ft SIMS- ES ADVERTESTIEBLA» ÏO«R SMJik EJ MSTREEE1. JOSEPHINE. o Woensdag 8 Mei 1807. 62e Jaargang. Ho. 37. l Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. /p J VARIA. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor S jj e e k f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. voor Het onze oogen het Oranjehuis, bestaan als Ne men, dat, al concentreert zich de geheele be weging om de hoofdpersoon, om onze Koningin, toch steeds de Koningin-Moeder en thans ook Prins Hendrik zulke bezoeken afleggen, dat deze strekken om nog te beter te doen uitko men, hoe ons Koningshuis belang stelt in alle zaken, die den voorspoed van ons Nederland- sche volk raken. r k- - a a 0 ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Vochtige woningen. De oorzaak van vochtigheid in woningen is meestal een onvoldoende ventilatie, in ’t bijzonder in verband met de huiselijke verrichtingen: koken, wasschen enz. In vochtige woningen is de kans op ziek worden groo- ter dan in droge. De vochtigheid begunstigt de ont wikkeling van schadelijke kiemen en bederft de lucht. Bovendien is een vochtige kamer moeielijker te verwar men dan een droge. Om vochtige woningen droog te krijgen natuurlijk moet de oorzaak niet liggen in de nabijheid van sloo- ten of natten ondergrond doe men het volgende: 1. Ook in den winter zorge men zooveel mogelijk voor vrije doorstrooming van lucht. 2. Na het opstaan, na het middageten en voor het slapengaan zet men 5 tot 10 minuten de vensters open. 3. Bij het eten koken of het behandelen der wasch doe men de vensters open. Woningen, waar de vensters meestal gesloten zjjn, zijn veelal vochtige woningen. Het geheim van een gelukkig leven is niet te doen waar men lust in heeft, maar te trachten lust te hebben in hetgeen men te doen heeft. Woeker ten goede met uwe talenten. Dat is de eenige woeker, waar zich de eer aan verbindt. bedelaar. Het kapitaal, dat hij in eigendom moet heb ben, om de toestemming tot een huwelijk te kunnen krijgen, bezit hij wel: daarvoor is zijn vaderlijk erfdeel voldoende. Om te kunnen trouwen behoeft hij dus geen ontslag uit den dienst te vragen. Het is waarlijk een ongeluk, dat dit zoo is; in mijn onervarenheid had ik aan dit punt nog nooit gedacht en ik geloof niet, dat ik ondanks mijn liefde zou hebben kunnen beslui ten om met hem als burgerlijk persoon in het huwe lijksbootje te stappen. Het was aandoénlijk te zien hoe Wally zich hield, plechtig heb ik aan mij zelve beloofd, dat ik nooit zal vergeten hoeveel zusterlijke liefde zij mij dezen avond heeft betoond. Eerlijk gezegd, was ik er wel wat bang voor hoe zij het nieuws van onze verloving zou opne men en voornamelijk hoe zij zich onder den eersten indruk tegenover Norman zou houden. Want zij bezit nog zoo weinig levenswijsheid en naar ik vermoed zal zij het nooit ver brengen in de kunst van veinzen. Maar zjj hield zich bewonderenswaardig, aan haar moed had menige sterke man een voorbeeld kunnen nemen. Wel werd zij eerst doodsbleek, ik dacht, dat zij in onmacht zou vallen, maar met bewonderenswaardige snelheid herkreeg zjj haar bedaardheid en wenschte ons met zooveel hartelijkheid geluk, dat Norman, daar ben ik vast van overtuigd, bij deze gelegenheid niets bemerkt heeft van wat in haar hart omging. Een dag later toen hij weg was en wij beiden alleen waren in ons kamertje, legde zij haar hoofd aan mijn borst. Wel kon zij haar tranen niet bedwingen, maar toch sprak zij geen enkel woord van verwijt, geen klacht kwam over haar lippen. »Je zult hem gelukkig maken, niet waar Jose phine Het zal je eenige levenstaak zijn hem geluk kig te maken, niet waar?