mws- M JIimfflTBLAD ÏMR MM M 0I8TMEJ. JOSBPHIHBm Woensdag 10 April 1907- 62e Jaargang. no. 29- Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. ij 1 zoo VARIA. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. a Bewerkt door AMO. dan niet zijn voor dat hij door mij er op is voorbereid u te ontmoeten,* Zonder op een toestemmend antwoord te wachten, sloeg zij de portières terug, die de deur der aangren zende kamer verborgen, en in het volgende oogenblik was haar slanke buigzame gestalte daarachter verdwe nen. Norman hoorde eene luide, vroolijk klinkende mannenstem, die bij hem zeker onaangename herinne ringen wekte, want plotseling betrok zijn gelaat en hij beet zich op de lip. Weldra echter verstomde die vroolijke stem 'en een geruime poos was het stil. Norman liet het oog op de pendule vallen en bemerkte met schrik dat het reeds bijna twee uur was geworden. Zijn samenzijn met Wally had dus bijna twee uren geduurd; wat was die tijd snel vervlogen In gedachten verdiept deed hij een paar schreden in de kamer, waarvan de geparfu meerde lucht zijn zenuwen onaangenaam begon aan te doen. Hij drukte een oogenblik zijn voorhoofd tegen de koele vensterruiten, als konde hij daardoor de nuch tere kalmte zijner gedachten terugkrjjgen. De vraag kwam bij hem op, of de commissaris te vreden geweest zou zijn, als hij achter de deur gestaan en ieder woord gehoord had; eerlijk moest hij die vraag met »neen« beantwoorden. Als mensch had hij misschien op lofwaardige wijze zijn plicht vervuld, maar als po- litie-beambte had hij twee kostbare uren laten verloren gaan. Zeker zou zijn chef dan ook bij het morgenrap- port een zeer ernstig gelaat tocnen, wanneer hij niets anders kon melden, dan dat hij de zuster der vermoorde dame in de eerste oogenblikken van hevige smart had trachten te troosten. Maar toch had Norman geen spijt, dat hij zoo had gehandeld. Hij gevoelde zekere tevre denheid, die niet grooter had kunnen zijn, al had hij in die twee uren het spoor van den onbekenden moorde- bedachtMaarer is niets, dat mij nog kon ver rassen. Ik wist reeds lang, dat ge op eeri andere wijze genoegdoening zoudt nemen, dan de lieden met de gewone begrippen betreffende de eer.* Blijkbaar zocht hij de meest beleedigende woorden en de toon, waarop hij sprak, beleedigde bijna nog meer dan de inhoud zijner woorden. Norman bewaarde echter standvastig de trotsche kalme houding, die hij na de eerste opwelling van haat en drift had aangenomen. »Daar ik hier voor u sta als ambtenaar der politie, heb ik geen reden om mij te verdedigen tegen dit onzin nige verwijt. Bovendien zou het op dit oogenblik zeer ongepast zijn een ouden twist voort te 'Zetten of een nieuwen te beginnen. Ik bejammer den zwaren slag, die u getroffen heeft Door deze koele beradenheid nog meer geprikkeld, viel Sieveking hem op beleedigende wijze, in de rede en zeide»U bejammert dien slag dat is zeer vriendelijk van u, inderdaad, en ik ben u oprecht dank baar voor uwe deelneming. Weet u ook$ mijnheer, dat ik den moed bewonder, waarmee u dit durft te zeggen, na alles wat er tusschen ons is voorgevallen, een moed, dien u stellig in de laatste dagen pas moet ver kregen hebben, daar u in vroegeren tijd, .voor zoover ik weet, bitter weinig van die deugd bezat.* Norman haalde diep adem, maar ook bij’deze nieuwe beleediging bleef hij zichzelven meéster. «Wanneer mijn deelneming u niet wensehelijk voor komt, zal het niet bij mij opkomen om die aan uopte dringen. Maar van -een ambtenaar duldt-men soms iets, dat men van een particulier persoon niet zou dulden. Uwe echtgenoote is het slachtoffer van een misdaad geworden, en het treurige geval wekt daarom bij ons nog een andere dan de gewone menschelijke belang stelling.