JlfflWS- M IUÏEIITESTIKLII) i JOSEPHINE. iWR m El MSTREkEJ. Tentoonstellingen. Zaterdag 27 April 1907. 62e Jaargang. XTo. 34» Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. r En tegen op. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Bewerkt door AMO. HOOFDSTUK V. 9). (Vervolg). De woning van den heer Sieveking had hij niet weder betreden. Getnakkelijk genoeg had hij daartoe een voorwendsel kunnen vinden, maar hij had er niet naar gezocht. Een gevoel van vrees hield hem daarvan terug geen vrees voor een ontmoeting met zijn vijand, maar de vrees voor een ontmoeting met Wally Reimar. De trekken van haar gelaat en haar oogen waren spre kend die van Josephi ne, alleen nog schooner en zach ter en in dien nacht na den moord, toen zij hem vol droefheid zoo innig dankbaar had aangekeken, had hij met heimelijk beven gevoeld, welk een wonderlijke macht die oogen nog over hem hadden. Doch niet ten tweeden male wilde hij de onbeschrijvelijke bitterheid smaken, die zijn leven reeds eenmaal had vergiftigd, niet ten tweeden male wilde hij de poorten van een hemel vol liefde en geluk voor zich geopend zien om bij het uitstrekken zijner hand naar die verleidelijke heerlijkheid, te ontwaren, dat alles slechts een bedrie- gelijk droombeeld was. Zijn manhaftig besluit om de verzoeking te weerstaan en \Vally niet weer te zien, leed schipbreuk op de vervulling van zijn plicht. De rechter had hem ontbo den, en in den loop van het gesprek sprak hij de on derstelling uit dat mevrouw Sieveking bij een heimelijke samenkomst het slachtoffer der jaloezie was geworden. Op een toon, die zijn vast besluit verried, zeide hij ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. De tentoonstellingen zijn een vinding van de laatste halve eeuw. Het is vijftig jaar ge leden, dat te Londen de eerste wereldtentoon stelling werd gehouden. Het was iets nieuws, iets grootsch, en het was juist iets voor Na poleon III, om eens zeer grootsch over te doen. Zoo kwam in 1867 de eerste der Parij- sche wereldtentoonstellingen; ze vormde een gebeurtenis van den eersten rang. Niet alleen, dat de groote massa zich opmaakte, de wonde- deren te zien, door kunst en weelde, genie en industrie in de Seinestad samengebracht, ook vorstenbezoeken werden er gewisseld. De gelukskeizer stond schijnbaar nog op ’t hoogtepunt zijner fortuin en vierde met het welslagen dezer expositie zijne triomfen. Hij kon aan de wereld laten zien, hoezeer on der zijn regeering de modestad in »la ville lu- mière< was omgetooverd, hoe Hausmann de prachtige boulevards, die moderne weelde-oor- den, had geschapen. Sedert zijn de wereldtentoonstellingen el kaar opgevolgd in steeds sneller wordend tem po. De grootste wereldstad, die de zaak be gonnen was, deed er niet weer aan, doch zoo wel in Amerika als in Europa volgde men het eens gegeven voorbeeld na. De Fransche hoofdstad heett zich hierin zelfs een eigenaardig voorrecht geschapen. Na ’67 volgde daar de tentoonstelling van ’78, die aan de wereld deed zien, dat het welvarende Frankrijk niet zichtbaar geleden had onder de zware slagen van den oorlog, aan Duitschland verloren. Dat was juist elf jaren later. En weer elf jaar later volgde de expositie van ’89. Steeds klimmende was het succes. Reus achtiger werden de terreinen. Grootscher wer den de attracties. Duidelijker werd, dat men met een wereld-^^zwzw, een worldsfair, te doen had. Doel bleef heeten, dat de groote bewe ging strekte om aan de wereld den vooruit gang op industriëel en ander gebied te laten zien, doch middel om de menschen te trekken werd steeds meer: het zorgen voor reclame- makende vermaken. En dan liefst vermaken, die trokken, omdat ze nieuw waren. Er moest reeds een »clou« zijn. In ’89 werd een »clou< gevonden, zooals nog nooit uitgedacht werd. De geheele tentoonstelling werd beheerscht door het reazengevaarte van den 300 meters hoogen Eiffel-toren. De Eiffel-toren, dat was het voornaamste. Natuurlijk, men ging ook de eigenlijke ten- Ongeveer een uur later ging hij op weg naar de Praterstraat. Al had hij aan zichzelven plechtig beloofd, dat hij zich noch door