VOOR SHE 1 MSÏliffiEl JOSEPH ÏWïL k I - MMS- ES JIWlfflTBLA» Pasehen. 62e Jaargang. Zaterdag 30 Maart 1907. No. 26. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. J J e e ver- EERSTE HOOFDSTUK. Het vergrijp, dat in minuten volbracht is, hoe veel nog ongeleefde jaren zal het vernielend dooden. (A. S. C. Wallis.) Een sterke lijdt zonder klagen, maar een zwakke klaagt zonder dat hij lijdt. 1 Bewerkt dook AMO. 1). De eerste najaarsstormen hadden de boomen van het Prater reeds voor een gedeelte van hunne bladeren beroofd. Maar op de ruime wind-en regenvlagen, waar mee September afscheid had genomen, waren eenige mooie Octoberdagen gevolgd. Het vroeger invallen van de duisternis kondigde wel het naderen van den win ter aan, maar, zelfs in den avond van die mooie na jaarsdagen was de lucht zoo zoel, dat vele wandelaars dan nog in de fraaie lanen en op de slingerende paden van het schoone park te vinden waren. Het waren meestal jonge paartjes, die daar zaeht- kens voortwandelden of op de bankjes onder schaduw rijke boomen elkaar hun hart uitstortten. Zoo zat aan een zijpad bij den Konstantijnheuvel ook een verliefd paartje te fluisteren. De jonkman had stellig een ge wichtige vraag gedaan, want hij boog zijn gelaat dicht over het hare om het gefluisterde antwoord te verne men, en waarschijnlijk zouden hun lippen elkaar wel in een vurigen kus ontmoet hebben, als er niet onver wacht iets bijzonders gebeurd was. In hun onmiddellijke nabijheid viel een schot, dat dadelijk gevolgd werd door de smartkreten eener vrouw. Verschrikt keken de gelieven elkander aan. Daar knalde een tweede schot. De jonkman maakte zich nu haastig geval niet veel gewicht meer toekennen. Doch hun hou ding veranderde aanmerkelijk, toen de geneesheer ant woordde «Als dokter ligt het niet op mijn weg in de allereerste plaats dit te onderzoeken, maar uit een oppervlakkige beschouwing der wonden kan ik opmaken, dat hier geen zelfmoord, maar wel een moord is gepleegd.. Die woorden gingen van mond tot mond en deden menigeen verbleeken. «Een moord fluisterde men. »En zoo’n mooi, lief schepseltje Ja, de ongelukkige was mooi, ook nu nog, terwijl zij daar op de natte, koele aarde lag te sterven. Een der zaklantaarns stond naast haar hoofd, en al verspreidde het vlammetje der kaars slechts een spaarzaam licht, toch kon men de schoone regelmatigheid van haar mar meren gelaatstrekken opmerken, waaraan zelfs de nade rende dood hunne bekoorlijkheid niet bad kunnen ont nemen. Naar hare fraaie kleeding te oordeelen, behoorde de dame tot de gegoede klasse, naar schatting zou ze twee- of drie-en-twintig jaar oud zijn. «Een moord,, fluisterde de een den ander toe. «Maar -waar is de moordenaar Ja, waar was de moordenaar Niemand had hem gezien, tot op dit oogenblik had ook nog niemand aan hem gedacht. Al ware hij een kreupele, die op krukken voort moest, dan had hij nu wel honderdmaal gelegen heid gehad om te vluchten. Het zou een dwaasheid zijn hem hier nog te zoeken, niemand deed dit dan ook. Doch de politie-beambten trachtten door allerlei vragen van de omstanders zooveel mogelijk te vernemen, wat later bij het gerechtelijk onderzoek zou kunnen dienen. De jonkman, die het eerst bij de ongelukkige dame was gekomen, werd uitgenoodigd deze plek voorloopig niet te verlaten. In een der voor de geneesheeren bestemde, eenvou dig gemeubileerde kamers van het Algemeen Zieken huis, nam een inspecteur van politie omstreeks elf uur ’s avonds de rapporten in ontvangst van de beambten, die op de plaats de eerste inlichtingen hadden inge wonnen. Met het weinige licht, dat die rapporten hem verschaften, was hij niet bijzonder tevreden, naar het scheen, want hij liet de beide beambten na een stroef hoofdknikje vertrekken en wendde zich tot den genees- heer. «Dus zij was reeds dood toen ze hier werd aan- gebracht vroeg hij. «En u twijfelt niet, of een ander heeft de schoten op haar gelost «Een kogel is aan de voorzijde tusschen de vijfde en zesde rib in de borst gedrongen, dit zou aan zelf moord kunnen doen denken, maar de tweede kogel is onder het linkerschouderblad in den rug gedrongen, zoo- dat dit alle gedachten van zelfmoord buitensluit. Beide wonden zijn op zichzelf doodelijk; het is wonder, dat zij nog zoo lang geleefd heeft.