II I I Wll SSEEK ES MSTIIEEES. Een belangrijke stemming. JIEIW8- ES SHÏEIlTESTIEELiD Een brief op het slagveld. Zaterdag 8 Juni 1807. 62e Jaargang. ITo. 46. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. I II g r- 'ij 'I ma- i 2 b n heer Van Wassenaar, van 1 1 >p ia na ïij h- de 3t- on de in, 'KJ ie n. >n in in ie et ir- 3D e, le le ADVERTENTIëN 4 oent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. den dag) 15 st. en constatee- veldslag. De ge- De kanonnen bul deren nog, het flikkert nog in de verte en eenige kogels suizen door de lucht. Een zwakke kreet stijgt ten hemel. De man ziet verward om zich heen; bij ligt op eene uitgestrekte vlakte, bedekt met stervenden en dooden. Paarden hollen suizend met vliegende manen rond, hun oogen schitteren en akelig klinkt hun jam merend gehinnik in de doodsche stilte. De gewonde strekt tastend zijne hand uit en beroert iets glads en zachts, nog warm, zijn doode paard. Ja, nu herinnert hij zich opeens alles het is de avond na den slag en hij moet hier eenzaam, zonder hulp sterven, alleen beschenen door de maan, die meedoo- genloos op hem neerblikt. Scharen zwarte vogels vlie gen in al kleiner en kleiner kringen om zijn hoofd. Het zijn de vogels, die vannacht, als ze verzadigd zijn, met bebloeden snavel zullen rusten op der dooden borst. Met moeite 'beweegt hij zijn arm om ze te verjagen. Hanog behoor ik jelui niet toe 1 Nog leef ik Metde tanden scheurt hij het couvert open, ontvouwt met moeite den brief en de heliotropen-geur, die hem te gemoet komt, verdrijft voor een oogenblik de pest lucht van het slagveld. Hij beziet het papier, maar lezen kan hij niet. Wat te doen Een lichtje, een brandende lucifer zou voldoende zijn. Op zijn knieën sleept hij zich voort naar een van de andere gewonden Hallo, kameraadkan je mij vuur geven Maar de man hoort hem niet meer. Alleen de woor- het wilde berekening. Sociaal-democraten en vrijzinnig-democra- ten verlangen erkenning van bonden, van syn dicale machten bij vloot en leger, die haar in- Hij knoopt zijn jas los; tusschen zijne vingers door sijpelt een warme straal het leven, dat heerlijke leven, dat hem zoo dierbaar is. Ja, nu komt hem weer alles duidelijk voor den geest tot den aanval luidde het, tot de laatste wanhopige bestorming. Zij waren slechts een handjevol manschap pen en dan bereiken de kogels immers altijd hun doel. Zijn compagnie werd neergeschoten, zijn paard onder hem gedood. Hij bemachtigde het geweer van een dooden soldaat en sloeg met den linkerarm de rech ter was zooeven door een kogel hem ontnomen. Toen een hevige slag op zijne borst hij zonk neer en de paarden renden in vliegende vaart over hem heen. Nu is het avond, de avond na den slag- Kapitein Olofson wil hier niet eenzaam en verlaten sterven. Zoo straks zullen de afschuwelijke lijkenplun- deraars hier zjjn en hem alles ontnemen; zijne dier baarste herinneringen en den ring aan zjjn vinger, Signe’s ring. Neen, neen Help I help 1 roept hjj, woelt een gras zode los en tracht daarmede het wegvloeiende bloed te stelpen. Signe! Hjj ziet haar zoo duidelijk voor zich, zijne verloofde, vroolijk en stralend, zooals op dien feestavond, toen hij tusschen twee dagen van feilen strijd een oogenblik bij haar heeft vertoefd en toen zijn soldatenhart werd verlicht dooreen liefelijken, maagdelijken glimlach. Signe 1 De verschijning buigt zich over hem, maar doet niet de minste moeite om 1URANT. Het is wel een beetje oude kost, doch we willen het er op wagen nog eens in herinne ring te brengen het debat en de stemmin gen, in de vorige week in de Tweede Kamer gehouden. De bladen van ons land stonden er vol van. En zelfs het buitenland vestigde er z’n aandacht op; een groot blad als >1’ In- dépendance