VOOR SM11 El OMSTLEm. 1 f MISBPHÏWl. f UKGWS- El IDÏERIWIEBLiD I J i 62e Jaargang. Woensdag 3 April 1607. No. 27. 2 ii U 1 1 .sb Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. 4 :t. .(I kleine in J Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ■PP r 3 i «Hebt ge Bewerkt door AMO. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. toen dadelijk weer vrij, omdat hij niet verdacht werd van strafbare handelingen. Hij woont in de Praterstraat, als ik me niet vergis.» Die laatste woorden «als ik mij niet vergis» bezigde de commissaris gewoonlijk als hij zeker van zijn zaak was, dat wisten al zijn ondergeschikten wel. Norman kon ook thans niets anders doen, dan het vermoeden van zijn chef bevestigen. Met een tevreden hoofdknikje trok de commissaris zijn horloge uit den zak. «Elf uur twee-en-twintig minuten,» zei hij, «het is wel wat laat, maar in dit geval komt het er op het uur niet aan. Wij zouden den beklagenswaardigen man bericht kunnen laten zenden uit het commissariaat van politie, dat de Pra terstraat onder zijn bewaking heeft, maar wie weet, hoe onhandig men daarbij te werk gaat. Ik zou daarom liever zien dat gij die taak vervuldet, mijnheer Norman. Ik behoef u zeker niet te zeggen, dat zulk een ontzettende tijding ook aan den krachtigsten man ter wereld met de grootste omzichtigheid moet worden overgebracht.» Norman talmde met zijn antwoord, zijn borst zwoeg de zichtbaar en zijn blikken zwierven rond, alsof hij iets zocht dat hem uit zijn pijnlijken toestand kon redden. «Als het mogelijk was,, zou ik gaarne van deze opdracht ontslagen zijn,« zeide hij eindelijk. De welwillende glimlach op het gelaat van den ouden heer maakte nu plaats voor een uitdrukking van waardigen ernst. Hij kuchte een paar malen en streek langs zijn gladgeschoren kin. «Hm 1 en om welke reden «Mijn vroegere verhouding tot den heer Rudolf Sie veking was niet van vriendschappelijken aard ik «O ho, het maakt een groot verschil of u als parti- B Verleden jaar vierden we Rembrandt’s 300- jarig geboortefeest. Niet zijner waardig Slechts een paar gedeelten van ’t feest waren den vorst der Nederlandsche schilders, den grooten toovenaar met licht en donker, den schilder, die gelijk staat met de allergrootste schilders van alle tijden en alle volken, den penseelkunstenaar, die door sommigen als de grootste schilder der laatste eeuwen beschouwd wordt, waren Rembrandt waardig. Is thans De Ruyter’s feest beter herdacht? Laten we daar niet over twisten en liever opmerken, dat er zeker geen groot man uit ons verleden is, een enkele zal tegenwer pen, dat Michiel het beroep van oorlogvoeren uitoefende, die algemeener kon gevierd worden, omdat hij algemeen begrepen, ge voeld wordt in zijn grootheid dan alle andere onzer groote mannen. Rembrandt! de groote menigte gelooft, maar alleen op gezag, dan hij zoo’n licht- en kleurenkunstenaar is. Norman was een slank man met beschaafd uiterlijk en stijve militaire houding; hij kon ongeveer dertig jaar oud zijn. «Mag ik het lijk eens zien vroeg de rechercheur, en op het toestemmende antwoord van den dokter, verliet hij met dezen de kamer. «Is het uw voornemen, den rechercheur Norman met deze zaak te belasten, mijnheer?» vroeg de’inspecteur op bescheiden toon. »U neemt het mij dan niet kwalijk, hoop ik, wanneer ik de vrees uitspreek, dat Norman misschien de noodige ervaring mist om de nasporingen in zulk een gewichtig geval te doen. Hij weet waarschijn lijk nog te weinig van alles, wat bier in de hoofdstad voorvalt.» De commissaris lachte even en antwoordde toen op vriendelijken toon«Beste vriend, men krijgt juist de uitstekendste rechercheurs door het laten naspeuren van zulke moeilijke gevallen. Het is we] waar, dat Norman pas anderhalf jaar geleden zijn ontslag nam als officier en bij de politie in dienst is getreden, maar in dien tijd heeft hij reeds menigen in den dienst ver grijsden