« «Er is niets bij haar gevonden, waaruit valt op te maken, wie zij is. Haar geldbeurje was gevuld met goudstukken, ook heeft men mij een kostbaar horloge en eenige sieraden van waarde ter hand gesteld®, zei de inspecteur. Na verloop van een half uur kwam een ziekenwagen; onder toezicht van den geneesheer werd de gewonde, die pog zwak ademde en die door niemand herkend was, in den wagen gelegd. Voorzichtig bracht men haar over naar het ziekenhuis. Intusschen bleven de nieuwsgierige lieden nog op het Prater rondwandelen en gaven uiting aan hun vermoedens over de geheim zinnige misdaad, waarvan de schoone onbekende het slachtoffer was. los uit de armen zijner geliefde, sprong op en zeide «Blijf hier, GertrudeIk ga zien of ik nog hulp kan verleenen.* V tuchteloos trachtte het ontstelde meisje hem terug te houden. Moedig snelde hij weg in de richting, vanwaar hij de schoten had hooren knallen. Hij kon misschien een veertig schreden gedaan hebben, toen uit het half duister een vrouwelijke gedaante kwam opduiken, die hem scheen te naderen. Voordat hij haar echter be reikt had, stortte zij neder. «Help help riep hij zoo luid mogelijk. «Help 1 moord Allen, die in den omtrek den schoonen avond genoten, werden door dit geroep opgeschrikt. De jonkman, die onmiddellijk bij de gekwetste was neergeknield, was binnen een paar minuten omringd door een menigte menschen. Twee der omstanders, die zaklantaarntjes bij zich droegen, hadden die aangestoken en een bejaard heer, die zich als geneesheer bekend maakte, knielde ook bij de bewustelooze neder om door een vluchtig onderzoek haar toestand te leeren kennen. «Twee schoten in de borst, ieder daarvan waarschijn lijk voldoende om den dood te veroorzaken,, zeide hij tot de omstanders, die in groote spanning zijn oordeel afwachtten. «Het is een hopeloos geval, maar het leven is nog niet uitgebluscht. Zij moet zoo spoedig mogelijk naar het naaste ziekenhuis vervoerd worden. Is er nog geen politie bij de hand?» «Jawel, mijnheer antwoordde een diepe basstem, en twee politiebeambten in uniform, drongen met ge weld door de dicht opeengepakte menschenmassa. «Wat is hier gebeurd Zeker weer een poging tot zelfmoord, niet waar Een groot aantal ongelukkigen, voor wie het leven een last is, kiezen het Prater om hun wanhopig be sluit uit te voeren. Het is dus niet te verwonderen dat de politie-beambten op den langen duur aan zoo’n ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Voor de Christenen is ’t de feestdag van de Verrijzenis des Heer en. De Verrijzenis! Grootsch feest. Herden king van het hoofdmoment van den Christus! Drie en dertig jaren leefde Hij op aarde. Drie jaren had Hij gepredikt en wonderen gedaan en Zijne leerlingen ingewijd in de dingen, die des Hemels zijn. Den kruisdood was Hij gestor ven en na de diepste vernedering, na het hoog ste lijden komt de grootsche verheerlijking, de verheffing uit het gfaf. Voor den wijsgeer is er hier een prachtig veld van vergelijking, tusschen Joodsche, Heidensche en Christelijke leer of traditie. Doch Pasehen is ook voor de geheele natuur de dag der wederopstanding, der verrijzenis. Terwijl de Israëlieten hunne ongedeesemde brooden eten ter herinnering aan de Pascha in Egypte, vijf en dertig eeuwen geleden en daar door, taai als ze zijn in hun volksbestaan, blij ven hechten aan de oeroude traditie, eten de Christenen hunne Paascheieren. Vele oude Christelijke gebruiken zijn ver vallen. De Palm-Zaterdag en de Palm-Zon- dag zien niet meer als vroeger de oude ge bruiken. Maar de Paascheieren houden nog hunne plaats op den Paaschdisch. Pasehen, Verrijzenis, verrijzenis! De Verrijzenis van den Christus! De verrijzenis der Natuur! Lang duurde de winterslaap. De herfstda gen, ze drukten neer den mensch, die leeft, ’t liefst leeft in zonneschijn en vooruitgang, in vreugde en levensbloei. De korte