Beige* achtte het de moeite waard er een artikel aan te wijden. Het ging over den minister van Marine, tus schen de Tweede Kamer en onzen vloot-excel- lentie, den heer Cohen Stuart en over de ver houding tuschen dezen minister, de marine- autoriteiten en den Bond van Mariniers. De quaestie was eigenlijk reeds heel oud. Reeds jaren ging ’t er om, of de mannen der marine met volkomen toestemming der regee- ring bonden mochten vormen, al was de strek king dier bonden dan ook tegen ’t militairis- me en tegen het bestaande gezag. Het ging er om, welke bladen in de mariniers-cantine zouden geduld worden. Het ging er ook om, of een dergelijke mariniersbond door de regee- ring zou erkend worden, welke erkenning kon blijken uit het door den betrokken minister officiéél in ontvangst en overweging nemen van verzoekschriften, klachten, opmerkingen, door dien bond als bond gedaan. Was er onder ’t ministerie-Kuyper en na de >misdadige woeling* (zooals de troonrede van 1903 het noemde!) heel weinig kans op er kenning van een socialistischen of anti-mili- tairen bond, in 1905 was met het ministerie- De Meester een nieuwe aera gekomen en vooral de verklaringen, verleden jaar van de groene tafel in de zitting der Tweede Kamer gedaan, deden duidelijk zien, zoo meende men ten minste, dat thans van het minis terie geen tegenstand van principiëelen aard ontmoet zou worden. Doch wat bleek voor een paar weken? De minister verklaarde, zich niet officiéél met den Bond van Mariniers in contact te willen stel len. Klachten van het marine-personeel be hoorden langs den hiërarchischen weg te gaan. Natuurlijk kwam er heftige oppositie tegen deze houding des ministers, hoofdzakelijk van de Kamerleden der vrijzinnig-democratische en sociaal-democratische richting en van de persorganen dier partijen. Buitengewoon ernstig scheen de zaak en ook hierom, dat pas, na de afstemming van de plannen van generaal Staal door de Eerste Kamer, een uiterst moeilijke ministeriëele crisis een heelen tijd geduurd had en geëin- I de rechterzijde, zijn vroeger uitgedrukte mee- ning handhaafde, dat er onder militairen geen vakvereenigingen kunnen bestaan, achtte hij voor de moties geen bestaansreden meer, ge lijk ook de heer Borgesius betoogt. Nadat nog de heer Talma in ’t licht stelde, dat de beslissing over de voorgestelde moties niet inhoudt een beslissing ter zake al- of niet-erkenning van vak-organisaties, werd over gegaan tot stemming. De motie-Marchant (De Kamer, betreurende de weigering, om de klachten van den Bond van mariniers te over wegen, gaat over tot de orde van werd verworpen met 47 tegen de motie-Hugenholtz, (De Kamer, rende, dat de Minister door bedoelde weigering gehandeld heeft in strijd met de uitdrukkelijke dicale machten bij vloot vloed kunnen aanwenden. De boven aangehaalde Indép. Beige geeft in haar artikel den raad, niet toe te geven. Geen syndicale macht bij ambtenaren van den Staat, maar vooral niet bij leger en vloot. De anti-rev. Standaard acht dien raad juist. Wie in staatsdienst is, staat niet op één lijn met iemand, die privaat contracteert. Post, telegraaf en spoordienst en zoo ook de dienst op de vloot en bij het leger zijn de instru mentale middelen, waardoor de Staat zijn func tie uitoefent. Stremming hierin desorganiseert het regeeringswezen. Ook in 1903 gold het in den grond dezelfde quaestie. Maar dan moet personeel in staatsdienst, hetwelk een der natuurlijke verdedigingsmid delen van zijn recht mist, ook van Staatswege onder bijzondere protectie worden genomen. Aldus dit anti-rev. blad tegenover de demo craten der uiterste linkerzijde. Men ziet: het is een beginsel-quaestie. Laten we hierbij nog opmerken, dat in Frankrijk, onder radicaal-sociaal