MEIIIÏ8- EJ lllïElllWIEliLIII
JOSEPHINE.
HOR SIRE ES «ISMES.
Woensdag 22 Mei 1907.
62e Jaargang.
No. 41.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
i
zeer
t
Dit blad verschtfnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
e
a
gen; u behoeft voor mij geen vrees te koesteren.»
«Wie spreekt er ook van u luidde haar antwoord,
dat van een blik vol minachting vergezeld ging. «Denkt
u met een kind te doen te hebben Dus u wenscht
van mij te vernemen, wie mevrouw Sieveking vermoord
heeft, niet waar
Norman geraakte meer en meer in verwarring. Hij
twijfelde niet langer of hij een krankzinnige voor zich
had, en tochzij sprak verstandige woorden ook;
haar krankzinnigheid moest dus van een bijzonderen
aard zijn. Hij moest dus een goed aanknoopingspunt
voor haar gedachten zoeken.
«Natuurlijk wensch ik dat,« antwoordde hij.
«Door mij dat te zeggen, zal u de justitie een
grooten dienst bewijzen
«Werkelijk vroeg zij met een honenden lach. «Nu,
ik ben nieuwsgierig te vernemen, hoe de justitie mij
daarvoor haar dank zal toonen.«
Bij deze laatste woorden keerde zij Norman den rug
toe en trad weer aan de schrijftafel. Zij meende daar
door de bewegingen van haar handen aan zijn oog
onttrokken te hebben, doch Norman was door
den loop van het ongewone gesprek op alles voorbereid
en hield haar scherp in het oog. Zoo zag hij duidelijk,
dat zij een lade van de schrijftafel opentrok en daar een
lang glinsterend voorwerp uit nam. Hij herkende dit
voorwerp onmiddellijk, het was een revolver. Zij hief
den arm op, doch in een oogwenk sprong hij toe en
kneep haar pols zoo stevig vast, dat het wapen op den
grond viel.
Zij moest door deze overrompeling zeker wel ver
schrikt zijn; ook moest de stevige ruk van zijn hand
om haar pols haar pijn veroorzaakt hebben, doch zij
uitte geen kreet van pijn ot schrik. Zij keek hem met
vlammende oogen aan, en in haar blik lag zooveel
herkende. Hij groette haar met een beleefde buiging
en zeide«Als ik uw dienstmeisje goed verstaan heb,
dan heb ik de eer mejuffrouw Novorka te zien.«
«Ik heet Elizabeth Novorka,* antwoordde zij, «en
wie is u mijnheer
«Ik ben ambtenaar van politie en kom
»U komt wegens den moord op mevrouw Sieveking,
viel zij hem zonder eenige ontroering in de rede. «Ik
weet het, reeds sedert vijf dagen heb ik de heeren van
de politie verwacht.»
Hoe deze woorden hem verrasten is onmogelijk te
beschrijven. Voorzichtig en langs omwegen had hij in
den loop van het gesprek langzaam op zijn doel wil
len afgaan; en hij had zich dit tamelijk zwaar voorge
steld. Nu bleek dit meisje met zijn geheime bedoeling
bekend tezijn en zij sprakzoo kalm en bedaard, alsof het
een zeer alledaagsche zaak betrof.
«Had u mij verwacht, mejuffrouw vroeg hij, niet in
staat zijn verwondering te verbergen. «Maar als u wist,
dat wij inlichtingen van u zouden vragen, waarom is u
dan niet uit eigen beweging tot ons gekomen
«Haha! Waarom? wel,een dwaze vraag. Wel,
omdat ik ondanks allestoch mijn vrijheid en mijn
leven nog liefheb
Norman durfde zijn ooren niet gelooven. Stellig had
het dienstmeisje zich vergist, toen zij hem zeide, dat
de oude dame niet wel bij het verstand was, immers
hem scheen nu de jonge dame niet wel in het hoofd
te zijn of anders had Garey zijn intrek gehad bij twee
dames, wier hoofden geen van beide in orde waren. Hij
wilde echter toch het gesprek nog voortzetten om iets
meer begrijpelijks uit haar te krijgen en zeide daarom
op Hinken mannelijken toon: «Ik begrijp u niet, me
juffrouw Maar ik verzeker u, dat uwe mededeelingen
aan my, uw leven volstrekt niet in gevaar zullen bren-
moorddadigen haat, dat hij, de krachtige man, een
rilling door zijn leden voelde gaan.
Wel een minuut lang waren beiden als verstomd,
toen vroeg Norman ernstig, doch zonder haar los te
laten
«Wat wilde u met den revolver doen had toch
niet het voornemen een van ons beiden te dooden, wel
Hij schopte het wapen weg, zoodat het tegen den
muur aan den overkant der kamer vloog.
