling wel honderd plannen aan de hand om Jobbling weer tot zijne positieven te brengen. Jobbling, die een trotsch man was, beant woordde spottend de vijandige blikken, die ze op hem wierpen, als hij van of naar het werk ging, totdat eens op een dag alle vijandigheid week om plaats te maken ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Nu dan, Botha en de zijnen, de zoogenaamde partij van »Het Volk*, stuurden aan op een verbond met gematigde Engelschen. En wat gehoopt werd, is op schitterende wijze ver wezenlijkt: deze handige taktiek bracht de over winning aan de Boeren, zoodat die thans weer hun eigen land kunnen regeeren. Wel bestaat nog altijd het recht van ’t Britsche gouvernement, om de maatregelen door de Transvaalsche regeering genomen, te niet te doen; maar dit zal wel zoo’n vaart niet loo- pen, vooral niet, als er doorgegaan wordt in de bezadigde richting, door Botha voorgestaan. Bovendien heeft Botha’s programma niets, dat bij de Engelschen angst behoeft te wek ken voor een te partijdigen pro-Boer-politiek. Natuurlijk wil hij het Hollandsch een grootere rol doen spelen bij het lager- en ander onder wijs, maar het Engelsch zal daarom niet van diezelfde scholen verbannen worden. Zeer zeker zal een man als Louis Botha aansturen op het ideaal van zooveel Afrikaan- ders, op een »Vereenigd Zuid-Afrika voor de Afrikaanders<, een apart ras, dat niet geheel Hollandsch en ook niet geheel Engelsch is, maar door de werking van twee eeuwen zich als apart ras gevormd heeft. Doch Botha is niet de man, die dat ideaal met overdreven voortvarendheid zal najagen. Hij is nog nauwelijks veertig jaren, gezond en krachtig van gestel en heeft dus heel wat meer tijd vóór zich dan de jingo-minister Chamberlain, die nog steeds zijne idealen na jaagt, maar bijna zeventig jaren oud is en thans niet aan de regeeringstafel zit. Louis Botha, de leider der Boeren, is thans ook de eerste minister-president van de Trans- vaal-kolonie. Leest men de Engelsche jingo- bladen, de bladen van ’t gehalte der >Daily Mail*, dan moet een rechtgeaard Brit al heel ontevreden zijn over dit dadelijke Boerensuc ces. Gelukkig echter weet de regeeringspers beter te oordeelen en verwacht deze geen voor Britsche belangen schadelijke gevolgen. Botha is juist de man, die kalm de zaken weet aan te vatten. Al was hij na Piet Joubert de opperbevelhebber der Boeren en heeft hij als zoodanig den Brit heel wat te doen gege ven, toch is hij niet, wat men noemt een on verzoenlijke Boer. Botha ziet zeker beter dan wij het hier op een verren afstand kunnen, dat er eenmaal een besliste Afrikaander natie Nooit had hij zooveel mensohen in de straat gezien, meende hij, en zeker had hij nooit zooveel lachende gezichten gezien. De menschee draaiden zich om, om tegen hem te lachen en toen hij zijn woning bereikte, leek Joe Brown van den overkant wel één grinniklach. Beu van al dat gelach, verlangde hij bepaald naar het gezicht van zijne vrouw, maar toen zij uit de keuken kwam, speelde er ook een tevreden glimlachje om haar mond. De verbaasde Jobbling keek haar knorrig aan. Waarom lach je mij uit vroeg hij. Ik lach je niet uit, antwoordde zijne vrouw. Maar toen zij naar de keuken terug ging, zong zij d’r hoogste lied, terwijl ze vlug de thee klaar maakte. Haar stem was zwak, maar er lag ditmaal iets triomfantelijks in, vooral in de wijze, waarop zij de hooge noten zong. Hij ging in den nieuwen leuningstoel zitten, ook al aangeschaft om het kunstgevoel van juffrouw Robin son te treffen, en staarde uit het raam. Je schijnt opeens erg vroolijk te zijn, snauwde hij zijne vrouw toe, toen zij met het theeblad binnen kwam. Wel, hoe zou ik niet zei juffrouw Jobbling, daar is alle reden voor. Jobbling keek haar vol verbazing aan. Een nieuwe leuningstoel, nieuwe