NIEUWS- Eil ADVERTENTIEBLAD UKIR MM B OISMkB. JOSEPHINE. 62e Jaargang. Woensdag 15 Mei 1907. No. 39. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. VARIA. een Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Patroon, tevreden?* een iers- :and een door och >1 den tnd, i te npt :ere :he- het aat en; te )nze dan iten oral mde den. >los- loon een leer lern de den ■aat. en Bewerkt door AMO. aan aar als cht (de her- ooi- ge- ch. en, en den tus- en niet te nog ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. HOOFDSTUK VII. 14). (Vervolg). Terwijl ik moedig mijn eigen smart het zwijgen oplegde om mijn wanhopige moeder te troosten, nam zij plotseling mjjn hoofd tusschen haar handen en mij vast aanziende, zeide zij op een hartdoorsnijdenden toon i .Zweer me, dat je nooit zal duelleeren nooitwat ook op het spel moge staan en op welke wijze men je daartoe mocht trachten te dwingen. Zweer het mij bij je liefde tot mij en bij de nagedachtenis van je vader en je broeder, die ze ons door moord ontnomen hebben!* En ik deed wat ieder ander in mijn plaats zou gedaan hebben, ik zwoer wat mijn ontroostbare moeder van mij verlangde. Ik zwoeren bleef mijn eed getrouw, toen ik vele jaren la ter voor de keuze werd geplaatst een duel aan te nemen of te weigeren. Ik wist, dat ik mijn loopbaan als officier en in veler oogen ook mijn eer prijsgaf, maar ik behoefde slechts te denken aan den vreeselijken nacht, dien ik met mijn diepbedroefde moeder bij het lijk mijns broe ders doorbracht, om mijn wankelende standvastigheid opnieuw te bevestigen. Ik mocht echter de reden van mijn ongewoon besluit aan niemand mededeelen, want mijn moeder leefde nog, al was zij sinds jaren bedle gerig. Zij heeft nooit iets vernomen van het geweigerde duel of van mijn ontslag uit den dienst; een half jaar later is zij tot een beter leven overgegaan in het troost volle vertrouwen, dat mijn levenspad geëffend voor raat uwe de ben i 25 ben nen van ons zou een lade hebben en daar er slechts een sleutel was, zouden wij die bewaren op een plaats, waar wij hem allebei konden vinden. Ik keurde dit voorstel goed en zoo hadden we elk ons eigen lade, waar alles veilig was, want nooit keek een van ons in de lade van een ander. Toen u gisteren vertrokken waart, dacht ik dan ook aan die lade van Josephine. Het drukte mij, dat ik eene onwaarheid gezegd had, maar berouw gevoelde ik nog niet, omdat ik zoo ver ontwaardigd was. Door twijfel gekweld, besloot ik eindelijk zelf de lade te openen en den inhoud daar van liever te vernietigen, dan vreemde oogen daarin een blik te gunnen. Ik kwam mij zelve als een dief egge voor, toen ik den sleutel in het slot omdraaide. Maar mijn goede bedoeling gaf me moed en met ver licht hart haalde ik weer adem, toen ik zag dat er slechts twee brieven in de lade lagen. Na eenig aarzelen nam ik ze er uit en waagde het, er een blik in te werpen. Hoe vreeselijk ontstelde ik, toen ik be merkte, dat een van die brieven onderteekend was met den naam, waar u mij weinige uren vroeger naar gevraagd had een naam, dien ik mijn zuster nooit had hooren noemen.* Als door een voorgevoel gedreven, vroeg Norman haastig: »En die naam! was het Garey? Victor Garey?* Ontsteld keek Wally hem aan. «Ja, juist! Garey dat was de naam! Maar wat heeft die naam toch uit te staan met het onderzoek naar den moord mijner zuster?* «Laat mij die brieven zien,* drong Norman aan, die van opgewondenheid bijna niet spreken kon. «Ik moet weten wat er in staat, voor dat ik u deze vraag kan beantwoorden Wally haalde de brieven, waaraan hij zooveel waarde hechtte, uit den zak van haar japon te voorschijn, kter pn, oog iden te ne ks hi) ik, >m doch zij aarzelde nog ze aan hem te overhandigen. «Aan iemand anders zou ik ze stellig nooit gegeven hebben,* zei ze bijna plechtig. «Maar u zal van deze brieven zeker geen gebruik maken, wanneer de nage dachtenis mijner zuster daardoor bezwalkt zou kun nen worden.