liefde noch door haat zou laten beheerschen bij de strenge vervulling van zijn plicht, toch voelde hij zijn hart sneller kloppen, toen hij aan de woning van den heer Sieveking aanschelde. Het dienstmeisje, dat bij zijn eerste bezoek de deur voor hem geopend had, opende ook nu. Zij was in rouwkleeding en toonde een ernstig gelaat, zooals hier in huis passelijk was. Op Norman’s vraag naar den heer des huizes, antwoordde zij dat haar meester niet thuis was, zij wist ook niet, waarheen hij gegaan was of wanneer hij terug zou komen. Maar de juffrouw was thuis. Willens of onwillens moest Norman zich dus bij Wally laten aandienen. Nauwelijks had hij een minuut in de kamer gewacht of uit de aangrenzende kamer trad het schoone meisje te voorschijn, dat hij nooit weder had willen ontmoeten. Zij was in een eenvoudig rouwgewaad gekleed. Aan haar oogen was duidelijk te zien, dat ze geschreid had, en haar gelaat scheen smaller en doorzichtiger van kleur dan bij zijn eerste bezoek. Bovendien verkeerde zij op dit oogenblik in een vreesachtige spanning, wat duidelijk bleek uit het beven van haar stem, toen zij Norman begroette. Deze verzamelde al zijn wilskracht en zeide »Juffrouw Reimar, ik heb niet kunnen ver moeden, dat ik mij nogmaals in mijn weinig benijdens- waardige hoedanigheid van politie-beambte bij u zou moeten vervoegen, maar het noodlot bekommert zich weinig om onze wenschen. Daar men mij gezegd heeft, dat uw zwager niet thuis is, ben ik wel genoodzaakt mij met mijn minder aangename opdracht tot u te wenden. »Mijn zwager is weer zoo ver op dreef, dat hij voor eenige dagen ter jacht is gegaan,antwoordde zij ee- «Tot heden heb ik bij alle nasporingen het gevoel van den echtgenoot en van de zuster der vermoorde vrouw zooveel mogelijk ontzien, maar ik zie, dat ik langs dezen weg mijn doel niet zal bereiken. Als de personen uit de naaste omgeving van het slachtoffer niets weten of veinzen niets te weten, dan moeten wij op een andere wijze te werk gaan om eenig aanvangspunt te vinden, al moeten wij daardoor het gevoel van enkele per sonen kwetsen. U moet in de woning van den heer Sieveking huiszoeking doen, mijnheer Norman-« »Een huiszoeking?* herhaalde Norman getroffen en duidelijk was op zijn gelaat te zien, hoe hij over deze onverwachte opdracht ontstelde. »Maar mijnheer, waar zou ik naar moeten zoeken »Naar de brieven en papieren van mevrouw Sieve king; ik wensch ze zoo volledig mogelijk in handen te krijgen. Voorzichtige vrouwen vernietigen gewoonlijk wel de brieven, die haar later in ongelegenheid zouden kunnen brengen, maar mevrouw Sieveking moet, te oordeelen naar alles wat ik tot heden gehoord heb, niet altijd voorzichtig gehandeld hebben. In ieder geval moeten wij deze poging doen om licht in de duisternis te brengen. Ik hoop, dat u door den heer Sieveking of zijne huisgenooten niet bemoeilijkt zult worden. Mocht dit echter toch het geval zijn, dan is dit een verdacht teeken; beschouw u dan als gemachtigd om zonder aanzien des persoons met al de strengheid op te treden, die u in het belang der zaak nuttig en noodig oordeelt. Hij reikte den beambte nu het bevel over tot inbe slagneming van al de papieren en brieven, welke me vrouw Sieveking mocht hebben nagelaten. Norman nam het aan zonder verdere tegenwerpingen te maken; hij zag duidelijk, dat aan het wel overwogen besluit van den rechter toch niets meer te veranderen was. dan vindt men de eer, om zoo’n expositie te mogen houden, wel heel groot, maar de ver schillende bezwaren eigenlijk nog veel grooter. En het grootste bezwaar noemt men: de politieke zijde van het vraagstuk. Hoe is dit mogelijk, zult ge zeggen, toch is ’t waar. Zoo’n eerste-klasse-worldsfair eischt reuzen kapitalen, eischt een buitengewone voorbe reiding en is men eenmaal begonnen de zaak aan te pakken, dan moet alles er op ingericht worden, om ze zoo goed mogelijk te doen slagen. Er mag dus, èn in ’t laatste stadium van voorbereiding, en tijdens de exhibition niets komen, dat het succes keert. Geen oorlogs kansen, geen oorlogsgeruchten zelfs. Want dat zou een fiasco van de reuzenonderneming