regime, toch de regeering tegen zulke bonden is. Wij hebben in dit artikel geen partij willen kiezen, maar enkel aanduiden, om welke groote beginselen het hier gaat. besloten, de behandeling der zaak te verdagen. intusschen voorspeld dat de rine-excellentie erg zwak stond. Het is echter anders uitgevallen dan som migen dachten. De politiek is evengoed vol verrassingen als alle zaken op dit ondermaansche. Weinigen bijv, zouden gedacht hebben, dat minister Staal door het Votum der Eerste Kamer zou vallen. Hij had zich in de Tweede Ka mer zoo ferm gehouden en o. a. beeldde de teekenaar van het Handelsblad hem af als de man van staal, een Nederlandschen Bismarck, als triomphator verpletterende wat hem tegenstreef de, zijn doel bereikende. En die minister digd was met het weer optreden van het zelfde ministerie-De Meester, uitgezonderd den oorlogsminister, die door een ander werd ver vangen. Moest nu wéér een lid van ’t ministerie val len, en wéér om een zaak van diepgaande be ginselen? Er werd tot 31 Mei Er werd moest vallen Men vreesde daarom zooveel te meer voor den anderen krijgsminister, en wat gebeurde niet een sisser liep de zaak af; de berg baarde een muisje; betrekkelijk zeer weinig stemmen waren tegen den minister. Maar dit staat wel vast: de heer Stuart heeft zijn behoud niet aan een schitterende verde diging te danken. Integendeel, er is onder de ministers wel niet één, die zoo slecht spreekt en zóó slecht zijne aangelegenheden kan verde digen als deze. Hij maakt zich niet boos, maar hij kan ook nooit iets met warmte zeg gen. Hij is steeds even koud, kort, en maakt nimmer eenigen indruk. En het is dan ook van algemeene bekendheid, zegt een der groote volksbladen, dat deze minister in de Kamer al heel weinig vrienden heeft. Met dit vrienden hebben wordt hier bedoeld: vrienden van den persoon des ministers, vrien den die bijv, in beginsel tegenstanders kunnen zijn, maar die den persoon des ministers hoog achten om karakter, geleerdheid, oratorische ta lenten, debater-handigheden, en zoo voort. Zoo’n man is de heer Cohen -Stuart niet. Er was echter een volle week tijd geweest om over de geheel, schijnbaar zoo geringe zaak na te denken. En die week heeft den minis ter geholpen, misschien gered. De Kamer bleek, na die week van overpein zing, van afkoeling der verhitte gemoederen, niet voornemens, over deze kleine quaestie een crisis uit te lokken en de minister gaf iets toe. Het debat werd aangevangen met een ver- den «lieve Moeder*, in eene vreemde taal gestameld, komen over zijne lippen. Olofson zinkt opnieuw in elkaar. 0, God, help mij, opdat ik hier niet alleen moet sterven als een hond Help Help Daar beweegt zich iets in de verte, als een dwaal lichtje, dat over moeras en dooden heenzweeft; men- schenstemmen klinken nu duidelijk en krachtig. De gewonde slaakt een vreugdekreet. Liefdezusters zijn het, de lang gewenschte hulp. HierheenIn Godsnaam, hierheen Reeds buigt een vrouwelijke gestalte zich over hem en reikt hem een verkwikkender! dronk. Drink soldaat Hij drinkt en opnieuw stroomt leven door zijne aderen. Bij het schijnsel van eene lantaarn ziet hij onder de witte kap een bleek gelaat, verfraaid en verhelderd door innerlijken vrede en een paar oogen vol medelij den en gevoel. Op hare borst glinstert een zilveren kruis. Wees zoo goed mij dit voor te lezenzuster. Hij reikt haar haastig den brief. Zij neemt dien evenwel niet aan. Wat bedoelt gij Laat ik vóór alles uwe wonden verbinden gij zijt op het punt te verbloeden. Hij houdt haar zacht tegen. Waartoe zou dat dienen Het is met mjj gedaan. Laat mij maar liggen. Ik ben Paul Olofson, kapitein bij het 15de regiment. Lees mij dien brief voor; ik smeek het u. {Slot volgt.) zijne wonden te