winterdagen kwamen. Natuur scheen dood, voor altijd uit gestorven. Geen malsch groen op de velden en de akkers. Geen aangenaam gebladert in de bosschen. Kale waranden nu, waar ze an ders gelegenheid gaven tot het genieten van heerlijk natuurgenot. Doch de natuur deed slechts zijn winterslaap, waaruit ze weer vol frischheid en glans, vol geur en leven zou herrijzen. Reeds na de Kerstdagen begon er uitzicht te komen op herleving. Wel moesten de koud ste dagen nog komen; maar geen nood. De zon, de groote levenbrengster begon weer terrein te heroveren op den nacht en dat deed hopen op algeheele herleving van al het geschapene. Steeds meer werd het lengen der dagen merkbaar en toch, de wintervorst wilde zijn heerschersstaf niet neerleggen. Nog lang toonde hij zijn macht, zijn geweldige macht. In ijzige boeien klonk hij geheel de aarde. Sneeuw bedekte de velden, een ijskorst bedwong het meer. Alle leven was in boeien geklon ken, alsof het nooit weer zou bevrijd worden. Maar toch, die strenge heerscher werkte in zijn boos geweld mede tot herleving. Die meer te zwellen, tot binnenkort het dunne omhulsel niet meer in staat is, den aandrang van de teere blaadjes te keeren, die naar buiten willen, die de zon willen zien en genieten, om dat ze weten, dat deze hen groot zal brengen. Al zijn de weiden nog niet getooid met het heerlijke gebloemde tapijt, dat in Mei zoo schoon onze oogen streelt, toch gelijken ze geheel anders dan in den winter. Ze zien er uit als een herstellende zieke: langen tijd scheen ’t de dood, die hen voor goed in zijn treurige omar ming zou knellen; maar eindelijk is de zware crisis doorstaan; wel schijnt de doorstane dood strijd nog op haar gelaat, maar toch is reeds het kwaadste geweken, er vertoonen zich tee- kenen van aanstaande herleving. Het wintergraan toont reeds z’n heerlijk jeugdig groen, dat straks voor goed zal groei en en gedijen. En al zijn de meeste akkers nog kaal als in het hartje van den winter, de landman ver trouwt de kleine zaadjes reeds aan den bodem en ze weten het, die teere zaadjes, al duurt de winternacht lang, hun Pasehen blijft niet lang meer uit. Doch vooral voor den mensch is Pasehen het feest der verrijzenis. Ook voor hem was de winter een neerdrukkende tijd, die hem koude in het lichaam en ook in het gemoed bracht. Maar thans, hij ziet de Natuur zich als uit den doode ontwaakt, op uit den verjongen met heerlijke ontluikende kracht. Hij -1 ,i:ii- i„;n« pje hoort weer het vooglenkoor, dat jubelt in de blijde hoop op een heerlijke toekomst. Ook de mensch herleeft. Ook voor hem is ’t een genot, dat de nacht z’n heerschappij heeft verloren, al dcet ze nog haar kouden adem niet geheel verdwijnen. Er komt dag, er komt licht! En licht is leven, licht is kracht, licht is vroolijkheid! Er komt licht, een licht, dat verjongde moed geeft. Licht, nieuw loven, verrijzenis, dat is de Pa- schen der Natuur! Licht, heerlijk ideaal! Licht, het maakt ons harte licht, doet de levenssnaar in ons lichaam en ons gemoed trillen. Ook voor den mensch is Pasehen de rijzenis! Is Kerstmis de tijd van gemoedelijk «memo rare*, van ingetogen overweging, is Pinksteren de tijd van volle levensweelde, Pasehen is de tijd der ontluiking, ook voor ons, menschen- kinderen. Aangename Paaschdagen! Er zijn van die groote dagen in het jaar, die als hoofdmomenten, als mijlpalen meetel len op den levensweg. Daar hebt ge Kerstmis. Voor ons, Neder landers, is het een dag van godsdienstige wij ding voor allen, die Christelijk geloof bezitten; en voor zoovelen is het, al doen ze niet mee aan de viering van het Kerstkindje, toch nog een belangrijke dag. Kerstmis, juist als de dagen op z’n kortst zijn en er weer langere dagen, kortere nachten zullen komen, is de tijd, waarop men het liefst bijeenkomt, om in huiselijk sa menzijn feest te vieren; huiselijk, gemoedelijk, vertrouwelijk, zoo geheel «entre nous«. Voor de Duitschers en de Britten is ’t bovendien dezelfde feestvreugde, die ons de goede Sint bezorgt en die de Franschen met Nieuwjaar, met hunne »étrennes« hebben. Nieuwjaarsdag