vazen en een nieuw haardkleedje, legde zijne vrouw uit, de kamer met welgevallen rond ziende. Heb je dat kleine tafeltje ook besteld, waarvan je laatst sprak? Ja, snauwde Jobbling. En betaald ook, vroeg zijn vrouw met eenigen angst. Ja, zei Jobbling weer. Juffrouw Jobbling’s gezicht klaarde op. Ik zou niet graag willen dat het mij op het laatste oogenblik nog ontglipte, zeide zij. Je bent den laatsten tijd erg goed voor me geweest Bill, dat je me al die mooie dingen hebt gekocht. Er zijn weinig vrouwen, die zoo’n man hebben, als jij d’r een bent. Ben je bij geval gek geworden vroeg haar man. Het is geen wonder, dat de menschen zoo veel van je houden, ging juffrouw Jobbling voort, zijn vraag geheel negeerend, terwijl ze al lachend drie stoelen om de tafel schoof. Ik zal nog een paar minuten met het juffrouw Robinson wel gauw zal komen en zjj houdt veel van een sterke kop. Om wat van zijne verbazing te bekomen en om eens een frisch luchtje te happen, stapte Jobbling de kamer uit en opende de voordeur. Hoe staat het leven schreeuwde Brown van den overkant met een lachje om de lippen. Jobbling schold hem in stilte vooral wat leelijk was, uit. Neu, ’t komt alles wel in orde, zei Brown. Jjj gaat maar naar binnen en gaat daar zitten en ik zal in dien tijd wel naar d’r uitkijken. Jobbling keerde met gefronst voorhoofd naar binnen en keek zijn vrouw strak aan. Zij is laat, zei juffrouw Jobbling, naarde klok kijkend. Ik hoop maar, dat het goed met haar is, maar ik voor mij zou altijd bang wezen. Het is een gevaarlijk leven. Een gevaarlijk leven zei Jobbling met ruwe stem. Wat is een gevaarlijk leven? Wel het hare, antwoordde juffrouw Jobbling. Joe Brown vertelde het me. Hij volgde haar giste renavond naar huis en van morgen is hij heelemaal omtrent haar ingelicht. Bij het noemen van Brown’s naam trok Jobbling eerst een onverschillig gezicht, maar zijn nieuwsgierigheid behaalde toch de overhand. Welke leugens beeft hij dan wel van haar verteld? vroeg hjj. Ik geloof niet dat het een leugen is, Bill, zei zijn vrouw goedaardig. Als ik alles nog eens naga Wat zei hij schreeuwde Jobbling. Hjj zei, datdat zij een vrouwelijke detective is, stamelde juffrouw Jobbling, den zakdoek voor den op- roerigen mond houdend. Een speurhond? herhaalde haar echtgenoot; een vrouwelijke speur Juffrouw Jobbling knikte. Ja Bill, zijzjj Nou vroeg Jobbling opgewonden. Zij werkt voor (Jingell Watson, zei zijne vrouw. Jobbling sprong op en met een paarsch gezicht en gebalde vuisten ging hij voor haar staan. Wat, komt ze daarvoor hier Meen je, dat zij denkt, dat ik het geld gestolen heb vroeg hij na een Tijdens den oorlog, die in 1899 begon en ongeveer duizend dagen duurde,den oorlog van de Boeren van Zuid-Afrika tegen de Engel schen, voelden we in ons hart, dat die stoere Afrikaanders ons verwant zijn en dat bloed dikker is dan water. We konden hen niet openlijk meehelpen, de ervaren schutters, die 't moesten opnemen tegen een verpletterenden overmacht. Alleen de talrijke Nederlanders, die daar, in ’t verre Zuiden in betrekking waren, meest bij den Ned. Zuid-Afrikaanschen Spoorweg maatschappij, sloten zich aan bij ’t volk der Boeren en vormden misschien het dapperste en meest durvende deel van degenen, die de vrijheid der Boeren-republieken verdedigden te gen de Engelsche goud- en landhonger. Na langen strijd, na schitterende overwinningen, na tal van roemrijke daden moest eindelijk de Britsche overmacht het winnen. Te Vereeni- ging, aan de spoorlijn, die van Bloemfontein naar Pretoria loopt, juist op de grens der beide republieken en aan de rivier de Vaal, kwa men de voormannen der Boeren bijeen met de Britsche onderhandelaars en, tot groote te leurstelling van bijna geheel Europa, onder wierpen de Boeren zich aan de Britsche