«Zoonu kan u mijn arm wel loslaten Of vreest
u, dat ik nog gevaarlijk ben zonder dat ding
Haar vastberaden in de oogen ziende, liet Norman
werkelijk haar pols los.
«Ik vrees niets, mejuffrouw,* antwoordde hij, «maar
om uwentwil zou het mij spijten, wanneer ik nogmaals
genoodzaakt werd u mijn meerderheid in lichaamskracht
te toonen.»
Weer keek zij hem met vlammende blikken vol haat
aan, toen scheen ze zich plotseling zwak te gevoelen;
zij werd vaalbleek en zocht een steun om zich vast te
houden.
«Het is toch alles onzin,* zei ze met een grijnslach.
«Maar wil u dien revolver niet in bewaring nemen,
mijnheer? Voorde justitie is het een voorwerp van
gewicht, ze noemen dat, geloof ik, een corpus delicti.
Met dien revolver heb ik in den avond van den 4en
October Josephine Sieveking doodgeschoten.»
Norman had moeite om een kreet van verrassing te
onderdrukken. Eensklaps werd voor hem het geheime
van den moord oAhuld, het geheim, dat hem ondanks
Garey’s brieven weer duisterder was geworden; en hij
begreep wel, dat Elisabeth Novorka de waarheid sprak,
toen ze zichzelve van den moord beschuldigde. Daarom
wist hij zich beter te beheerschen dan bij den aanvang
van hun gesprek. Hij nam de revolver van den grond,
j
HOOFDSTUK VIII.
16). (Vervolg).
«Zij is een stiefdochter. Maar omdat mevrouw veel
ziek is en ook niet wel bij het verstand, bestuurt de
juffrouw de geheele huishouding.»
«Goed Vraag dan de juffrouw te spreken
Het dienstmeisje keek hem verwonderd aan. «Haar
te spreken vragen Ga hier deze kamer maar binnen.
Ouder gewoonte zal de juffrouw wel weer aan haar
schrijftafel zitten schrijven.»
Zij wees op een deur en Norman was nu wel genood
zaakt zelf aan te kloppen. Een zware stem met metaal
klank riep «Binnen Toen hij daarop binnentrad,
stond een slanke jonge dame op van voor de schrijfta
fel, waaraan zij gezeten had.
Op het eerste gezicht herkende Norman in haar de
jonge dame, die hij in den avond van den 5 October
in storm en regen had zien staan wachten op Victor
Garey, met wien zij daarop een kort maar heftig gesprek
had gehad. Nu zag hij natuurlijk niet die vreeselijke
uitdrukking van woesten hartstocht op haar gelaat, zij
kwam hem nu voor als een schoonheid. Van een aan-
genamen indruk was echter ook geen sprake, want zij
had ziekelijke donkere kringen onder de oogen en de
scherpe lijnen om haar mond getuigden van onvrouwe
lijke hardheid.
Natuurlijk liet Norman niet bemerken dat hij haar
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Bewerkt door AMO.
Er zijn dezer dagen in onzen Gemeenteraad
twee hoogst belangrijke beslissingen gevallen.
Besluiten, die niet slechts financieel nog al
van eenige beteekenis zijn, want och, daar
zijn we hier, met onze jaarlijksche begrooting
van over de dertig milfioen en onze gemeen-
teschuld van ongeveer honderd millioen gul
den, wel aan gewend, maar het zijn be
sluiten, die invloed uitoefenen op den toekom-
stigen vorm, de aanstaande ontwikkeling on
zer stad.
Reeds meermalen hebben we er over ge
schreven, dat in een stad als Amsterdam, zich
telkens uitbreidend, steeds meerdere voldoe
ning vragende aan de eischen van het moderne
verkeer, dat daar heel wat komt kijken, om
aan al die eischen te voldoen.
Het is juist, omdat men in vorige eeuwen
zoo dicht in elkaar bouwde, dat men thans
zooveel te herstellen heeft. En dat is niet
alleen hier, in onze hoofdstad, zoo gesteld, maar
iedere stad, van hoe geringe beteekenis dan
ook, heeft de ouderwetsche bouwvorm te wij
zigen naar de nieuwe verkeerseischen. Ge
kent het immers ook, de nauwe straatjes en
steegjes, die voor elk druk verkeer een hinder
paal zijn, de smalle grachtjes, die slechts ruim
te hebben voor ’t verkeer van zeer kleine
scheepjes.