collega beschaamd gemaakt. Wat hem nog ontbreekt aan ervaring, vergoedt hij ruimschoots door zijn onverschrokkenheid, zijn helder verstand en zijn scherpen blik op menschen en toestanden. Ik ben er zeker van, dat hij Hij kon deze lofrede op zijn ondergeschikte niet voleindigen, want deze trad juist de kamer binnen. Had de commissaris nog pas zijn onverschrokkenheid geroemd, nu kon ieder, die Norman’s gelaat zag, wel bemerken, dat de genoemde deugd hem nu in den steek liet. Dat gelaat was nu bleek en verried een hevige gemoedsaandoening. De inspecteur wierp den commissaris een veelbe- teekenenden blik toe en men bemerkte ook eenige ver- In m’n vorigen brief had ik ’t over het Am sterdamsche leven vergeleken met dat in de provincie. Gelijk steeds in al m’n brieven, gaf ik ook in m’n laatsten slechts korte trekken, groote lijnen. Ik zou in verschillende zaken dieper kunnen doorgaan, doch zulke brieven acht ik in meer dan één opzicht ongeschikt om zaken gere geld in finesses uit te pluizen; vooreerst omdat de mij toegestane ruimte dat verbiedt en ook, daar ik zóó moet schrijven dat iedereen het kan lezen. Dus geen partij genomen. Geen kleur bekend. Slechts in algemeene trekken weergegeven wat ieder in onze stad kan op merken. Toch wordt me voor de voeten geworpen, dat in m’n vorigen brief enkele toestanden te roos kleurig voorgesteld werden. Ik zei ongeveer, dat men in de provincie wel wat overdreven ideeën koestert omtrent gevaren, die men hier ontmoet. Dat ieder, Amsterdammer geworden of zijnde, onbewust meehelpt tot t aanbrengen van de groote beweging. Nu werpt men tegen: En is er dan geen groot gevaar op velerlei, maar vooral op zedelijk ge bied, dat vooral jongelieden in groot-Amster- dam zullen verzeilen op paden, die ze in hun kleinere geboorteplaats niet betraden en niet konden betreden, om de eenvoudige reden, dat die verkeerde of verdachte paden er niet aanwezig zijn. Zeker, daar hebt ge volkomen gelijk aan, geachte opmerker. Jongelingen, die er naar zoeken, kunnen gemakkelijk in speelholen te recht komen, waar ze zich stoffelijk ongeluk kig kunnen maken, ot gemaakt worden, als ge dat liever hoort zeggen. In die plaatsen, waar op den speelhartstocht gewerkt wordt, is reeds menigeen veel verder uitgekleed, dan z’n financiëele omstandigheden gedoogden. De politie doet, zooals ge meermalen in de bladen gelezen hebt en zooals ook uw nederige dienaar, schrijver dezer brieven, wel eens uiteenzette, haar uiterste best om die verderfelijke inrich tingen er onder te brengen. Zij doet, zooveel de wet haar vergunt te doen; ja, meer dan de wet veroorlooft, durfde onlangs een toonaan gevend rechtskundig tijdschrift, naar aanleiding van de overrompeling in de sociëteit »Zum Löwent, verklaren. En er is gelegenheid, veel meer gelegenheid EERSTE HOOFDSTUK. 2). (Vervolg.) «Het eenige, waaruit misschien is op te maken wie zij is, zijn de letters R. S. aan de binnenzijde van haar trouw ring en de letters J. S. op haar onderkleeren. Uit dit weinige is voorloopig niets op te maken en wij Het binnentreden van twee heeren in burgerkleeding deed den beambte zwijgen; hij groette den oudste der twee binnentredenden met den meesten eerbied. «Toevallig was ik nog op mijn bureau, toen de tijding kwam van den moord, die op het Prater gepleegd is, zei de oude grijze heer, nadat hij den groet van den beambte en van den dokter beleefd had beantwoord. Onmiddellijk ben -ik met mijnheer Norman hierheen gekomen om nadere bijzonderheden te vernemen. U heeft zeker reeds een onderzoek ingesteld «Jawel, mijnheer! tenminste voor zoover dit in de zeer ongunstige omstandigheden mogelijk was. Maar er is al bijzonder weinig van te rapporteeren.» In weinige woorden verhaalde hij alles wat hij wist en daarbij luisterden de commissaris en de rechercheur Norman aandachtig toe. «Hm, dat zal een moeilijke taak voor u worden, mijn waarde Norman,zei