c
ft
MW8- ffl APVERTESTIEBLAB
Zij
ÏIIOR 'ÜH M MSMffi.
J
Het eerste Zonnestraaltje.
Woensdag 13 Maart 1307.
62e Jaargang.
No. 21.
B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uitgever:
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
i
die zich met 1 APRIL
9 op dit Blad abonneeren,
ontvangen de tot dien datum
verschijnende nummers gratis,
▼WVWVWTWVWVWVWVWTWVW’VWV
11
i
4b
1
dan één
en
V
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ze
te
I
I
naald gericht, schoof ze met slappe, afgematte bewe
gingen de zware stof verder. Plotseling staakte de
machine haar arbeid. In een aanval van uitputting was
’t meisje achterover in haar stoel gezonken. Hare oogen
sloten zich en een vale kleur overtoog hare wangen.
Ze kreeg een gevoel alsof ze ging sterven. Een plot
selinge angst maakte zich van haar meester wanneer
de dood haa’- nu eens kwam verrassen, wanneer haar
uitgeteerL lichaam den strijd om ’t bestaan niet meer
kon v.eren 1
Een verlammende schrik greep haar aan doch
spoedig was ’t voorbij en kreeg ze haar tegenwoordig
heid van geest terug. Zij mocht nu niet ziek worden
nu vooral niet.
Immers, hier niet ver vandaan leefde en leed haar
zuster, dooP ’n hardnekkige slepende ziekte aan haar
bed gekluisterd, nadat haar man voor eenigen tijd ge
storven was. En met ’n plotselingen schok richtte
Magdalena zich op en liep met haastige schreden door
’t vertrek, alsof ze wilde beproeven, hoe sterk ze nog
wel was.
Goddank, ’t was maar ’n voorbijgaande zwakte, fluis
terde ze met bevende stem. Toen bleef ze staan voor
hare machine en hare oogen richtten zich naar de stoffen,
die een geheelen berg van laken vormden en welke
zij nog voor Zondag in elegante mantels moest veran
derd hebben. Voor Zondag! Ja, want ze moest geld
hebben, voor de zieke zuster en ook voor zich zelf, geld
voor ’t allernoodigsté om in ’t leven te blijven.
Ze dacht na.
Plotseling doorschoot het hare gedachten als ’n blik
semschicht: voor ’tkind moest ook nog gezorgd worden.
Dat had ze heelemaal vergeten Ónmogelijk kon de
arme kleine in dat schamele, afgedragen kleedje langer
naar school gaan. Eensklaps stond ook haar eersten
Vrij opmerkenswaard is meestal, hoe men
in de verschillende plaatsen de straten, grach
ten, kaden, pleinen, enz. benoemd heeft. Dit is
in alle plaatsen eenigszins verschillend en toch
ook weer, vindt men in meerdere steden de
zelfde namen, vooral in steden uit eenzelfde
gewest.
Die namen zijn gedeeltelijk
ontstaan met de plaats zelve.
Ze herinneren aan wat er vroeger daar ter
plaatse was, aan mannen uit den ouden
tijd, enz.
Eigenlijk vertellen die straatnamen een stuk
geschiedenis. Zij wijzen aan welke groote
mannen in een stad gewoond hebben of ge-
eerd werden: welke toestanden er vroeger
heerschten; wanneer er weer een tijdperk van
bloei aanbrak, zoodat de stad toenam in be
volking en er dus nieuwe stadswijken en nieu
we straatnamen noodig waren.
Men mag beweren, dat de bevolking in ons
land in de laatste eeuw zeer sterk is toegeno
men. En die toename kwam vooral den
grooten steden ten goede. Buiten die steden
mogen alleen enkele weelde-oorden, zooalshet
Gooiland, de Utrechtsche villa-dorpen, Arnhem,
Nijmegen, Breda, Haarlem’s omgeving en Den
Haag genoemd worden, als oorden, die zeer
toenamen in bevolking of van niets tot groo
ten bloei kwamen. Maar ’t eigenlijke platte
land is niet erg toegenomen.
Vooral naar de steden was dus de trek der
bevolking. Want over ’t algemeen mag men
beweren, dat op ’t platteland naar verhouding
genoeg menschen geboren worden en daar
datzelfde platteland geen brood geeft voor meer
menschen, ontstond een vrij sterke verplaat
sing naar de steden, en niet eens naar alle
steden.
Zoo liggen er met name om de Zuiderzee een
schoolgang haar voor den geest. Ze zag zich zelf weer te
midden der andere kinderen, die haar zoo ruw, zoo
onmeedoogend bespotten, omdat hare kleeren ver
maakte afleggers waren van haar moeder. Toen had
ze het bitter gevoeld, wat het zeggen wil arm te zijn.
