w
t)
VOOR SNEEK EJ 0HSTREKE1
I
I#
NIEUWS- EI ADVERTENTIEBLAD
L'
f
Michiel Adr, De Ruyter.
J
No. 24,
Zaterdag 23 Maart 1907.
62e Jaargang.
f
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uit de Raadszaal.
I
die zich met 1 APRIL
J op dit Blad abonneeren,
ontvangen de tot dien datum
verschijnende nummers gratis.
r;
4
4
1
een
we
van Utrecht,
wij
o
l
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
i,
j
t
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
del nog hooger vlucht te geven. Talrijke hel
dendaden, aan de groote menigte onbekend,
waren daartoe noodig.
Ontdekkingstochten werden ondernomen en
terwijl Heemskerk en Barends de Noordelijke
Ijszee instevenden, hopende van daar uit een
doorvaart naar Indië te vinden, gingen later
onze ontdekkingsreizigers er op uit en
maakten het grootste deel van het vijfde we
relddeel, van Australië bekend. Onze Abel
Tasman, geboortig uit de provincie Groningen,
telt mede onder de allervoornaamste ontdek
kingsreizigers, die er ter zee geweest zijn.
Hadden we in Indië reeds zwaar te kam
pen gehad met mededingers, die zich niet
gemakkelijk lieten verdrijven, met Engelschen,
Portugeezen en Spanjaarden, na den 80-jarigen
oorlog begon voor goed onze strijd ter zee
om de hegemonie op den oceaan.
Reeds in dien 80-jarigen oorlog hadden we
meerdere malen ter zee tegen Spanje moeten
strijden en het schitterendst was onze strijd in
1639, toen Maarten Harpertsz. Tromp met een
kleine macht de geweldige Spaansche vloot
eerst dwong in een Britsche haven te wijken
en eindelijk, nadat zijn eigen macht voldoende
versterkt was, ze in de haven aanviel en een
groote nederlaag bezorgde.
Piet Hein en anderen, meest in dienst der
West-Indische compagnie, verrichtten verschil
lende heldendaden in de Amerikaansche zeeën.
Van Piet Hein is wel het veroveren der Zil
vervloot bekend, maar andere, grooter daden
werden door hem verricht.
Zoo was dus bij ’t sluiten van den Munster-
schen vrede onze zeehandel met onze macht
ter zee tot het hoogste punt gekomen.
In 1650 beteekende onze scheepvaart ruim
vijfmaal zooveel als de Engelsche.
Doch nu begon de geweldige worsteling, die
aan Britsche zijde het best begrepen werd,
de worsteling om de hegemonie ter zee.
Onze rijke kooplieden schenen te veel be
dacht op onmiddellijk voordeel, zoodat zij niet
voldoende beseften, hoe noodig ’t was, een
oorlogsvloot te laten bouwen, die geëvenre-
digd was aan onze overheerschende belangen
ter zee. Voeg daarbij dat de landprovinciën
niets voor een vloot over hadden.
Ons land had natuurlijk èn te land èn ter
zee voor strijdkrachten te zorgen. Het rijke Hol
land verwaarloosde de landmacht en dacht al
leen aan de zee, aan de vloot. De landprovin
ciën die lang niet zoo rijk waren als Holland,
die niets van de zee profiteerden, niets van de
zee-, maar alles van de landzijde te duchten
hadden, konden onmogelijk geestdrift voor de
glorie ter zee krijgen.
Voeg hierbij dat ons land hopeloos verdeeld
was. Van eenheid geen sprake.
J a, men moet zich verwonderen, dat er, vol
gens de instellingen der Unie
nog geregeerd kon worden.
Beter dan hier te lande, we zeiden ’t reeds,
begreep Engeland waar ’t om ging. Bovendien
was er in dat land eenheid en ook nog dit:
het Britsche rijk behoefde niet, als wij, op
twee gedachten te hinken, liggende als een
voorpost van Europa in den Oceaan, aan alle
zijden omringd door water, was ’t als van zelf
op de zee, als z’n element aangewezen.
Doch er kwam nog iets: aan het hoofd der
Britsche regeering.met een macht, grooter dan een
koninklijke,kwam eenige jaren achtereen een man
te staan, die moge veroordeeld worden om zijn
aandeel in den dood des konings, doch die in
elk geval een man uit één stuk was, iemand die
wist wat hij wilde en uitvoerde wat hij wilde.