de commissaris toen. «Het schijnt me toe, dat men op de plek van de misdaad vrij wat meer had kunnen vernemen, als men met de noodige omzichtigheid was te werk gegaan.» voor andere holen, waarin men niet alleen stof felijk, maar vooral zedelijk te gronde gaat. Doch om hierover door te schrijven? La ten we ’t niet doen. Daar is in een groote stad veel verkeerds, dat alleen in een groote stad bestaan kan vinden ot kan zoeken. Ge kunt 't niet anders dan begrijpelijk vinden, dat niet alleen op het Damrak, maar op nog zoovele plaatsen, alle avonden «dames» rondloopen, die hun «bestaan», hun «broodwinning» moeten zien te krijgen. Een beweging als op den Zeedijk, in de buurt van de Oude Kerk, enz. is voor een groote stad verklaarbaar. Stel, dat de buurt IJ IJ zoo slecht is, als ze uitgeschilderd wordt, dan kan zoo’n buurt toch zeker eerder in Amsterdam dan in Bolsward verwacht worden. De schouwburgen! Ja, er worden soms schuine stukken gegeven, die ’t lang maken, die twintig, vijftig en meer opvoeringen be leven, omdat ze schuin zijn. Ge zult niet wil len, dat uw kinderen, die Amsterdam bezoeken, daar heen gaan. Ge vindt dat ze van vele zaken gauw genoeg de wijsheid in pacht krijgen. En er is nog zoo veel in een groote stad. Met het volste recht zijn er daarom vereeni- gingen opgericht, die zooveel mogelijk trachten te verhoeden, dat meisjes, die, aangelokt door mooie aanbiedingen, naar Amsterdam trekken, in verkeerde huizen terecht komen. Op ver schillende plaatsen in de provincie en ook in de hoofdsteden ziet men de aankondigingen van de desbetreffende vereenigingen. Geregeld bevindt zich alhier, aan het Cen traalstation een dame aan den trein, met een paarse roset getooid, gereed om inlichtingen te verschaffen aan dienstboden, enz., die door den trein aangevoerd worden. Er zijn vele verkeerde dingen in een groote stad, die men in een kleine niet aantreft, omdat ze er niet kunnen zijn. Dat is en blijft waar. Dat is en blijft jammer. Maar ook, dat is en blijft verklaarbaar. Maar in kleinere omgevingen, steden, gebeurt daar niets? En dan moet men niet vergeten, dat de groote steden het bezoek krijgen van men schen, die uitgaan om op hunne wijze eens extra te profiteeren, te genieten. Maar wat we. wilden zeggen, het is dit: Het leven in Am sterdam is anders, moet anders zijn dan in 5'- bescheidenheid te midden eener voorbeelde- looze fortuin, zijn vroomheid in voor- en tegen spoed, zijn beleid, met dapperheid en voortva rendheid gepaard, zijne bedaardheid in het uit voeren der kloekste en stoutste bedrijven, geheel zijn persoon is als een spiegel, waarin wij op haar voordeeligst de beeltenis van ons volkskarakter zien; al het eigenaardig voor treffelijke van dat karakter, al het uitnemend- ste waartoe het in staat is. Vandaar ten on zent want gelijk in zijne wijzen en zijne dichters, eert een volk ook zijne oorlogshelden van daar De Ruyter’s onvergankelijke po pulariteit. De hulde der nakomelingschap, bij toeneming hem geboden, werpt geen schaduw op den roem of de grootheid van zijne tijdge- nooten. Wij weten zeer goed, dat hij de eenige merkwaardige man niet geweest is van zijne eeuw of van zijn land. Slechts concentreert zich in hem dat heldentijdvak onzer vader- landsche geschiedenis. Veel hadden anderen met hem gemeen; sommige dingen bezat alleen hij; die man nu is de volksheld bij uitnemend heid, die èn zich-zelf is, èn wien daarenboven niets ontbreekt van hetgeen zijne evenknieën onderscheidt. De Ruyter was die man, die wonderzoon der Nederlandsche Schutsgodin; zijn beeld is de nationale type bij uitne mendheid. Mooi gezegd en niets te veel gezegd. wondering op het gelaat van den ouden heer. «Hebt ge het lijk gezien vroeg hij. nog iets opgemerkt, dat ons helpen kan «Neen, mijnheer,» antwoordde Norman, «maar ik heb de vermoorde dame herkend.» «Wel, dat is een zeldzaam toeval,zei de commissa ris met oprecht