beteekenen. Dit zou ten gevolge hebben, dat, bij de tegenwoordige vrij gevaarlijke politieke situatie, aan de Duitsche regeering ten plicht gesteld werd, alles te doen om ook maar het geringste gerucht van minder goede verstand houding met andere mogendheden te keeren. Geen spannende verhoudingen, als nog niet zoo lang geleden voor de bijeenkomst te Algeci ras tusschen Duitschland en Frankrijk beston den, zouden mogen terugkeeren. En ook de groot-industrie ziet er Het zal ons, zegt de professor, die aan ’t hoofd der reusachtige fabrieken van Siemens en Hals ke, te Berlijn, staat, het zal ons minstens acht ton kosten, om op zoo’n tentoonstelling be hoorlijk voor den dag te komen en wat hebben we daarvoor? Onze zaak is bekend genoeg; ieder op de wereld weet, dat we op electriciteitsgebied alles vermogen, wat den mensch mogelijk is. We hebben er ook met andere groot-industriëelen over gesproken, maar allen vinden, dat de te maken onkosten niet gedekt zullen worden door meerdere af zet. Na de groote electriciteits-tentoonstelling te Frankfort volgde zelfs een minder druk jaar. En ook de groote Duitsche hocfdstad, die in alle opzichten een der eerste wereldhoofd- steden is, ziet tegen de beslommeringen op en men vindt, dat er, ’t is waar, honderdduizen den naar Berlijn zullen trekken om de reuzen- kermis te zien, maar ook, dat velen, die an ders wel in de stad zouden komen, ze nu zouden mijden, omdat ze niet van die kermis- drukte houden. En de gewone Berlijner vreest een zeer groote stijging in de prijzen van vele benoodigdheden, waardoor hij niets dan schade zou kunnen lijden. Gij ziet ’t, lezer, aan zoo’n tentoonstelling eerste klasse zit nog al iets verbonden. De tentoonstellingen hebben een zoodanigen omvang gekregen, de echte wereld-tentoon- stellingen namelijk, (niet de zoogenaamde als indertijd te Amsterdam!) dat alleen met reu zenkapitalen iets aan te vangen is. Het zijn financiëele ondernemingen van de allergrootste soort geworden. Natuurlijk komt er nog bij, dat ze moeten dienen om een stad, ja een geheel land, naam te geven, en daarom bemoeien er zich de re- geeringen mede. En daarom ook moet er steeds cilimax zijn in dit genre. Nog weer grooter terreinen, grootscher gebouwen, ver rassender vermakelijkheden. Doch ook hierin kent men grenzen. Reeds in 1900 zat men te Parijs verlegen met de »clou«. Men moest iets hebben, dat den Eif- feltoren in de schaduw zou stellen en om een reus van 300 meter klein te doen schijnen, daar behoort nog al iets toe. We willen zelfs gelooven, dat Parijs en Frankrijk er haast tegen opzien, dat het over vier jaren weer tijd is. Doch de ideeën zijn heel wat gewijzigd. Dit blijkt vooral thans, nu er sprake is van een echte wereldtentoonstelling te Berlijn, in het jaar 1913, ter gelegenheid van het zilveren regeeringsjubilee van den werkkrachtigen Duitschen Keizer. De idee is opgeworpen en men moet zeggen, dat zoowel het machtige, bloeiende Duitschland als z’n Keizer recht heb ben op een wereldgebeurtenis als zoo’n expo sitie moet worden. Dat men reeds nu de zaak heeft opgewor pen, bewijst welk een groote zaak het is. Na tuurlijk zal ’t eene tentoonstelling moeten zijn, aan Duitschland en Berlijn, het Duitsche volk en zijn Keizer waardig. Het zou iets moeten zijn, zoo reusachtig grootsch, dat niets van wat er te voren was, er naast kon vergeleken worden. Geen voorgaande Parijsche tentoon stelling zou ze in omvang en in reclame-ma- kende attracties mogen nabijkomen. Dat zou de Duitsche eer te na komen. Eigenaardig is, dat het eerste bericht over een mogelijk in 1913 te Berlijn te houden ex positie kwam uit Parijs. En dan zoo heel bijzonder. Er werd bericht dat de Fransche minister zeer gaarne zoo’n Duitsche tentoon stelling zou zien en dat het Fransche volk het zich tot een eer zou rekenen, daar mede te dingen, om aan de wereld te laten zien, hoe ver Frankrijk in ontwikkeling gevorderd was. In Duitschland is men echter niet zoo al gemeen ingenomen met de zaak. Men beziet ze van alle kanten met een nuchteren blik en nigszins verbitterd, doch voegde er toen met verwonde ring bij »maar wat onaangenaams zou mij nu nog kunnen overkomen; nadat het verschrikkelijkste is ge beurd wat mij treffen kon 1» Op verschoonende wijze, maar toch overeenkomstig de waarheid, deelde Norman haar nu mede, wat hij kwam doen en daarbij ontging het hem niet, hoe Wally’s wangen met een licht rood overtogen werden. »Men meent dus de eer van mijn overleden zuster door zulk een afschuwelijke verdenking te mogen aan tasten,* zeide zij op onvriendelijken toon. »Van u, mijnheer Norman, had ik juist niet verwacht u met zulk eene on waardige zending belast te zien, als deze is.