verbinden; op kleine voetjes, die ter nauwernood de aarde beroeren, vlucht zij weg voor het schrikwekkend schouwspel van het slagveld. Nu voelt hij duidelijk een papier onder zijne jas. De gewonde tracht zich te binnen te roepen wat dat is. Eene heerlijke liefelijke gedachte troost hem; het is een brief, nog warm door de plaats aan zijn hart, het is Signe’s laatste brief. Hij had hem dien morgen ont vangen, juist toen het bevel tot den aanval klonk, en hjj had dus nog geen tijd gehad hem te lezen. Maar gelukkig in het bezit er van, verborg hij hem aan zijn borst, als het ware een harnas van de woorden zijner geliefde. De kogels waren toch in zijn borst gedron gen, dicht bij dien liefdebode en de kogels hadden hem doodelijk getroffen. Maar dien brief moest hij lezen, nog is het tijd daar voor; en blijft hij leven, dan zal het hem een lesschende drank zijn, gaat hij de dood tegemoet, dan zal het zijn troost zijn. klaring van den heer Marchant (vrijz. dem.), dat hij zijn eerst scherper gestelde motie ver anderde in de volgende, die zachter klonk: >De Kamer, betreurende de weigering van den minister van Marine om het verzoek van den Mariniersbond in overweging te nemen, gaat over tot de orde van den dag*. Daarna kwam de heer Talma (anti-rev.), die ook de vorige week reeds den minister van marine de hand boven ’t zwakke hoofd had gehou den. De heer Talma zeide: Laat de heer Mar chant zijn motie intrekken en laat de minister ons nadere opheldering geven. Immers de heer Hugenholtz (soc. dem.) heeft gezegd, dat de mariniers eerst getracht heb ben om langs den gewonen weg gehoor te verkrijgen, maar te vergeefs. Is dat zoo Zoo ja, dan wordt de zaak erger, want dan moesten ze wel adresseeren. En wat wil dan de minister Eerst verklaart deze, dat de organisatie, waarlangs de minderen hun belangen ter sprake brengen, volledig en voldoende is; later zegt hij, dat de Bond algemeene belangen kan ter sprake brengen. De laatste verklaring strijdt met de eerste en er is dus nadere opheldering gewenscht. Toen kwam de heer Cohen Stuart een stuk voorlezen, dat niet veel wijzer maakte; daarin stond dat de Mariniersbond geen rechtsper soonlijkheid had en om die reden kon de mi nister hem niet erkennen. Wel kan de Bond zich nu en dan eens met wenschen tot hem wen den, maar niet om allerlei kleinigheden. En nu zal de minister gaan onderzoeken, of het waar is, zooals de heer Hugenholtz zeide, dat de mariniers eerst getracht hebben, langs een an deren weg hunne grieven ingewilligd te krijgen. De heer Troelstra was natuurlijk met dit vage antwoord niet tevreden. In een uitvoerige rede toont hij het tegenstrijdige in ’s ministers woorden aan. En ook de heer Hugenholtz kwam nog eens op de zaak terug. Zoo was er voor twee weken verwarring ontstaan, die verleden week een weinig opge- helderd werd. De minister verklaarde, dat zijn houding tegenover de Mariniersbond geen af breuk doet aan zijn oprechten wensch om een tegemoetkomende houding aan te nemen te genover de personeel-orga nisa ties en met deze in contact te treden. Doch de heer Hugenholtz handhaaft zijn streng afkeurende motie, terwijl de heer Mar chant zijn afkeuring in een minder krasse mo tie verzacht. Nadat nog de verklaring der Regeering op 26 Sept. 1905, gaat over tot de orde van den dag) werd af gewezen met 57 tegen 7 stemmen. Aldus werd het leven van den minister ge red, maar niet door de flinkheid van zijne ex cellentie, niet door zijn krachtig en beslist stelling nemen, niet door zijne overtuigende redevoeringen; neen enkel, omdat de Kamer en wel uit principe of uit partij- Het is avond, de avond na een wonde richt zich op en ziet rond. suizen door de lucht. i Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1