Nu, op dezelfde wijze als bij u in het klein,
gaat ’t hier in ’t groot. Onze bekende grach
ten, Heeren-, Keizers- en Prinsengracht, zijn
breed genoeg, maar zij vormen slechts een
tweede-rangs-verbindingzij loopen in halven-
cirkelgang om het centrum der stad en vormen
dus geen groote verbindingen van dat centrum
naar de buitenwijken, naar de nieuwe gedeel
ten. Het is maar goed ook. Want met die
zelfde mooie grachten, die onze stad typeeren,
zouden we in dat geval maar danig vei legen
zitten. Stel u voor, dat er trams moesten
rijden langs die grachten! Wat zou er dan
veel aan de hooge pijpen, of sluizen, zoo als
men hier zegt, veranderd moeten worden.
Het geheele aanzien dier grachten zou er door
gewijzigd worden.
Maar buitendien hebben we straten en
grachten, die straalsgewijze loopen, die ver
bindingen vormen van binnen naar buiten, die
zeer druk gebruikt worden door voetgangers,
fietsers, vrachtrijders, rijtuigen van allerlei
soort en waarvan ’t verkeer steeds toeneemt
en, de nog altijd toenemende bevolking in
aanmerking genomen, nog steeds grooter wor
den zal. Deze vooral zijn ’t, die elke verbe
tering in den weg staan. In de nieuwe stad
is alles ruim gebouwd; er is ruimte voor trams
en alle ander verkeer.
Maar in de oude stad, het typische stads
gedeelte, dat onze voorvaderen ons hebben
nagelaten, daar is ’t te redden.
Doch laten we er onze betovergrootouders
van drie en meer eeuwen geleden geen ver
wijt van maken. Zij bouwden in menig op
zicht typisch mooi, hadden een beteren smaak
dan bijv, onze grootouders uit de jaren vóór
en omstreeks 1850, toen de beruchte water-
staats-stijl heerschte, of met andere woorden,
toen rften er geen stijl op nahield. Maar in
de 16e eeuw kon men niet weten, dat de stad
zich zóózeer zou uitbreiden en evenmin, dat
er thans te water booten van den tegenwoor-
digen omvang zouden komen, die een haven
ruimte en diepte vorderen, waaraan men voor
heen niet kon denken. Men kon niet vermoe
den, dat we thans spoorwegen en stoomtrams,
electrische trams en auto’s, stoom- en gewone
rijwielen zouden hebben.
En vooral in de laatste tientallen jaren is
niet alleen de groote bevolkingsaanwas geko
men, maar kwam ook de reuzenverandering in
’t verkeer, zoowel te land als te water.
De groote aanwas der bevolking! Ge weet
het immers, hoe we, voor nog geen dertig jaren,
leerden, dat Amsterdam ruim 260 duizend,
Rotterdam 130 duizend en Den Haag honderd
duizend inwoners telde. En kom nu eens kijken!
Amsterdam heeft er bijna 570 duizend, Rot
terdam ongeveer 400 duizend en Den Haag
ongeveer 250 duizend. Dat is een groei,
zooals men vroeger niet kende, zelfs niet in
den grooten bloeitijd der zestiende eeuw.
En toch is ze nog niet buitengewoon, als we
ze vergelijken bij dien dsr Amerikaansche
steden, of bij dien van een stad als Berlijn.
Berlijn, dat in het jaar 1680 slechts tienduizend,
in 1780 honderdduizend, in 1880 een millioen en
thans, de voorsteden er bijgerekend, naar de
de drie millioen loopt.
Maar met den aanwas onzer steden is het
toch al welletjes. En er behoort wat toe, om
de verkeersbchoeften daarvoor in orde te bren
gen, vooral daar de oude tijd van klein en
smal hield.
We hebben meermalen gezegd, dat allerlei
plannen bestaan om aan die moderm eischen
te kunnen voldoen en tevens om die eischen
nog zooveel mogelijk in overstemming te bren
gen met het eigenaardig schoon, dat de ouden
in onze steden legden.
Daar hebt ge het scheepsverkeer aan ’t IJ
en de verbindingen door de Oosterdokssluis,
het Damrakvraagstuk, de Damuitbreiding, de
demping van het Rokin.
Jaren geleden werd door onteigening de Dam
straat, die de belangrijkste verbinding vormt
tusschen den Dam en het Oosten der stad,
vooral der oude stad, op de tegenwoordige
breedte gebracht en thans klaagt men steen
en been, dat die verbinding nog zeer onvol
doende is. Want die Damstraat met de aan
sluitende Oude-Doelenstraat zijn behoorlijk
breed, maar nog veel te smal om tramverkeer
toe te laten en bovendien vinden ze hare voort
zetting in de beide Hoogstraten, die zeer veel
te smal zijn. Wat zou ’t een drukke verbin
ding worden, als in die richting een tram kon
loopen, van den Dam door ’t midden der Joden
buurt naar ’t verre Oosten der stad.