« Dat arme, onschuldige lieve kind! Jammer, dat juist ik haar bijna zonder w- opzet voor de eerste maal in haar jonge leven zulke zware hartepijn moest aandoen.» Norman sloeg het boek dicht, ofschoon Josephine’s aanteekeningen nog niet ten einde waren. Het sche merde voor zijn oogen, hij kon niet verder lezen en in zijn binnenste steeg zulk een heftig gevoel van toorn op tegen zijn vroegere verloofde, dat hij zelfs den aan blik van haar handschrift niet langer kon verdragen. Zonder een woord te spreken legde hij het boekje op de tafel van den rechter neer en vreezende zijn zelf- beheersching geheel te verliezen, als de rechter hem spottend mocht aankijken, wendde hij zijn gelaat af, terwijl deze op onverschilligen toon zeide »Nu, ge zijt bijzonder vlug gereed met uw interessante lectuur. Jammer, dat de dame na haar verloving met den rijken Sieveking haar belangrijk dagboek niet heeft bijgehou den. Bij de verbazende openhartigheid, waarmee zij in haar aanteekeningen tegenover zichzelve is te werk gegaan, hadden wij daardoor veel ophelderingen kun nen krijgen, die ons nu van groot nut zouden geweest zijn.» Norman wist nauwelijks zelf wat hij hierop ant woordde; eerst toen hij weer in de buitenlucht kwam, werd hij zijn gedachten meester. Die gedachten wa ren echter niet van vroolijken aard, sedert hij het dagboek van Josephine had ingezien. Hij gevoelde zich beschaamd en vernederd door deze zelfbekentenis sen eener vrouw, die hij als een bovenaardsch wezen had vereerd en voor wie hij het kostbaarste kleinood, dat iemand in zijn leven kan vinden, achteloos vertre den had. Hij noemde zich een dwaas, een gek, wegens de verbinding, die hem gevoerd had in de armen van de lichtvaardige, coquette en steeds op stoffelijk voor deel azende Josephine, terwijl het hart van een reine onschuldige maagd met kuisch verlangen voor hem We hebben hier weer gehad het gewone jaarlijksche bezoek der Koningin en het Mei feest der socialisten. Om ’t nu maar tot twee dingen te beperken. Het bezoek der KoninginEigenlijk moest ik zeggen: het bezoek van ons Vorstenhuis. Want met de Koningin komt natuurlijk ook mogen we het voor- onze We zijn onwillekeurig een beetje lang van stof geworden, waardoor weinig ruimte over- blijft vooreen kijkje op den laatsten 1-Mei-dag. Toch blijft deze steeds groote, zeer groote belangstelling waardig. Vooral in Amsterdam beteekent de eerste dag van de Meimaand heel veel. Het is waar, de geheele groote stadsbeweging gaat er gewoon om door, gewoon haar gang, maar het is toch een belangrijk iets, als men bijv, op den vooravond duizenden personen vereenigd ziet om te luisteren naar den voor man mr. P. J. Troelstra, als men op den avond van eén Mei een optocht van zoovele duizen den personen ziet, met vaandels en banieren, met muziekcorpsen, met zoovele vereenigingen, die alle haar leuze in duidelijke woorden laten zien. Bewerkt door AMO. HOOFDSTUK VI. 12). (Vervolg). Dat mocht niet gebeuren; niet alleen zouden daar door mijn ijdelheid en trots lijden, maar (plotseling gevoelde ik dit) ook mijn hart. Ik kon mijn eigen ver blindheid niet begrijpen, waardoor ik de voortreffelij ke eigenschappen van den luitenant tot dusver niet had opgemerkt; nu werd ik mij plotseling bewust van een oprechte liefde, die in mijn hart voor hem ontgloeide. Éi sedert dat oogenblik had ik slechts een wensch, een gedachtehij moest de mijne worden 1 Het is waar, dat de vrouw den man, dien zij bemint, niet kan aan zoeken, maar ter vergoeding daarvoor heeft de natuur ons gaven en kleine kunstgrepen verleend en nu moes ten deze dienen om mijn vurig begeerd doel te bereiken. Ik zou overwonnen hebben, al was de verovering nog veel moeilijker geweest, dat gevoel ik. Toen ik mama had overgehaald om hem na het souper tot een ver trouwelijk samenzijn te noodigen, was ik reeds zeker van mijn zaak. En werkelijk, reeds het eerste oogen blik, dat wij alleen waren, greep hij de gelegenheid aan om mij zijn liefde te verklaren; hij deed dat recht en slecht, zooals hij in al zijn doen en laten is, maar blijkbaar kwamen de woorden hem uit het hart. Ik zei natuurlijk dadelijk ja, en mama gaf ons met veel waardigheid in stem en gebaren haar zegen, ofschoon zij zelf half tevreden was