heer schappij. Transvaal en Oranje-Vrijstaat werden Engelsche Koloniën, zooals ook de Kaapko lonie en Natal reeds waren en zelfs werd een deel van Transvaal bij Natal gevoegd, juist dat gedeelte, dat de naam district Vrijheid droeg en ’t meest verdiende vrij te blijven; juist het district, waarin de hoeve lag van den handig- sten, meest diplomatieker! Boerenleider, van Louis Botha. Men kan z’n oog en niet ge- looven, toen men de vredesbepalingen uit Reuter’s telegrammen vernam. Hoe men ook las en herlas, de hoofdbepaling van ’t vredes verdrag te Vereeniging bleef, dat de republie ken aan Engeland kwamen en hare zelfstan digheid verloren. Alleen stonden er enkele bepalingen over vergoeding van schade aan de Boeren en over ’t geven van een eigen regeering aan de nieuwe Koloniën. Maar de hoofdzaak bleef: ’t verlies der vrijheid. Moest dat het loon zijn voor zooveel strijd, voor zooveel leed, dat geleden werd door de mannen in ’t veld en vooral door de vrouwen en kinderen in de kampen, die terecht moorde naars- ofliever moordkampen genoemd werden? Engeland beloofde om die eigen regeering 3.) (SLOT.) U Juffrouw Jobbling had nog nooit van haar leven zoo iets gehoord en keek haar man aan om te zien, wat die er wel van zei. Zoo’n man is een dief, zeide zij vast beraden en hij zal niet veel geluk van zijn dieverij hebben. Nou ik zeg ik zeg, dat hij er wel plezier van zal hebben, zei Jobbling, als ze hem tenminste niet pakken. Ik zou van zoo’n soort man kunnen houden, verklaarde juffrouw Robinson hardnekkig. Ik durf wel zeggen, zei juffrouw Jobbling, dat hij ook van u zou houden. Soort zoekt Nou genoeg d’r over, viel Jobbling d’r in de rede. De heeren kunnen het ten minste nog wel te boven komen, dat is één geluk. Hjj boog zich voorover, toen het meisje om nog wat suiker in de thee vroeg en toen hij er nog een schepje vol ingedaan had, zei hij, niet te kunnen begrijpen, dat ze het zoo zoet kon drinken. Juffrouw Robinson ont kende toen, dat het zoo zoet was en bood hem aan, zich te overtuigen en juffrouw Jobbling zat met vuur schietende oogen naar d’r man te zien, toen die er zijn lippen aan zette. Zoet behoort bij zoet, zeide hij galant, haar het kopje terug gevend. Juffrouw Robinson trok een pruilend mondje, maar het kopje aan haar lippen brengend, keek ze hem over den rand strak aan. Jobbling voelde zich dien avond zeker weer twee-en-twintig jaar, want hij stal haar koekje weg, waardoor hij toen een tik met het theelepeltje ontving. Hij gaf er haar een terug en juffrouw Jobbling, die niet in staat was iets te eten, zat daarbij in hulpe- looze woede, maar toch trachtte zij Jobbling, zooals in het begin van hun huwelijk, door lieftallige blikjes en gebaartjes te betooveren. Dank zij haar groote zelf- beheer selling en ook door eenige eigenaardige blikken moet komen en dat zal er dan eene zijn, die veel verder van de Engelsche afstaat dan bijv, de Amerikaansche; al wordt die Afrikaander natie bepaald geen Hollandsche. Merkwaardig is, dat, juist terwijl Botha als hoofd der nieuwe Boeren-aera optreedt, in Londen de Zuid-Afrikaansche tentoonstelling geopend is. Dit is eene tentoonstelling, die te zien geeft wat zoowel Boer als Brit in Zuid- Afrika op industriëel en landbouwgebied pres teert en daardoor geeft een idee van Afrikaan- sche eenheid, heeft ze een strekking tot ver broedering, draagt ze het karakter van een vredesfeest. Zoo werd het ook opgevat door koning Edward in zijn openingsrede, toen hij zei: >Mijn ernstig verlangen is, dat Zuid-Afrika zal stijgen in voorspoed en, steunende op de hartelijke samenwerking van al mijne onder danen, zie ik met vertrouwen de toekomst tege moet van dat belangrijk deel van mijn gebied*. Een Hollandsch-Afrikaander, kapitein Bam, bood daarop den koning en de