En hoe is ’t mogelijk, mag men vragen,
dat een onmogelijk smalle passage als van den
Dam door den Vijgendam nog steeds blijft
bestaan.
Ons gemeentebestuur heeft gelukkig reeds
plannen, om dien onhoudbaren toestand afdoen
de te verbeteren. Doch Keulen en Aken zijn
niet op één dag gebouwd en in een stad, waar
’t gewone huishouden reeds zooveel eischt, kan
niet tegelijk aan alle nieuwe eischen en wen-
schen worden te gemoet gekomen. Bovendien
zijn zulke verkeers- en onteigenings- en uitbrei-
dings- en verruimingsplannen zaken, die rijpe
lijk overwogen dienen te worden, omdat ze van
zoo grooten invloed zijn op de toekomst en
omdat ze nog al ietwat kosten.
Twee voorname kwestiesde toekomst en
de geldkwestie.
Men kan zich zoo gemakkelijk vergissen.
Haastige spoed is vooral hier zelden goed en
zelfs, al verandert men iets na rijpe, jarenlange
overweging, dan blijkt soms later nog, dat die
verandering verkeerd was en beter ongedaan
ware gebleven.
Doch ons gemeentebestuur durft wel en ziet
in de toekomst. Verleden week is in een be
langrijke kwestie de beslissing gevallen.
Besloten is tot verbreeding van de Vijzelstraat
en wel, van de Kalverstraat komende een
verbreeding aan de rechterzijde.
Ge weet-uit vorige brieven, wat deze ver
breeding bedoelt. Men moet een geschikter
verbinding hebben met den Pijp, (buurt IJ II,
de Schilderswijk) en vooral ook met het oog
op eenen toekomstigen aanbouw ten Zuiden
dier volkrijke buurt.
Allerlei plannen zijn opgeworpen, zooals een
demping der ouderwetsch-mooie Reguliers-
gracht, waardoor een verbinding zou tot stand
komen over ’t Rembrandtplein; ook werd een
geheel nieuwe straat ontworpen, midden door
de huizenzee heen.
Doch thans is ’t beslist. We behouden onze
mooie Reguliersgracht, die zelfs nog beter dan
onze beroemde Heeren- en Keizersgrachten
zijn oud aanzicht heeft bewaard en de vooral
in ’t begin zoo smalle, en daarbij nog hellende
Vijzelstraat zal de betere verkeersweg worden.
Dit is misschien wel de gelukkigste oplos
sing. De bewonderaars van ’t cude schoon
zijn tevreden en er wordt gezorgd, dat een
nauwe straat door geleidelijke uitzetting, meer
gaat beantwoorden aan de eischen van modern
verkeer. Dit had o. a. ook, behalve door de
bovengenoemde plannen, kunnen geschieden
door verbreeding van de Utrechtsche straat.
Doch dit laatste had massa’s geld gekost en
minder goed aan ’t doel beantwoord.
Voor de rechterzijde (van de Kalverstraat
komende) van de Vijzelstraat is nu een nieuwe
rooilijn vastgesteld en wel zoodanig, dat de
straat in de toekomst eene breedte zal hebben
van 22 meter. Burg, en Weth. hadden 25
meter voorgesteld, een paar raadsleden meen
den aan 20 meter genoeg te hebben en men
heeft het gemiddelde genomen.
Wie dus voortaan aan de rechterzijde (de
groote winkel van Hollenkamp blijft dus) her
bouwt, moet zijn perceel achter die nieuwe rooi
lijn brengen en zoo zal langzamerhand de ge-
wenschte 22 meters ruimte ontstaan.
Met het denkbeeld van sommige raadsleden
om reeds dadelijk het zoo heel smalle deel tus
schen de Vijzelstraat tusschen Sophiaplein en
Heerengracht te verbreeden, is de Raad niet
meegegaan. Dan zou er dadelijk heel wat te
onteigenen zijn en daarvoor is de toestand nog
niet ernstig genoeg.
Wanneer nu ook nog het Rokin gedempt
wordt, geheel of gedeeltelijk, en een betere
verbinding gemaakt tusschen Spui en Leidsche-
straat, zal er een heele verbetering voor het
verkeer tot stand gekomen zijn.
j
1
n
j
IURANT.
8
3
3
5
1