* «Ik zal handelen, zooals eer en geweten van mij eischen, juffrouw Wally,* antwoordde hij ernstig. Zij scheen met deze verklaring genoegen te nemen, want ze gaf hem de brieven over. In koortsachtige spanning liep Norman naar het venster en las: «Zeer geachte en aangebedene mevrouw! De woor den, die uw lippen spraken, toen u mij liet heengaan, klonken als een «vaarwel voor eeuwig*, maar uit uwe oogen las ik iets, dat mij niet alle hoop ontneemt. Het is immers niet mogelijk, dat wij elkaar zouden hebben leeren kennen, om elkander na een eerste ont moeting weder voor eeuwig te moeten verliezen. In mijn veelbewogen leven heb ik aan voorbeschikkingen leeren gelooven, en ik houd het voor een beschikking, dat juist ik te rechter tijd kwam om u uit een gevaar lijken toestand te redden. Niet om dank te oogsten voor mijn onbeduidenden ridderdienst, maar omdat ik het een hulpelooze onderneming acht tegen de macht van het noodlot te strijden, vertrouw ik er vast op, dat mijn ootmoedig, innig gemeend verzoek om een onderhoud met u, niet onverhoord zal blijven. Heden avond ben ik vrij; bij het invallen der duisternis zal ik mij op den Konstantijnheuvel in het Prater bevinden en u daar met kloppend hart afwachten. Alles, wat sedert eeuwen door de dichters gezegd is van de en- gelachtigè goedheid en barmhartigheid der vrouw, zal ik voortaan als leugen en misleiding moeten beschou wen, wanneer u weigert te voldoen aan het eerste En het hoofd van alles dat is rnr. W. F. van Leeuwen. Hij is in eiken tak van dienst tehuis, altijd beter dan één der raadsleden, meestal beter dan de desbetreffende wethouders. We zeiden verleden jaar, dat onze burger vader niet te vervangen is door een gelijk waardige kracht, dat niemand, zoo goed als hij, alles weet, met alles vertrouwd is, niet gemakkelijk iemand te vinden is, die zoo flink en toch zoo welwillend den Raad weet te leiden en de gemeentezaken te regelen. De heer Van Leeuwen had toen zoowat half te kennen gegeven, dat hij geen herbenoe ming wenschte. Dit gaf natuurlijk reden tot spijt. Men moest dezen burgervader houden en op allerlei wijzen werd dit duidelijk ge maakt. Ge hebt, geachte lezer, in de bladen kun nen zien, hoevele handteekeningen verworven werden op de lange inteekenlijsten, waarvan de bedoeling was, duidelijk te laten zien, hoe we onzen burgemeester noodig hadden. Dit jaar moest de benoeming van een bur gervader plaats hebben; de Koningin heeft mr. Van Leeuwen opnieuw voor zes jaar be noemd en dit gaf verleden Woensdag in onzen R aad een zitting, waaruit bleek, hoezeer men, zich verheugde over het beginnen der tweede zesjarige aera. Het was meer dan een gewone beleefdheids- formaliteit. Na voorlezing van het gebed, te Am sterdam worden de raadsvergaderingen met gebed geopend, en lezing der notulen, vroeg het raadslid Fabius het woord. Met den spre ker gingen al de aanwezige vroede vaderen opstaan. De anti-revolutionaire professor noem de het in de eerste plaats zeer eervol voor den heer Van Leeuwen, dat hij door H. M. was herbenoemd en hij zegt, dat de Rijksre- geering geen oogenblik geweifeld zal hebben. Ja, de regeering zal blij geweest zijn, die her benoeming te kunnen doen. Het is mij een voorrecht, zei de heer Fabius, ook namens den Raad te mogen zeggen, hoezeer gewaardeerd wordt het schrander oor deel, het helder doorzicht, de groote toewijdings- kracht, de rustelooze toewijding, de verstandige leiding, de eerlijkheid en vriendelijken om gang, die de Uwe zijn. De burgerij stemt in met de hulde, U thans door den Raad gebracht en zegt, met ons, oprecht dank voor Uw be sluit, andermaal het zware ambt op U te ne- Het was in een Amsterdamsche brief van het vorige jaar, dat ik schertsend zei: Als onze burgervader moet herkozen worden, dan krijgt hij als het door de burgers van Am sterdam moet geschieden, alle stemmen voor, omdat hij is de man, die aan het hoofd kan staan van eene groote