koningin eigen aardig Zuid-Afrikaansche geschenken aan en de koning was vooral getroffen door het feit, dat dit geschenken waren van Boeren en Britten te zamen. Onder geestdriftige toejuichingen van de aanwe zigen verhief koning Edward den kapitein Bam in den adelstand met den titel van »knight«. Tot de bij deze opening uitgenoodigde per sonen behoorde ook de Nederlandsche gezant. Laten we hier even in herinnering bren gen, dat binnen enkele weken deze tentoonstel ling zal worden overgebracht naar Amsterdam, zoodat ook de Nederlanders kunnen zien wat Afrika oplevert en betere connecties met onze stamverwante broeders kunnen aanknoopen. Velen mogen in dit alles een bewijs zien, dat de Engelschen thans verzekerd zijn van hun blijvenden invloed in Zuid-Afrika, laten wij ons verheugen, dat in zoo korten tijd, vier ja ren na een allerbloedigsten strijd door de beleid volle, niet haatdragende politiek der Boeren en de gepaste liberaliteit van Engelands tegenwoor dige regeering en den Engelschen vorst, deze oplossing der Afrikaander kwestie gevonden is. Zeker, wij hadden liever een vrij Boeren-Zuid- Afrika gezien, maar dat heeft niet mogen zijn. De verstandigste is hij, die dingen, welke voorbij zijn, niet te veel betreurt, maar poogt van den nieuwen toestand het meest mogelijke voordeel te trekken. zoo spoedig mogelijk te geven en deze belofte heeft ’t niet gehouden. Doch wat was er an ders te denken van de jingo-regeering van Balfour-Chamberlain? Balfour en Chamberlain zijn echter door de liberale tegenpartij ten val gebracht en het nieuwe ministerie-Campbell Bannerman beloof de reeds spoedig, dat de zelfregeering zou ko men. Het overdreven imperialisme van den braven Joe Chamberlain had afgedaan en de mannen, die door hem betiteld waren als >kleine Engelschen*, deden ’t recht zegevieren. Thans is die zelfregeering gekomen, tenmin ste in de Transvaal-kolonie en die voor de kleine re Oranje-rivier-kolonie zal wel spoedig volgen. In Transvaal zal een Parlement zijn met twee Kamers, waarvan de eene overeenkomt met onze Tweede Kamer en welks leden door het geheele volk gekozen worden; de samen stelling der andere Kamer hangt zoowat ge heel af van de Britsche Kroon, m. a. w. de i Britsche regeering, en zoo houdt Engeland dus steeds het heft in handen. Maar ’t zal ook hier wel gaan als in de andere Britsche Ko loniën: Engeland zal zooveel mogelijk vrijheid laten en zoo min mogelijk dwang gebruiken. Voor eenige dagen zijn de verkiezingen in Transvaal gehouden en wat gehoopt werd, is verkregen. De Boeren toch, geleid door Louis Botha en anderen, hebben een politiek gevoerd vaneen handigheid, zeker niet minder dan die, welke zij op het slagveld hadden tentoongespreid. Zij toonden zich niet onverzoenlijk, niet star onverzoenlijk tegen alles wat Engelsch was, maar onder de leiding van Botha, (die zoowel in den oorlog als later, als volksleider, getoond heefteen buitengewone handigheid en leiders capaciteiten te bezitten) werd heel tactvol aangestuurd op een verbond met gematigde Engelschen. Wij, die van verre staan en alleen denken aan de Nederlandsche afkomst der Boeren, wij hadden verwacht, dat steeds een onverzoen lijke af keer tegen al wat Engelsch was, in de harten der Boeren zou blijven bestaan en uit hunne daden zou blijken. Doch zou er dan wel ooit zelf-regeering gekomen zijn Zou Engeland die wel gegeven hebben aan verklaarde vijanden? Dit is immers te dwaas om te denken. Allerminst mag men van een Britsche regeering verwachten, dat zij zich een eigen kuil zou graven. opschenken van de thee wachten; want ik denk, dat Juttrouw Jobbling boog het hoofd. Ik geloof, dat ze voor lachjes. van Jobbling wist zjj hare uiterljjke kalmte te bewaren, l OU RANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1