* (Wordt vervolgd.) naar ontdekt. Duidelijk herinnerde hij zich hoe XV ally onder tranen hem dankbaar had aangezien en die blik uit haar oogen juist de oogen van haar zuster deed hem bijna vergeten, welke ernstige taak hem hier gevoerd had. Plotseling werd hij uit zijn droomerijen opgeschrikt door zware voetstappen, die naderbij kwamen. Hij trad naar het midden der kamer en onwillekeurig nam hij een militaire houding aan, terwijl zijn gelaat een harde uitdrukking kreeg. De man, dien hij daar tegenover zich zag, was vroeger zijn grootste vijand geweest en het scheen wel, of bij beiden de vijandschap nog niets verminderd was. Rudolf Sieveking was van middelbare grootte en slank gebouwd; de kunst van den kleermaker en van den kapper hadden samengewerkt om aan zijn uilerlijk eenige bevalligheid bij te zetten, waardoor men de brutale uitdrukking van zijn door hartstochten en uitspattingen geteekend gelaat wel kon vergeten, zoolang hij er aan dacht, in houding en manieren den schijn vau voor naamheid te bewaren. Het bleek echter duidelijk, dat hij op dit oogenblik dien schijn niet wilde bewaren, want bij zijn binnentreden liep hij onbehouwen een pronktafeltje met kostbare snuisterijen omver, hij scheen iemand of iets te willen verpletteren. Zijn kleeding was in wanorde, jas en vest opengerukt; zijn oogen glinsterden van bijna dierlijke- woede en hij hield de vuisten gebald. Het scheen wel, of hij Norman met zijn oogen wilde doorboren, en daar deze het gesprek niet wilde begin nen, zeide Sieveking«Zoo, is u nog hier Ge hebt u dus het edele genoegen niet kunnen ontzeggen, mij persoonlijk dezen slag toe te brengen om u met eigen oogen te verlustigen aan het schouwspel, als ik onder deze beproeving bezwijk. Inderdaad dat is mooi HOOFDSTUK II. 4). (Vervolg.) In deze droevige ure was het niet mogelijk vragen te doen in het belang van het gerechtelijk onderzoek. Norman zou dat zelf voor een beestachtige, gevoellooze daad gehouden hebben en tegenover dit, zelfs in haar naamloos wee nog zoo bekoorlijke meisje, zou hij zoo niet gehandeld hebben, al had zijn plicht dit uitdruk kelijk van hem gevorderd. Met eenvoudige ongekunstelde woorden sprak hij haar moed in, en dit maakte des te eerder een welda- digen indruk op haar, daar hij alle zinledige schijn- schoone troostredenen vermeed en geen hopelooze po gingen deed om het droevig verlies van haar zuster kleiner voor te stellen dan het was. Haar krampachtig snikken, vergezeld van korte uit roepen van wanhoop, was zachtkens overgegaan in een stil weenen. Zij was weer zoover tot de bewustheid van haar omgeving teruggekeerd, dat zij onmiddellijk hoorde hoe de huisschel tweemaal kort na elkander met een krachtigen ruk in beweging werd gebracht. «Dat is Rudolfzeide zij en opstaande wischte zij haar tranen weg met zooveel bedaardheid, dat Norman er verbaasd van stond. «Hij mag het ontzettende nieuws niet uit uw mond vernemen, want hij beschouwt u als zijn vijand, het zou daardoor nog te erger treffen. Als u hem volstrekt noodzakelijk moet spreken, laat het ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. lijk nog al aanzienlijk is. De goedkoope vroegritten*dienst, ten be hoeve van den werkman, wordt nog verbe terd en uitgebreid; een groote afstand als van de Amstelveensche weg (in ’t uiterste zuiden der gemeente) tot het Stationsplein, een af stand verder dan van Sneek naar Nijland, kan dan voor cent worden af gelegd. Ook komen er 21/, cents-ritten, bijv, van den Dam naar het Stationsplein of de De Ruyterkade, van het Postkantoor naar het Station en van de Veemarkt naar de Mauritskade. Met de vroegritkaartjes 5 3 cent zal men verder kunnen komen dan thans, en dan komt ook de 14e lijn, Van Hallstraat (bij den Haar lemmerweg) naar den Dam in exploitatie, wel ke afstand voor 7 cent kan afgelegd worden. Ons Dagelijksch bestuur verwacht, dat deze veranderingen verbeteringen zullen blijken en rekent op een zeer groote toename in het verkeer. Is thans het aantal passagiers onge veer 120 duizend per dag, dan zal wel spoedig de 150 duizend bereikt worden. Zelfs rekenen onze vroede mannen, dat daardoor zelfs geen schade zal geleden worden. In elk geval kan de Amsterdammer, als de voorstellen van B. en W. door den Raad aangenomen worden, zich weer beter en goed- kooper kunnen bewegen en dat is heel wat waard. Gemakkelijk te vinden. «Maar vrouwtje, hoe denkt ge uwe dochter te vin den in zoo’n groote stad als Amsterdam, wanneer ge haar adres niet weet?