En dat wilde ze tenminste ’t kind van haar zuster
besparen.
Maar hoe moest ze dat aanleggen? Ze had geen geld,
ze had niets. Ze kon alleen werken altijd werken,
van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laatHaar jeugd
was vreugdeloos voorbijgegaan door dien harden strijd
voor ’t leven. Voor haar had nimmer geluk gebloeid,
’t zou voor haar ook nimmer bloeien.
Een herhaald kloppen op de deur, wekte haar plots
uit deze sombere gedachten. Wat wilde men van haar
Binnen
Een eenvoudig vrouwtje trad binnen met een brief
in de hand. Een brief voor haar Met bevende vingeren
scheurde ze het couvert open, doorvloog koortsig den
inhoud en viel toen als vernietigd in een stoel neer.
Krampachtige snikken welden uit haar borst op, die haar
gansche lichaam deden schokken van een inwendige
smart.
Ontsteld was de vrouw naderbij getreden en vroeg
wat er dan toch wel voor vreeselijks gebeurd was. Stom
wees Magdalena op den ongeluksbrief, die op den vloer
lag. Toen de vrouw wist wat er aan haperde, zocht
ze met zachte woorden de hartstochtelijk schreiende
te troosten, door haar er op te wijzen, dat haar zuster
nu overleden was, ook geen pijn meer leed en verlost
was van alle aardsche zorgen, ’t Was voor beiden
beter, dat ze was heengegaan. En wat het kind aan
ging, nu, daar was nog wel een plaatsje over bij haar; ze
kon wel bij haar oudste slapen, ’t Was bij haar wel
wat klein, maar dat kon wel geschikt worden. De ruwe,
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
maar hartelijke troostwoorden van de eenvoudige vrouw
troffen doel.
Langzaam droogde Magdalena hare tranen en richtte
haar gestalte recht op. ’t Kind, ja ’t kind. Daarvoor
moest zij nu zorgen. Dat behoorde nu aan haar als
haar zusters eenig erfdeel. Doch als ze er aan dacht,
dat deze zoo geheel alleen was gestorven, zonder dat
zij, Magdalena, haar nog voor ’t laatst had gezien, dan
snoerde haar een schrijnende pijn de keel toe. Doch ze
moest sterk zijn, ze moest zich vermannen. Een hulpe
loos kind had in ’t vervolg haar steun noodig.
De buurvrouw van haar zuster schreef haar, dat de
begrafenis vandaag had plaats gehad en dat ’t kind van
haar zuster met den trein van half zeven bij haar zou
komen.
Om half zevenMaar dan moest ze zich haasten.
Wanneer de kleine eens alleen in de groote stad ging
dwalen Vooruit, ’t werk maar laten liggen en in
vliegende haast °nelde ze de eindelooze reeks trappen
af naar beneden en naar ’t station. De trein was reeds
aangekomen, toen zij ademloos en met wankelende
schreden ’t station binnentrad.
Eenstroom van reizigers betwistte haarden voortgang.
Hulpeloos zag ze om zich heenhoe in dezen chaos ’t
kleine kind te ontdekken Plotseling echter hoorde
zij een fijn stemmetje boven het lawaai om haar heen
uitklinken Tante Lena tante Lena 1 Haastig keerde
ze zich om en hare blikken richtten zich naar de plek,
vanwaar’t geluid kwam. Goddank, gevonden jubelde
het in haar en haastig ijlde ze naar de kleine gestalte,
die in een hoek op een groote mand zat en met een
verbaasden blik ’t grootsteedsche leven om zich heen
aanschouwde.
Met tranen in de oogen drukte Magdalena de kleine
aan haar borst, terwijl ’n ongekend gevoel van moeder
krans van doode steden. Ge kent ze: Stavoren,
Hindeloopen, Enkhuizen, Medemblik en nog
meerdere. Dat Stavoren voor zes en zeven
eeuwen buitengewoon bloeide, is bekend. Om
streeks het jaar 1200 was ’t bijna een stad
als thans Zwolle of Leeuwarden. Enkhuizen
was in de 17e eeuw zeer veel grooter dan ’t
nu is.