gemeende verbazing-, «Hebben wij dus werkelijk met eene dame uit de fatsoenlijke kringen te doen? Hoe is haar naam Norman haalde diep adem, en het mocht bevreemding wekken, dat hij niet onmiddellijk antwoordde. Na eenige oogenblikken gezwegen te hebben, zeide hij«Ik leerde haar kennen toen zij nog ongehuwd was, zij heette toen Josephine Reimar. Maar ik weet, dat zij zestien maanden getrouwd is met zekeren heer Rudolf Sieveking. De inspecteur wierp een blik op zijn aanteekeningen en zei«De letters R. S. in den trouwring en J. S. op het ondergoed stemmen daarmee wel overeen. Het treft werkelijk bijzonder gelukkig, dat u deze inlich tingen kan geven. Wij winnen daardoor veel tijd en dit kan voor den goeden uitslag van het onderzoek van onbetaaltare waarde zijn.« Op Norman’s gelaat was duidelijk te bespeuren, dat die herkenning hem juist niet bijzonder gelukkig maakte, al deed hij zijn best om een flink voorkomen aan te nemen. De commissaris had een paar malen met de hand over het voorhoofd gestreken, zooals hij wel meer placht te doen als hij uit de onuitputtelijke voorraad- kameren van zijn verbazend geheugen iets wilde op diepen. Eindelijk zeide hij«Sieveking Rudolf Sieve king Is dat niet de bekende paardenliefhebber De zoon van wijlen den beursspeculant Sieveking Hij veking was niet van vriendschappelijken aard i werd eens gevangen genomen bij gelegenheid, dat we I betwijfel daarom of ik de rechte persoon zou zijn om een geheime speelbank overvielen, maar wij lieten hem een kleine plaats, maar daarom zijn de men schen, daarom is de groote menigte niet zoo veel anders van karakter. Doch genoeg hierover. Veel aanlokkelijker zou ’t voor me zijn, over de De Ruyter-fees- ten te spreken. Er is Zaterdag 23 Maart, den dag dat ’t drie eeuwen geleden was, dat te Vlis- singen een arme jongen, Michiel genaamd, ge boren werd, feest gevierd in onze stad, te Vlissingen, en op zoovele plaatsen. Kolom men zou ik hierover kunnen schrijven, maar ik kom te laat. Ge weet ’t reeds, hoe onze Ko ninginnen onze stad bezochten; hoeveel geest drift er weer heerschte; hoe vol ’t was op den Dam en op andere plaatsen; hoe officiéél plechtig en deftig het eigenlijke «feest», of liever de eigenlijke herdenking in de Nieuwe Kerk was. Ge hebt gelezen in de bladen, dat ook uit ’t buitenland de gouden of zilve ren palmtakken kwamen, ten bewijze, dat men daar in die landen weet dankbaar te zijn, weet te eeren, te huldigen een man, groot door zijn bewonderenswaardige daden als ad miraal, groot door den invloed, die van hem over de ruwste matrozen zelfs heerschte, groot, omdat hij van niets zich wist te verheffen tot de hoogste plaats, groot ook als gewoon burgermensch. Le Vlissingen was ’t ook feest, was ’t een, de stad in aanmerking genomen, waardige huldiging van Vlissingen’s grootste zoon. Prins Hendrik vereerde de feestviering aldaar met zijn tegenwoordigheid en ook de Duitsche Kei zer rekende zich verplicht, door ’t zenden van het slagschip «Lotharingen», den held te eeren, die waard is over de geheele aarde genoemd te worden als de man van nietige afkomst, die ’t tot zoo groote dingen bracht. Wanneer we eens moesten uitdenken de incarnatie van wat er goeds en edels, krach tigs en fiers is in ons Nederlandsche volk, dan zouden we zeker nog geen beter beeld kun nen scheppen dan dat van De Ruyter. Busken Huet zei ’t zoo typisch: Er is een soort van eigen liefde, maar eene van hoogere orde, welke ons Nederlanders, van geslacht tot geslacht, Mi chiel Adriaensz. De Ruyter doet liefhebben. In hem toch, den grooten Admiraal, bemin nen wij met rechtmatig zelfgevoel al hetgeen er goeds en edels in onzen landaard is. Zijn geringe afkomst (we zijn een burgerlijk volk), de hooge rang waartoe hij steeg (wij zijn niet onbekwaam tot groote dingen), zijne 3 OURANT k 4 i i j i I Sto (J gÏRQ rfp 1 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1