is en blijft, al valt hij zoo kort na de Kerstdagen, van eigenaardige be- teekenis. Men wenscht elkaar, als van ouds, veel heil en zegen, geluk en voorspoed. En, gelukkig, men doet niet meer zoo sterk als vroeger aan die treurige dronkemanstooneelen. Vooral op Nieuwjaar kan men bemerken, dat de strijd tegen koning Alcohol iets uitwerkt. Ook Pinksteren is een aangename'tijd. Men ziet de lente in volle feesttooi, men geniet van de herleefde natuur; men is hoopvol gestemd, omdat de volle zomer in aantocht is. Doch niet in de laatste plaats behoeft men, onder de dagen die meetellen, de Paaschdagen te noemen. Ostara, Pasehen, les Pacques, Pascha! Het is een feest voor de zonen Israëls, zoo wel als voor de christenen. Het was oudtijds een feesttijd ook voor de heidenen. Voor de Israëlieten is het de herinnering aan de Pascha, de doortocht des Heeren. De Pharao was telkens gestraft, hij en zijn volk van Egypte, met zwaardere plagen; doch ook telkens weer keerde hij terug in zijn hardnekkig heid om den Joden geen vrijen aftocht te ge ven. Eindelijk kwam de groote dag. Mozes had zijn volk gewaarschuwd. Slacht een één jarig lam zonder vlek of gebrek en nuttig dat met ongedeesemd brood. Gebruik het, terwijl gij gereed zijt tot vertrek. Verf de deurposten rood met het onschuldig bloed, want de Engel des Heeren zal door geheel Egypte- land trekken en overal dooden den eerstgebo rene; doch waar hij het bloed aan de wonin gen ziet, zal hij niet binnentreden. Voor de heidenen was het ’t feest der herle vende natuur. strenge vorst gaf den kouden bodem gelegen heid, zich te ontbinden en daardoor geschikt te worden voor een beteren plantengroei. Die ijzige omwikkeling met het sneeuwkleed be hoedde het wintergraan voor aanraking met den doodenden adem des winds en kalm wacht ten die zaden, onder het beschuttend dek den tijd af die eens komen moest. En eindelijk is die tijd gekomen. De verrij zenis der Natuur is er. Wel is ’t nog vroeg in ’t voorjaar. Wel hebben we nog niet veel anders dan koude da gen en nachten, guren wind en ongezonden nevel gehad. Maar de dagvorstin ging door met zich te versterken en gereed te maken, de zekere overwinning te behalen. Wel is ze er nog niet, die overwinning van de levenwekster, Nog lijkt alles doodsch en kaal. De boo men staan nog ontbladerd en zelfs vertoonen de knoppen nog weinig neiging om uit te botten. Wel zijn de grasvelden nog niet be kleed met het zoo heerlijke grasgroen, dat eerst in Mei al zijn malsche schoonheid, zijn zacht-frissche tinten te aanschouwen geeft. Maar alles duidt op naderenden bloei! De vogels, die in den herfst vertrokken, keeren terug om ons op nieuw te doen genieten van hun reinen zang. De dierenwereld ontwaakt uit haren winterslaap. De kikvorschen stijgen weer, modderpoel, diep onder het kille water. De ooievaar is weer gekomen en bereidt z’n wo ning, die Weer een huisgezin moet herbergen gelijk in den vorigen zomer. De jonge lam meren dartelen reeds in de weiden, al hebben ze moeite, beschutting te zoeken en te vinden tegen de nog zoo koude natuur. Ook de plantenwereld toont reeds, ondanks alle doodschheid, dat herleving aanstaande is. De sneeuwklokjes, die drieste eerste durvertjes, waagden het den grond uit te schieten en verheugden ons weer met hun maagdelijke kleur. Onschuldige wezentjes, die zich, zonder berekening van voor- of nadeel, durven vertoo nen; zooals jeugdige kinderen, menschenkinde- ren onbeschroomd ronddartelen, onbewust van mogelijk gevaar, sterk in hun onschuld, ver trouwende op de natuur, die der onschuld niet altijd lagen legt, zooals de booze mensch dat wel doet. Reeds voelen andere leden der plantenwe reld een nieuwe kracht in zich komen; een kracht, die niet lang meer kan talmen, haar uitwerking te toonen; een kracht, die zich reeds zien laat. Immers, er moge nog geen groen zijn aan de boomen, toch beginnen de knoppen reeds te zwellen en bereiden zich voor, aanstonds nog j Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ■URANT i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1