Men kan ’t die steden aanzien. Doorgaans
een veel te groote kerk. Vorder wijst de stra
ten- en huizenbouw ’t tevens aan. Te veel
groote huizen, herinnerend aan de rijke koop
lieden, die er vroeger woonden. Te veel rui
me pakhuizen, nu gedeeltelijk ledig staande,
maar vroeger dienende om de voortbrengselen
van Oost en West te bewaren. Nu zijn die
bergplaatsen voor een deel overbodig en
liggen op een verkeerd terrein, aan een
smal vaarwater, of heel niet aan een vaar
water.
De huizen, die er eenigszins deftig uitzien,
spreken ’t luide uit, dat ze behooren tot een
verdwenen tijdperk. En vooral in de steden,
waar voorheen de groote kooplieden schatten
verdienden, vindt men van die woningen, die
ook van binnen treffen door zeer weelderige
inrichting. Ge behoeft deze soort woningen
niet alleen te zoeken aan de Amsterdamsche
grachten; ook in kleinere plaatsen vindt men ze
nog wel.
Het is toch opmerkelijk, hoe degelijk
kostbaar de menschen vroeger bouwden.
Men bouwde niet voor een halve eeuw, maar
voor eeuwen. Het is net, alsof men z’n rijk
dom grootendeels besteedde aan de eigen wo
ning.
Nog is opmerkelijk, hoe grootsch voorheen
de kerkenbouw aangepakt werd. Niet alleen
in ons land, maar in Duitschland, België, enz.
begon men met den bouw van tempels, zoo
groot en zoo grootsch, dat de opzet al spoedig
te grootsch en te duur bleek voor de onder
nemers en de eerste nakomelingen.
Ge behoeft niet te zoeken naar voorbeelden.
Neem den Dom van Utrecht. Is die 110 Me
ter hooge toren voltooid? Wat reuzenbouw
werk was ’t overigens. Denk er aan, dat, wat
thans de Domkerk heet, indertijd slechts het
dwarsschip der kerk was en dat de eigenlijke
kerk, de hoofdkerk, waar de plaats voor de
geloovigen was, verdwenen is. Ge kunt zien,
dat die Domtoren niet afgewerkt is. Het nie
tige spitsje daar boven is er op gebouwd, om
hoog, toch
Men zou zich
geen Amsterdam kunnen denken zonder Wes
ter-, Oude en Zuiderkerk.
Die gebouwen, maar vooral die torens ge
ven ’t cachet aan de oude stad van Amster
dam, aan de eigenlijke, de binnenstad.
Amsterdam is typisch om zijne grachten,
overal door stevige pijpen overbrugd. Bij den
sterken uitbouw der stad, ten tijde der Repu
bliek, werd die grachten-bouworde volgehou
den. In een halven cirkel wijzen ze duidelijk
de opvolgende uitzettingen der stad aan, de
Singel, de Heeren-, Keizers- en Prinsengracht.
Daarna kwam de emigratie der Hugenoten
uit Frankrijk en er ontstond een geheele
stadswijk met straatnamen, alle aan iraaie
bloemen ontleend. Te zamen heette dat de
»Jardin« tuin), waarvan de spraakma
kende gemeente al gauw de «Jordaan* maak
te. In die Jordaan, met z’n nog altijd typische
bevolking, (al begint ook hier de tijd en de
moderne geest verandering te brengen!) vindt
men de Laurier-, Rozen-, Anjelier-, Bloem-,
zeer oud en
versloeg, (de z.g. Sporenslag, aldus genoemd,
omdat er zoovele Fransche ridders sneuvelden
en dus zoovele paren sporen verzameld kon
den worden,) had Amsterdam juist (in 1300)
stedelijke rechten gekregen. Toen was ’t nog
maar een visschersplaatsje, zich uitstrekkende
van den Dam, langs de Warmoesstraat tot
het water der Prins-Hendrikkade (in de buurt
van den Schreierstoren en de St. Nicolaaskerk.)
Wel begon de stad reeds in de 15e eeuw
eenigszins tot bloei te komen, maar de eigen
lijke voorspoed kwam eerst later. Amsterdam
erfde den voorspoed van Antwerpen. Toen
de Scheldestad leed door den 80-jarigen oorlog,
verhuisden de kooplieden van daar naar de
Amstelstad en vooral in de halve eeuw na
den Munsterschen vrede, bereikte Amsterdam
zijn toppunt van bloei.
Vandaar, dat men hier niet zulke reusach
tige en grootsche kerkgebouwen vindt als in
andere steden. De «Lange Jan« op de Wes-
termarkt bereikt slechts een hoogte van 85
Meter en wordt dus in ons land overtroffen
in hoogte door de torens van Utrecht, Delft,
Amersfoort, Groningen en misschien nog meer
plaatsen; terwijl buiten Nederland nog aan
zienlij ker hoogte bereikt wordt.