over den onbemiddelden schoon zoon. Overigens mjjn verloofde is niet bepaald een Prins Hendrik en tevens recht hebben, de Koningin-Moeder in hoofdstad te zien. Alle jaren heeft de Koninginne-week ons, Amsterdammers, dezelfde attractie, is werkelijk voor ons eene week van beteeke- nis. Dan gevoelen wij op een eigenaardige manier, dat we toch werkelijk in de hoofdstad van Nederland wonen. In de 51 andere we ken des jaars noemen we ons Amsterdam óók de hoofdstad. En toch zijn we hier niet in de stad, van waar uit het land geregeerd wordt. De regeeringszetel is en was en blijft Den Haag. Daar zijn de ministeriën; daar komen de Kamers bijeen; daar zijn de meeste hooge staatscollegies; daar wonen de gezanten der vreemde mogendheden. Den Haag is ook de residentieplaats, en het mag zich dit blijven noemen, al vertoeft onze Koninklijke familie minstens de helft van het jaar buiten de hofstad. Maar ondanks dit alles, voelen we hier in Amsterdam te zijn in de hoofdstad des rijks. Amsterdam moge niet meer als in den tijd der Republiek, de stad zijn, Rotterdam en Den Haag en nog meer plaatsen mogen in betee- kenis zijn toegenomen, toch voelen we in onze stad nog den polsslag van het Nederlandsche volk. Amsterdam is nog steeds het kort begrip van geheel Nederland. En we hechten daarom ook aan de jaarlijks terugkeerende Koninginneweek. Die week komt ons toe, die is een vorstelijke week voor ons, maar ook voor een groot deel van de Ne derlanders. Het is voor de Koningin en den Prins een drukke week; het is ook een zeer zware week voor onzen burgemeester en voor zeer vele officiëele personen, die op regeerings- en mi litair gebied op den voorgrond treden. Een drukke week! Want in dat korte tijdsbestek moet zooveel klopte. Als een dolzinnige verkwister had hij zijn levensgeluk en zijn kostbaarste goed om een onwaar dige verworpen. Hij had niet noodig gehad nog ver der in Josephine’s dagboek te lezen om te weten wat er volgen zou. Immers, nog leefde in hem de herin nering aan de vernederingen, die op den eersten roes der liefde gevolgd waren. Bijna op denzelfden dag, dat een oud vriend van den huize, den rijken Rudolf Sieveking met de familie Reimar in kennis had gebracht, waren die pijnlijke vernederingen begonnen en ze had den voortgeduurd tot den dag, toen Josephine hem in een koelen brief had gemeld, dat zij nooit de vrouw kon worden van een man, die zich liet beleedigen zon der de smet op zijn eer naar ridderlijk gebruik af te wasschen. Op dien brief had hij niet geantwoord, blijk baar had men dit ook niet verwacht, want reeds drie dagen later ontving hij een fraai gesteendrukte ken nisgeving der verloving van mejuffrouw Josephine Rei mar met den grondeigenaar Rudolf Sieveking. Zij had zich verloofd met den man, die hem zonder andere reden dan jaloerschheid beleedigd had, en met wien hij niet had willen duelleeren om redenen, die hij zelf aan den raad van eer zijner kameraden niet had willen blootleggen. Niet zijn weigering om te duelleeren, maar wel de verleidelijke millioenen van Rudolf Sieveking, waren de oorzaak, dat Josephine haar verloving met den on bemiddelden luitenant verbrak. De geringe twijfel, dien hjj op dit punt tot heden had gekoesterd, was hem door de lezing in haar dagboek nu geheel ontnomen. Josephine’s waan, dat zij Norman werkelijk met geheel haar hart beminde, was spoedig vervlogen, zoodra zij geen gevaar meer liep dat hij haar zou ontglippen en niet meer op een ander jaioersch behoefde te zijn. Haar hart was even weinig vatbaar voor echte, reine liefde i- i afgedaan worden. Hare Majesteit ontvangt tal van menschen op de verschillende audiënties: regeeringspersonen van de stad, van de verschillende provinciën; militaire autoriteiten; hoofden en bestuursleden van vereenigingen, van kerkgenootschappen, van bonden, ja, waar al niet van. De Ko ningin heeft Hare dagelijksche tafelgasten. Is de Dam steeds het voornaamste centrum der