* «O, dat is niets. Ik zal haar wel gauw zien, Do minee. Toen zij thuis was, hing zij ook altijd met haar hoofd uit het venster!* Wie zich zelf geen meester is, krijgt een ande ren meester en verdient niet beter. (Fr. v. Eeden). Waar het huwelijk een rekensom is, vergist zich altijd een van de beiden. Leef zóó, als moest ge aanstonds afscheid van het leven nemen; alsof de tijd, die u nog overblijft, een geschenk is, waarop niet te rekenen valt. Goede wijn en een mooie vrouw zijn beide ver gift. (Turksch spreekwoord.) Bij den rechter van instructie. Rechter: Hoeveel broers hebt ge? Beklaagde: Twee, meneer de rechter. Rechter: Zie zoo, daar betrap ik je op een leugen. Je zuster heeft me straks juist verteld dat ze drie broers had. I. K a Men mag spreken van staatssocialisme en daar een gruwelijken af keer van hebben; men mag er zooveel tegen zijn als men wil, dat de Staat alles aan zich trekt; men mag dit strijdig achten met z’n principe’s; toch is ’t niet te kee- ren, dat de werkzaamheden van den Staat zich hoe langer hoe verder uitbreiden. De Staat neemt niet alleen een deel van uw leven in beslag om van u een kranig soldaat te maken; hij eischt ook, dat ge goed woont; dat ge ver zekerd zijt tegen ongelukken; dat ge in uw jeugd behoorlijk onderwezen wordt; dat ge in geënt zijt, voor ge de school bezoekt, opdat ge gevrijwaard zijt tegen de pokken; en voort. Die vaderlijke zorgen van den Staat breiden zich nog steeds uit en niemand zal beweren, ’t einde van die uitbreiding te zien. Doch ook de bezigheden der gemeentebe sturen worden steeds drukker. Met den Staat deelt de gemeente de zorg voor alles, wat we boven opnoemden en verder heeft de ge meente nog meer te doen. Verder mag men met eenig recht beweren, dat het aantal gemeentebedrijven toeneemt, naarmate de gemeente grooter is. We hebben hier bv. in Amsterdam 45 raads leden, en een dagelijksch bestuur van vier wethouders, aan wier hoofd natuurlijk de bur gemeester staat. Doch aan dat dagelijksch be stuur hebben we eigenlijk niet genoeg; er zijn zoovele werkzaamheden, die door de gemeente geregeld Ynoeten worden, dat er voor vijf man te veel werk is. Het kan best zijn, dat er, bij doorgaande uitbreiding van de groote steden, eenmaal de centralisatie noodig is; dat bijv. groot-Amster- dam in enkele wijken verdeeld wordt, die elk haar eigen bestuur hebben, terwijl een opper bestuur, een centraal gezag zorgt voor de din gen, die allen aangaan. Een zaak van groot belang in een groote stad is de zorg voor het verkeer. In de kleinste plaatsjes vindt men thans wel waarschuwingsborden voor rijtuigen, plaatsjes waar zoo weinig te doen is, dat er bijna geen kans is op botsingen. En toch zijn die borden noodig voor de veiligheid zoowel van degenen, die in de rijtuigen zitten als voor de anderen. Doch vergelijk die kleine zorgen nu eens met de dringende behoeften van een groote stad. Daar moeten straten verbreed, doorgangen gemaakt, grachten gedempt, bruggen gelegd of verbreed worden om geregeld verkeer mo gelijk te maken. Tal van borden waarschu wen fietsers en voerlieden nu voor dit, dan voor dat. Met de doorgaande uitbreiding der stad en het drukker worden van ’t verkeer is langza merhand het tramverkeer een zaak van het hoogste belang geworden. De afstanden wor den zoo groot, steeds grooter. Werd er nog gebouwd zooals vroeger, in den goeden ouden tijd, dan had men daar niet zooveel last van. Men maakte de straten der nieuwe