Toch is onze hoofdstad in meer
opzicht een typische stad.
Al zijn de kerktorens niet zeer
zijn ze opmerkelijk van bouw.
I
Langzaam zonk de vale schemering over de stad en
hulde alle huizen in ’n weemoedige somberte, die nog
verhoogd werd door den fijnen motregen, welke den
geheelen dag door neerstofte.
In ’t armoedige kamertje, gelegen in een der achter
buurten der groote stad, was ’t volslagen donker gewor
den. Nog even zag men de omtrekken der meubelen,
die al meer en meer wegdoezelden in ’t duister van ’t
vertrek; alleen bij het venster kon men in ’t flauwe
schemerlicht, dat binnenviel, iets meer waarnemen.
Daar zat nog een jong meisje bij een naaimachine,
welke pas opgehouden had met ratelen. Vermoeid
stond het meisje op en trad voor het raam. Wat was
alles naargeestig daarbuiten De straten waren nat
en glibberig, niemand waagde zich buiten, tenzij door
nood gedwongen. Men maakte het zich gezellig in de
huiskamer, h Diepe zucht weerklonk door ’t stille ka
mertje. GezelligWat wist zij daar in ’t duister
van gezelligheid Was het binnenshuis niet even triest
en doodsch als daarbuiten Krampachtig omklemde
haar witte, doorschijnende hand ’t raamkozijn. Maar
neen ze moest sterk zijn, haar taak was nog nietten
einde.
Met moede schreden haalde zij de lamp te voorschijn,
ontstak haar en plaatste ze op de tafel voor haar. Een
oogenblik later knetterde de machine weer voort, zin
gend op eentonige wijs het eeuwigoude lied van arbeid
en armoe, van den strijd om ’t dagelijksch brood.
Haar moede oogen strak op de op- en neergaande
er toch in vredesnaam maar een eind aan te
maken.
De graaf van Holland en Roomsch-Koning
Willem II legde in 1248 den eersten steen
van den beroemden Keulschen dom en eerst
voor eenige jaren werd die Dom voltooid.
Kom te Antwerpen en aanschouw daar de
Onze-Lieve-Vrouwenkerk. Een groot en grootsch
bouwwerk. Het gelijkt een reuzenstaaltje Bra-
bantsche kant, zoo prachtig en fijn is alles ge
beeldhouwd. De trotsche Scheldestad kon
zich de weelde van zoo’n monumentaal ge
bouw veroorloven, want eeuwen lang bloeide
ze buitengewoon om het toppunt van bloei te
bereiken in ’t laatst derregeering van Karel V,
omstreeks het midden der 16e eeuw. En
toch, die rijke, trotsche stad kon den onderno
men bouw niet afmaken. Reeds van verre
ziet ge den hoogen toren, die als een wachter
schijnt aan de Schelde, aan de rivier, die Ant-
werpen’s grootheid veroorzaakte. Die toren is
ongeveer 135 Meter hoog. Komt ge nader
bij, beziet ge de kerk van buiten, dan blijkt,
dat de ontwerpers eigenlijk twee zulke torens
bedoeld hadden te bouwen. Alleen de eene
is afgewerkt.
Kom te Leeuwarden. Men kan ’t zien aan
den geheelen opzet der Oldehove, dat daar
bedoeld werd een reuzen-dom met een gewel
digen toren te bouwen en dat daarvan alleen
het onderstuk des torens is voltooid.
De Dom van Ulm, in Zuid-Duitschland, is
ook eerst in onzen tijd voltooid.
Men moet bewondering hebben voor ’t voor
geslacht, dat geld genoeg wilde offeren, om den
bouw van die grootsche tempels en torens
mogelijk te maken.
Gewoonlijk was ’t het latere onvermogen,
maar vooral waren ’t de latere troebelen, bur
geroorlogen, die de voltooiing van ’t onderno
men werk verhinderden.
Doch genoeg hierover. Ik heb nu zoo lang
me buiten de Amstelstad verplaatst, dat het
meer dan tijd wordt ook deze te beschouwen,
wat bouworde, kerken, monumenten en hui
zen betreft.
Men kan al spoedig opmerken, dat Amster
dam later dan de groote Belgische steden tot
ontwikkeling is gekomen. Toen de Kerels
van Vlaanderen, de kloeke poorters van Gent
en Brugge en Kortrijk en IJperen in 1302 het
groote Fransche leger, waarbij zich de bloem
van den geheelen Franschen adel gevoegd had,
F
i
I
R COURANT.
I