gemeente als de hoofdstad; van een gemeente, waar zóóveel is te doen; waar bijna zeshonderd duizend men- schen moeten geregeerd worden; waar zooveel bedrijven aan de gemeente behooren; waar al les, wat een havenplaats van beteekenis en een stad van zoo’n omvang vordert, moet geregeld worden. Een burgemeester van Amsterdam heeft het, zooals thans de zaken geregeld, de be- stuurs- en machtsfuncties verdeeld zijn, be paald heel druk. Het gaat met die zaak zóó: Alles is ingericht op den voet van voor zoo veel tientallen jaren en toen waren de groote steden zooveel kleiner, toen waren burge meesters en wethouders niet met zoovele func ties belast als thans, toen werden er niet zoovele opgaven, regelingen, statistieken, enz. van rijkswege gevraagd, toen was alles veel eenvoudiger ingericht, toen doch waartoe zullen we hierover in finesses treden, ieder weet, dat er nu zoo heel veel meer is te doen in de gemeentehuishouding. Men kan zich in een kleine plaats, waar toch ook de werkzaamheden van B. en W. en het geheele stadsbestuur verbazend zijn toe genomen, haast niet voorstellen, hoeveel be sognes een burgemeester van Amsterdam heeft. Nu zult ge zeggen: Hoe moet hetdan met Londen en Parijs en andere groote wereld steden? Het antwoord hierop gaven we reeds: bij ons is alles nog op den voet van voor een halve eeuw en in die groote buitenlandsche steden is de regeermachine heel anders samen gesteld. Wij hebben hier vier Wethouders, die ieder aan het hoofd staan van één of meer takken van dienst. Deze wethouders hebben hun baan tje niet als sinecure op te vatten en dan heb ben zij, als hoofdstads-ministers, zich te ver antwoorden voor de vijf en veertig raadsleden. Dat vordert zeer veel verstand, ondervinding, werkkracht, overleg en wat niet al. Doch boven die wethouders staat de burgemeester, die het hoofd van alles is. eenige, die het met den dood moest bekoopen. Onder buitengewone deelneming had drie dagen later hare begrafenis plaats. Verleden week diende deze ernstige zaak voor de Rechtbank. Als beklaagde stond vóór de sedert het ongeluk geschorste wagenbe stuurder van lijn IV. Ooggetuigen, trambeambten, de familie der doode, aparte vakmannen op electriciteits-ge- bied, politieagenten, enz. werden gehoord, om het juiste licht over dit duister geval te brengen. Wat zal het vonnis zijn? We weten het niet, doch door het O. M. is Vrijdag vrijspraak tegen den wagenbestuurder gevraagd. Meer dan ééne getuige neemt het op voor den wagenbestuurder, doch deze heeft een leelijk ding tegen, en dat is: vooreerst de te snelle gang, waarmee gereden werd en dan ook nog, dat beklaagde bekend stond als een te vlug rijder. En wat er ook de tramconducteurs-getuigen mochten inbrengen, door de deskundigen werd verklaard, dat bekl. Santilort te snel reed en zich eene onjuiste voorstelling maakte van de afstanden, die zijne wagens van de andere tram scheidde. Dat te vlugge rijden op zoo’n lastig kruis punt is een leelijk ding tegen den beklaagde en kan niet worden weggecijferd door de ver klaring van anderen, die zeggen, dat Santiport niet onder den invloed van drank kan ge weest zijn. Wat zal het vonnis zijn? Men moet zich overigens verwonderen, dat er zoo heel weinig ongelukken met de electri- sche tram plaats hebben. Want op zoovele punten in de stad zijn ge vaarlijke kruispunten, is druk personenverkeer en beweging van tal van wagens. We hopen voor den reeds door’t ontslag zoo zwaar gestraften wagenbestuurder de lichtst mogelijke straf, al kunnen we slechts ten volle beamen dat in zulke gevallen de rechter moet onderzoeken. mij lag. Dit is de verklaring van mijn toenmalige handelwijze, ik hoop, dat ze voldoende zal zijn om mij te vrijwaren tegen uw verachting.