wijken twee-, drie-, viermaal smaller, achtte de ruime parken en plantsoenen over bodige weelde, keurde geen kelder- en andere woningen af, gaf aan de bouwondernemers permissie, om ook aan de nauwste straten de huizen zoo hoog te bouwen als men verkoos. Wat zou dat een verschil geven met thans! Ik geloof, dat Amsterdam dan wel met de halve oppervlakte van nu kon volstaan. En wat een voordeel! Zooveel minder geld voor aanleg en onderhoud van straten en plant soenen. Minder lantaarns, minder politie agenten; minder brandweerkazernes. De oude binnenstad zou niet zoo sterk als thans in be volking verminderen door verbouwing van at- gekeurde woningen. Die goede oude tijd Alles klein en eng en dicht bij elkaar! Maar ook zooveel meer ziektekiemen bij elkaar, zooveel minder ge zonde lucht en gezonde menschen! Neen, laten we ons gelukkig prijzen te le ven in een tijd, waarin men waakt voor onze gezondheid. Die ruime parken zijn de gezon de longen van onze stad, die breede straten geven ruimte aan frissche lucht en levenwek kend licht om in de niet meer zoo enge wo ningen te komen. Zoodat we nu de helft ge zonder zijn dan voor een eeuw en gemiddeld de helft langer leven; wat toch nog al iets waard is. Maar een noodzakelijk gevolg van dit alles is, dat de afstanden veel grooter zijn. Afstan den van een kwartier zijn hier kleinigheden, van een half uur niet overdreven, van drie kwar tier niet zeldzaam, van een uur niet onmogelijk. Is ’t wonder, dat zich het tramverkeer lang zamerhand ontwikkelde? Dat de paarden, hoe goed en gewillig ook, door de electrische kracht verdreven werden? Is ’t ook zoo vreemd, dat de gemeente het geheele trambedrijr aan zich getrokken heeft? Als men er eenigszins over nadenkt, zal men ciit niet zoo vreemd kunnen vinden. Het is waar, men kan beweren, dat een particulier een zaak beter en voordeeliger exploiteert dan rijk, provincie of gemeente. Evenzoo kan men aan voeren, dat het particulier initiatief gedood wordt en vreesachtigen kunnen zich het spook beeld scheppen van een toekomstig staatssoci alisme. Maar vóór gemeentelijke exploitatie der trams is hetzelfde te zeggen als voor staatsexploita tie van spoorwegen. De Staat zorgt dat er spoorlijnen komen niet alleen daar, waar ze voordeel zullen af werpen, doch overal waar er behoefte aan is. Meerdere lijnen, die er nu reeds lang zijn, zou den er zeker nog niet zijn, als particulier initia tief en kapitaal daarvoor noodig zou geweest zijn. Op dezelfde wijze kan men spreken over de gemeentetram. Een particuliere maatschappij zou alleen die trams aanleggen, welke voordeel zouden beloven. Een lijn, als bijv, lijn 6, die van de Mauritskade naar de Veemarkt loopt, levert niets dan schade op en een particuliere maat schappij zou er alleen noodgedwongen toe overgaan ze aan te leggen. Wat echter doet de gemeente? Ze verdeelt de stad in afdeelingen en zorgt, dat elk deel, naar verhouding der behoefte, van tramlijnen is voorzien. Alles wordt gedaan om de exploi tatie te doen overeenstemmen met de behoef ten van het groote publiek. Een particuliere maatschappij zou eerst vra gen: Hoe klop ik zooveel geld, als mogelijk is, uit de zaak? Hoe geef ik den aandeelhou ders zooveel mogelijk dividend? De gemeente doet dit niet. Het is waar, er moet getracht worden geen schade te lijden. Het voor den aanleg en het verkeer noodige kapitaal moet behoorlijk rente opbrengen, zelfs mag die rente wel behoorlijk goed zijn. Maar is dat verkregen, dan wordt alle zorg besteed, om het publiek zooveel mogelijk ter wille te zijn. Zoo ook thans weder. Met 1 Juli a.s. moet het tram tarief worden herzien. Wel is de ervaring met het in 1905 vastgestelde tarief niet slecht te noemen, maar het dagelijksch be stuur ziet kans nog meer verlaging in den prijs aan te brengen, een verlaging, die waar- - 0 I. JURANT i n

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1