« Het verwijt, dat in deze woorden lag opgesloten, trof hem als een steek in zijn hart; doch uiterlijk was daarvan niets te bespeuren, alleenzijn gelaat verbleekte. Elke poging tot rechtvaardiging of opheldering ver smadende, verzocht hij de jonge dame met beleefden ernst hemde plaats te wijzen, waar mevrouwSieveking hare brieven bewaarde. Doch Wally stond in twijfel of zü aan dit verzoek zou voldoen, en haar mond trok zoo zenuwachtig alsof zij in tranen zou uitbarsten. »Wie zegt u, dat ik die plaats weet vroeg ze. »Als u daar een geheim hoopt te ontdekken, is het dan niet veel waarschijnlijker, dat mijn zuster ook voor mij die plaats angstvallig heeft verborgen »Ik heb niet gezegd, dat ik aan Josephine’s schuld geloof,* antwoordde hij ernstig. »Ook zei ik niet, dat ik u voor medeschuldige of medewetende houd. Alleen de wensch om de oogenblikken te bekorten, die ik voor de vervulling van mijn pijnlijken plicht noodig heb, deed mij besluiten dit verzoek tot u te richten. Slechts ongaarne zou ik hier een omslachtige huiszoeking ver richten, waarbij tegen mijn wil uw gevoel misschiennog veel pijnlijker zou getroffen worden(Wordt vervolgd.) toonstelling bezien en kon zich daar een be grip vormen van den vooruitgang op allerlei gebied, maar hoofdzaak waren de vermake lijkheden en onder al die attracties stak, ook in figuurlijken zin, de Eiffel-toren als een reus uit. Niets meer dan natuurlijk, dat ook in het jaar 1900 door de Seine-stad of liever door Frankrijk, opnieuw grootscher, de expositie werd gehouden. Het was reeds het elfjarig recht geworden. We zeiden: door Frankrijk. En met recht. Op het gebied wereldtentoonstellingen was reeds een omvang bereikt, er was reeds be lang mee gemoeid, dat het welslagen er van niet de zaak, niet het belang alleen van een comité, maar van de landsregeering was ge worden. Ook Ween en, Philadelphia, Chicago hadden hunne exposities. En België deed mee. En, zoo waar, ook Nederland. Ge herinnert u de drukte van 1883. Het was een heusche ze/^r^ZzZ-tentoonstelling, al was het er ook eene van de tweede klasse. Later kwamen de exposities van Dusseldorff en Luik, die meer gehouden werden als concurrenten van elkaar, om der wereld te laten zien, hoe ver men op industriëel gebied gevorderd was. En ten slotte deed ook Italië van zich spre ken. De eerste nijverheids-stad van dat schoone land, het prachtige Milaan, liet aan de wereld zien, hoe flink het vooruitging en hoe verheugd het was, dat een nieuwe verkeersweg geboord was en wel thans door het granietgesteente van den Simplon. Een halve eeuw doet men aan tentoonstel lingen, doch in die halve eeuw is de gedachte omtrent het nut dier ondernemingen heel wat gewijzigd. Om de eerste exposities geheel te rechtvaar digen heette het in vollen ernst, dat men de geheele zaak enkel en alleen op touw zette om de menschheid vooruit te brengen. De men schen moesten komen, niet om zich te verma ken, o neen, maar om zich op de hoogte te kunnen stellen van wat er nieuw en beter was uitgevonden en gefabriceerd. Dat bleef eerst het doel heeten, dóch al dadelijk kwamen de attracties er bij en deze hebben een omvang genomen, dat ze de eigenlijke tentoonstelling overvleugelen. Van een gelukkige keuze der vermakelijkheden, van ’t uitvinden van iets ge heel nieuws op dit gebied, hangt ’t af, hoe veel honderdduizenden bezoekers er zullen komen, hangt het geheel af, of de zaak finan- ciëel een succes of een fiasco zal zijn. 1 1 a l’ COURANT. 3

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1