Aan Olivier Cromwell heeft Engeland veel te
danken.
Het was Cromwell, die Engeland den voor
rang boven Nederland wilde toegekend zien
en hij zorgde er voor, dat de Britsche vloot
-
De Nederlanders hebben een glorietijdperk
gehad, waarop zij met het volste recht trotsch
mogen zijn: het is de gouden eeuw van Fre-
derik Hendrik. Reeds lang te voren begon de
groote ontwikkeling van het volk in de lage
landen aan de zee. Stavoren was de roem
ruchte voorlooper geweest en de bloei van
deze zeer oude stad had reeds zijn hoogtepunt
bereikt, toen Amsterdam nog een stadje moest
worden. In Zuid-Nederland geraakten Vlaan
deren en Brabant tot bloei en toen kwam ook
Holland. Nadat Willem Beukelsz., van Bier
vliet, het haringkaken had uitgevonden, was
het de haringvisscherij, die aan duizenden een
bestaan gaf. Deze visscherij had schepen noo
dig, ook voor den uitvoer van het gevangen
zeebanket en men haalde zout uit zuidelijker
lan len en zuidvruchten. Men haalde graan uit
de landen aan de Oostzee en de Nederlanders
begonnen de vrachtschippers van Europa te
worden. Met zeevaart, handel en visscherij
ontwikkelde zich ook de nijverheid.
Eerst was Antwerpen de drukke handels-
stad, en het kwam tot steeds hooger bloei
om in het midden der 16e eeuw zijn hoogte
punt te bereiken. In 1550 was de Schelde-
stad de rijkste en machtigste stad van geheel
West-Europa. Amsterdam begon ook reeds
vooruit te gaan, doch de zeehandel van de
Amstelstad kon niet vergeleken worden met de
Antwerpsche. Doch nu kwam de 80-jarige
oorlog, die de Schelde sloot voor de Antwerp
sche schepen. Toen werd Amsterdam de
handelsstad, ons Noord-Nederland het eerste
land op gebied van handel en scheepvaart.
Niet alleen de hoofdstad, ook andere zeeste
den in Holland en Zeeland bloeiden.
Het was toen ook, dat de tegen Spanje
strijd voerende jeugdige Republiek hare wie
ken uitspreidde en in Oost en West handel
dreef en landen veroverde.
Toen hadden we oorlogsschepen noodig om
onzen handel te beschermen, om koloniaal be
zit te verwerven en te behouden.
Dat was de groote tijd, de tijd van buiten
gewone expansie, van nooitgekende ontwikke
ling op elk gebied, de gouden eeuw van Fre-
derik Hendrik, van den Oranjevorst, die den
80-jarigen oorlog ten einde bracht op voor ons
zeer gunstige voorwaarden, den vorst, die
meer dan Maurits een open oog had voor za
ken, die de kunst betroffen.
Toen leefden de groote mannen op elk ge
bied, die uitmuntten boven de groote massa.
Op het Muiderslot vergaderde een uitgele
zen kring van letterkundigen en geleerden.
De Hollandsche schilderschool bereikte een
hoogte, die eerst in deze tijden ten volle
schijnt begrepen te zijn.
Christiaan Huygens, Cornelis Drebbel, Simon
Stevin en anderen maakten naam op natuur
kundig en ander gebied en als uitvinders.
Onze Oranjevorsten waren de eerste gene
raals van dien tijd en brachten de krijgskunde
op nieuwe, tot dan toe niet bekende wegen.
Doch vooral op zee daar zat onze roem.
Terwijl een overgroot deel van de vrachtvaart
ter zee in onze handen was, vormden zich de
Oost- en West-Indische compagnie en ook de
Groenlandsvaart. Veroveringen werden ge
maakt om den steeds grooter wordenden han-
zóó goed in orde was, dat Nederland die voor
rang gedeeltelijk erkennen moest.
De eerste Engelsche oorlog (165254)
was voor ons een verblijdenden zoowel als een
bedroevenden strijd. Verblijdend, omdat onze
zeelieden de echte mannen van de zee bleken,
die voor niemand uit den weg behoefden te
gaan om zeemanschap en dapperheid; bedroe
vend, omdat door de verdeeldheid onder de macht
hebbers, aan dat dappere zeevolk geen vloot
gegeven werd, krachtig genoeg om het van
de tegenpartij te winnen.