* Met toenemende ontroering had Wally naar hem ge luisterd. Toen hij ophield, waren hare oogen m st tra nen gevuld, zij reikte hem de hand en zeide«Als ik ooit een oogenblik aan uw eer getwijfeld had, zou ik mij nu diep beschaamd gevoelen, maar mijn geweten spreekt mij op dit punt geheel vrij, mÜ blijft dus niets te doen dan u te danken voor het vertrouwen, dat ge in mij hebt willen stellen. Laat mij thans ook mijn geweten van een last bevrijden, die er sedert gisteren op drukt, al komt de oorzaak daarvan u misschien dwaas voor. Bij uw ambtelijk bezoek gisteren heb ik voor u niet verborgen, hoe diep ik mij gekwetst gevoel de door de afschuwelijke verdenking, die na haar dood tegen de arme Josephine was ontstaan. Wellicht is mijn gekwetst gevoel de oorzaak geweest, dat ik «neen* antwoordde op uw vraag of mijn zuster nog een an dere plaats had, waar zij' haar brieven bewaarde. Ik weet zelf niet recht of ik uit trots dit antwoord gaf, of dat ik te goeder trouw een onwaarheid zei, omdat ik geen tijd had om geregeld na te denken. In ieder geval was het toch een onwaarheid, want ik kende werkelijk een plaats, waar Josephine haar geheimen verborg, en ik zelf heb ze daar tot heden bewaard. Nog uit den tijd dat we jonge meisjes waren, hadden we een kleine mahoniehouten schrijftafel. Thuis stond die in ons kamertje. Toen mama gestorven was en ik bij Josephine kwam inwonen, nam ik dat meubelstuk mee en zoo kreeg het een plaats in mijn kamer hier in huis. Josephine was kinderlijk verheugd, toen ze de oude schrijftafel weerzag en stelde mij dadelijk voor om ze weer te gebruiken zooals in het ouderlijke huis; ieder men. Moge God U ook verder kracht en wijsheid geven en moge den Raad gegeven zijn nog lang onder Uwe gewaardeerde leiding met U samen te werken aan de behartiging der belangen van ons aller dierbaar Am sterdam. Na spontane toejuichingen antwoordde de burgemeester. Hij deed uitkomen dat er ver andering in de bestuursorganisatie dezer stad noodig was. Hij zei verderToch ben ik dankbaar voor het vertrouwen, dat de Ko ningin en de Regeering in mij stelden en heb daarom toegestemd de herbenoeming aan te nemen; echter onder dit voorbehoud, dat ik mij niet opnieuw voor zes jaren heb verbon den. Niemand mag langer een ambt beklee- den dan zijn krachten hem veroorloven en de belangen van Amsterdam gaan verder dan die van ééne persoon. Mijn besluit om te trach ten nog eenigen tijd het burgemeesters-ambt te blijven bekleeden is wel eenigszins beïn vloed door de ervaring, in de eerste zes jaren opgedaan. En ook, doordat er voor mij niet alleen in de Raadzaal, maar ook daarbuiten een ruim arbeidsveld is; en in dit opzicht mag ik met dankbaarheid getuigen, dat het mij niet heeft ontbroken aan den steun en de sympathie ó,.i’ burgerij. Ook dit antwoord des burgervaders gaf den Raadsleden reden om te applaudisseeren. En zoo behouden we dus voor hoe lang? den heer van Leeuwen als hoofd onzer groote gemeente. Ge hebt zeker gelezen het verslag der Rechtbankzitting van de vorige week. Het ging over het tramongeluk op de Wetering schans. Ik heb het U verteld, hoe de wagen van lijn IV, die van de Vijzelgracht kwam, liep op den tweeden volgwagen van lijn X. Deze laatste kwam van het station-Muiderpoort en had op de Hoogesluis vele bezoekers van Carré (Frits van Haarlem) ontvangen. Er ston den ook passagiers op het balcon, o. a. de heer Lenain met familie, die ook van Carré kwamen. En juist die familie werd zoo zwaar getroffen. Mej. Julia Lenain, onderwijzeres aan een der gemeentescholen, werd het slacht offer. Zij had reeds plaats gevonden op het balcon der eerste volgwagen, maar daar was geen ruimte vpor alle zes personen, en daarom stapte mej. Lenain uit en ging bij de haren op het balcon der tweede volgwagen staan. En dit moest juist haar ongeluk zijn, zij was de «Was de nieuwe klant over het geleverde Bediende. «O ja, hij heeft u zelfs een pluimpje ge geven.* Patroon. «Wat schrijft hij dan?* Bediende. «Hij schrijft dat ge toch niet zoo’n groote bedrieger schijnt als men hem gezegd heeft.* I luRANT seat

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1