stad, in deze bekende April-week is hij het voor goed. Aller aandacht concentreert zich om het Paleis, dat nu eens werkelijk het Paleis is. Al de andere weken des jaars staat daar het groote, grijze, donkere gebouw als een groot reuzenlijk. We loopen er alle dageh voorbij en zien op naar ’t groote gevaarte, dat levenloos daar troont. Maar in deze Oranjeweek is er leven in en we kijken het gebouw aan, alsof het voor ons iets nieuws was. Iets nieuws, iets, dat alle jaren behaaglijk voor ons is, mogen we het Paleis dan wel noemen. Immers, dan woont daar voor de Vorstin, de laatste telg van dat de incarnatie is van ons derlandsch volk. En dat voelen wij als bewoners der hoofd stad. Dan voelen wij dat in onze goede stad klopt het hart van geheel Nederland. Wij vinden die Oranjeweek een tijd, die ons, en daarmee geheel Nederland, toekomt. We zeiden zooeven, dat er in die week zoo veel moet worden afgedaan. En dit is werke lijk zoo. Men mag gerust beweren, dat ze voor onze Koningin een zware week is en blijft. Daar hebt ge de verschillende audiënties voor regeeringspersonen, ambtenaren en mili tairen, voor op den voorgrond tredende per sonen van kerkelijke en zoovele andere in stellingen. En dan de gewone bezoeken aan eenige der talrijke voorname gebouwen en instellingen. Het is voor onze Koningin zelfs moeielijk om eene juiste keuze te doen bij Hare be zoeken. Dit lijkt eenvoudig, maar het is lastig. Het behoort tot de vaste gewoonte, om den Stadsschouwburg, ons beroemd gezelschap van het Concertgebouw en de Artis te bezoeken. Maar dan hebt ge de verschillende instellin gen op allerlei gebied: ziekenhuizen, gestichten voor oude menschen en weeskinderen, enz. enz. Die zijn er van verschillende richting op godsdienstig en maatschappelijk gebied. En steeds tracht Hare Majesteit aan de inrichtin gen van de verschillende richtingen in evenre dige mate een werkelijk bewijs van hare be langstelling te geven. Voeg hier nu bij, dat de dagelijksche rijtoe ren, de tochten naar de verschillende instel lingen zoowel als de eigenlijke rijtoeren, die strekken tot het bezoeken van zooveel moge lijk stadsgedeelten, een niet gamakkelijk werk zijn, dan zult ge begrijpen, dat de Amsterdam sche week voor ons Vorstenhuis een zware week is. Voor ons, Amsterdammers, is het bepaald een attractie, die alle jaren terugkeert, maar ook alle jaren gewenscht wordt. Met groote voldoening mogen we er op wij zen, hoe echt vertrouwelijk het bezoek onzer Koningin is. Natuurlijk, er worden bijzondere politie maatregelen getroffen. Maar onze goede stad Amsterdam mag er groot op gaan, dat ze met hare eigene politie-macht de geheele groote beweging regelt. Ge zult zeggen: Er komen toch soldaten en matrozen en schutters (deze laatsten thans voor ’t allerlaatst!) aan te pas. Dat is waar; er moet natuurlijk een militaire wacht zijn voor ’t Paleis. Maar als de Koningin uitrijdt met den Prins, of als de Koningin-Moeder bezoe ken aflegt, zorgt steeds onze gewone politie macht voor ’t handhaven der orde. Dit doet ons aangenaam stemmen. Wij, die in een groote stad wonen, weten hoe in zoo vele landen de toestand gevaarlijk is, hoe over al buitengewone maatregelen moeten worden genomen om het leven der regeeringspersonen en vooral dat der vorsten te beschermen, en bij ons gaat het zoo eenvoudig toe. Na tuurlijk worden de straten, grachten en pleinen, waarlangs en waarover de vorstelijke stoet trekt, behoorlijk ruim gehouden, maar ge kunt het treffen, dat er nauwelijks één agent op de honderd meter staat. En dat vinden we zoo mooi! Geen geheel door militairen, en haie opgesteld, af gezette weg. Neen, de Koningin rijdt met den steeds populairder wordenden Prins bijna geheel vrij, ongedwongen, door de straten der hoofdstad. En nu behoort dit bezoek ook weder tot het verledene. Opmerkelijk mogen wé steeds hierbij noe- f 1 i, K COURANT, 3 j 3 -3 1 i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1