Gelukkig hadden we aan ’t hoofd drie zee
lieden, admiraals en schouten-bij-nacht, die ter
overwinning wisten te leiden of die, als ’t
noodlot dwong, of de tegenpartij te sterk was,
een verpletterende nederlaag wisten te voor
komen.
Ze is lang, de rij van groote zeehelden, die
streden voor de eer van ons land en voor ’t
behoud van onzen handel, zonder door de
kooplieden, die zich door dien handel verrijk
ten, voldoende gewaardeerd te worden.
We noemden reeds voorloopers als Piet Hein
en den grooten M. H. Tromp, doch in den
eersten en tweeden Engelschen oorlog en in
den Noordschen oorlog traden een heele reeks
van helden op den voorgrond.
Wie zal ze allen noemen, die mannen, bijna
allen uit het gewone volk voortgesproten, de
Evertsens, Cornelis Tromp, Van Galen, Van
Gent, Van Nes, Tjerk Hiddes de Vries, enz. enz.?
Laten we al die roemruchte namen samen
vatten in den éénen naam, den naam van den
grootsten onder hen, den naam van Michiel
Adriaensz. de Ruyter.
Deze naam is ’t culminatie-punt van onzen
roem ter zee. Wanneer we onzen glorie ter
zee aanschouwen, dan zien we die in den loop
der eeuwen groeien en dalen, maar aan het
zenith straalt met onverbleekten glans den naam
van De Ruyter, dien we misschien de grootste
admiraal der wereld mogen noemen.
De Engelschen hadden hun Nelson, die in
den tijd van Napoleon, maakte, dat alleen
Engeland macht ter zee had, die de Fransche
vloot versloeg bij kaap Trafalgar- Zij richtten
hem ter eere, op het Trafalgar-plein een Nel-
son-zuil op.
Met nog meer recht kunnen wij groot gaan
op onzen De Ruyter. Hij, aan de zee geboren,
voortgesproten uit ’t eenvoudige volk, waaruit
de echte zeelieden voortkomen, bracht het
tot een hoogte, zooals nog nooit bereikt werd.
Vereenig de grootste zeemanschap met on
overtroffen krijgsbeleid, weloverlegde dapper
heid, persoonlijken invloed op diegenen, die
onder de bevelen staan en voeg daarbij
nobel karakter, dan krijgt ge ongeveer het
beeld van onzen grooten zeeheld.
Niet aan hem heeft het gelegen, dat
eindelijk de eerste plaats ter zee aan Engeland
moesten afstaan. Zijn laatste tocht in 1676,
naar de Middellandsche Zee, waar hij sneuvelde
tengevolge van een vijandelijken kogel, blijft
een beschuldiging tegen de laksheid van het
Nederlandsche bestuur en blijft pleiten voor
de nobelheid van den held, die niet voor eigen
leven, maar voor de eer d?r Heeren Staten be
ducht was.
Heden, den 23 Maart 1907, is’t drie eeuwen
geleden, dat Vlissinger Michiel in een arbei
dersgezin geboren werd. We hebben zeer
vele beroemde mannen uit ons glorietijdperk,
die onmogelijk alle naar waarde kunnen her
dacht worden.
Laten we ten minste de grootsten onder hen
een weinig eeren, zooals ze verdienen en
aan hen verschuldigd zijn.
Het buitenland, Denemarken, Portugal, Hon
garije geven ons het voorbeeld 1
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Sneek, op Dinsdag, den 19 Maart
1907, ’s avonds 7ys uur.
Tegenwoordig zijn 14 ledenéén vacature wegens
het overlijden van den heer M. ten Gate.
Voorzitter de heer P. J. de Hoop, Burgemeester.
Secretaris de heer Jac. van der Laan.
Punten van behandeling
1. Lezing der notulen van 2 vergaderingen.
Na lezing door den Secretaris, worden de notulen
der resp. op 29 Januari en 20 Februari 1.1. gehouden
vergaderingen, onveranderd goedgekeurd en ge
arresteerd.
2. Mededeeling van ingekomen stukken enz.
De Secretaris doet mededeeling van
a Een schrijven van mevr, de wed. mr. D. Alma,
dank betuigende voor de waardeering, aan de nage
dachtenis van haren echtgenoot bewezen
b Een besluit van hh. Ged. Staten, tot goedkeu
ring van het raadsbesluit tot rechtstreeksche betaling
uit het fonds voor onvoorziene uitgaven
c Een kantbesehikking van den heer Commissaris
der Koningin, inzake een adres van S. A. Koopal te
Leiden, over het beheer der Academische Bumabeurzen;
d, Een rapport der Raadscommissie, inzake het
maken eener drinkwaterleiding voor deze gemeente
e Brieven van de hh. J. H. Schijfsma, J. Visscher,
J. Spoelstra, S. J. Schmidt en P. Olij alhier, dat zij
hunne herbenoeming als leden der commissie tot
wering van schoolverzuim aannemen
f Een schrijven van den heer J. Spoelstra te Joure,
dat hij zijne benoeming tot onderwijzer aan school
no. 2 aanneemt
g en h Als voren van mej. E. v. Ensbergen en mej.
C. B. M. v. d. Werf, dat zij hare benoeming als onder
wijzeres in de nuttige handwerken aan school no. 2
aannemen
i Een idem van den heer E. Feenstra alhier, dat
hij zijn aanvraag inzake koop van water van het
Sperkhem intrekt
j De rekening der brandweer, dienst 1906, met
bijlagen, ingezonden door het college brandmeesters
bij schrijven van 9 Maart jl.
k De door hh. Ged. Staten dezer provincie goed
gekeurde rekening van den Mac-Adamweg Sneek
Bolsward over 1906, door commissarissen ingezonden
bij schrijven van 15 dezer
l De rekening van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken, dienst 1906, ingezonden bij schrijven van
13 Maart jl.
m Een op 26 Februari jl. ingekomen adres van het
bestuur der vereeniging voor Christelijk onderwijs
alhier, om vergunning voor het plaatsen van zes licht-
kozijnen in den noordelijken muur van de te bouwen
schoollokalen aan de Kerkgracht alhier
n Een adres van den heer J. J. Bauer, leeraar aan
de H. B. School alhier, om vergunning tot het ver
vullen der betrekking van agent eener Levens- en
Brandverzekering-Maatschappij
o Een schrijven van het bestuur van het Waterschap
»Het Huizumer en Goutumer Nieuwland», om
machtiging tot het leggen van eene cementen buis in
den Sneeker trekweg
p Een adres van den heer W. Schaaf alhier, om
vergunning tot het ingebruiknemen als tijdelijke vee-
berging het gebouw, thans timmerwerkplaats aan de
veemarkt, grenzende aan het café wijk 8 no. 119
q Een schrijven van den president en den secretaris
van het hoofdbestuur van den Algemeenen Nederl.
Politiebond, om eene subsidie tot instandhouding van
het examen tot verkrijging van een politie-diploma
r Het verslag van de gezondheids-commissie met
den zetel Sneek, over 1906
s Alsvoren, omtrent den toestand van het Hooger
Onderwijs, over 1906
t Alsvoren, van den toestand van het Middelbaar
Onderwijs, over 1906
u Alsvoren, van den toestand van het Lager On
derwijs, over 1906
v Alsvoren, van den gemeente-veearts, omtrent
den gezondheids-toestand van den veestapel, over 1906;
w Een missive van 13 dezer, van hh. regenten
van het Old Burger Weeshuis alhier, geleidende de
rekening van ontvangsten en uitgaven dier stichting,
over 1906
x Een adres van mej. H. v. d. Weij, thans te
Lunteren, om eervol ontslag uit hare betrekking van
onderwijzeres aan school no. 3 alhier
y Een adres met teekeningen van G. Stapenséa,
om afstand in koop van gemeentegrond aan de
Almastraat
Een idem van denzelfden en van gelijke strekking,
betreffende grond aan de Stationsstraat.
De Voorzitter stelt voor: de stukken, genoemd onder
a, b, e, f, g, h, i en k voor notificatie aan te nemen
het adres sub c overeenkomstig het advies van het
bestuur dier stichting te behandelensub d nader aan
IURAHT
1
3
3
F