NIEUWS- EB advertentieblad TOK SNEEK EB HI8TKEKEB. 1 Een brief op het slagveld. Wo o ns dag 12 Juni 1907. 62e Jaargang. ITo. 47. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. I een 1 onze rf. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. dan over OP na na Zij 5>j ze n. jn sn 311 .ie 'g .et >r- en v- e, le 1 n Neen, dien brief kon zij hem niet voorlezen. De onbewuste wreedheid van een lichtzinnig kind, dat vluchtte voor de mogelijkheid haar verloofde als invalide weer te zien, mocht niet het trotsche, hoop volle vertrouwen van den stervende vernietigen. De zuster buigt zich over den gewonde en wenscht vurig, dat hij spoedig mag sterven, nog voordat hij de vree- selijke tijding heeft kunnen hooren. Maar nogmaals heeft kapitein Olofson zijne oogen opgeslagen. Waarom leest gij toch niet, zuster Signe schrijft toch altijd zoo duidelijk. Ja, zeer duidelijk, klinkt het bitter en tevens mede lijdend in de ziel der verpleegster. Zij richt zich op. Vergeef mij, kapitein, maar mün lantaarn brandt zoo ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» oent. Groote letters naar plaatsruimte. Hoe kan dat: Een boer had een kalf en de moeder van den boer was ook de vader van het kalf. Lees het goed! Een groot stuk werk zal ook zijn het ruime Frederiksplein (om het Paleis voor Volksvlijt) en de royale Weteringschans (tusschen Fre- deriks- en Leidscheplein.) In de nieuwe stad, de geheele nieuwe stad, waar rneer menschen wonen dan in de oude stad, komt slechts één asphaltstraat en wel de Ferdinand-Bolstraat, de zoogenaamde Kalverstraat van Buurt IJIJ. Doch ’t is in de nieuwe stad ook niet zoo noodig. Vooreerst zijn er over ’t algemeen flinke breede straten, die ruimte bieden voor een veel druk ker verkeer dan er nu is en dan is de drukte in de buitenstad niet zoo erg als in het cen trum. Dan is er ook een ferm stuk van den Singel in het plan opgenomen en het nog van keien voorziene gedeelte der Warmoesstraat. Doch ook drukke stegen in de buurt, zooals de Ou- debrugsteeg en de St. Jansstraat. Maar nog veel meer namen duiden aan, dat Burg, en Weth. plan hebben op een reusach tige verbetering der stad. Zoo zullen o. a. ook de Beren- en Wolvenstraten, bovengenoemd, in orde gebracht worden en de beide hooge sluizen verlaagd. Heel flink vind ik, dat ook de echte volks buurten bedacht zijn. In de echte Jordaan bijv, worden ook een paar der drukste straten geasphalteerd. Doch ik wil niet te veel namen noemen en enkel nog eens herhalen, dat we gewoonweg verbaasd stonden. Verleden jaar konden de Paleisstraters hun asphalt niet eens krijgen en nu komen B. en W. zoo royaal uit den hoek, Niemand kan slecht. En toen, terwijl zij het doet voorkomen, alsof zij met de pit bezig is, komt er eene gedachte bij haar op. En de vrome zuster, over wier lippen tot nu toe nooit eene onwaarheid kwam, heeft besloten te liegen. Zij heeft geen plan de woorden van dat kind te lezen. De brief, die beeft tusschen hare vingers en die zoo even nog rustte aan het hart van een held, is veranderd te voorschijn gekomen uit het bloedbad al de kleinzie ligheid is er uit verdwenen; het is een brief, dien een man, die voor zijn vaderland sterft, waard is van zijn uitverkorene te ontvangen; een brief, dien zijn liefderij ken droom niet verstoort; een brief van een waarachtig minnend vrouwenhart. Zoo’n brief zal zij hem nu voorlezen. Niemand zal dit bedrog ooit te weten komen en de dappere krijgsman zal daardoor niet behoeven te ster ven aan een dubbele wond. Aangedaan en bevend leest de zuster. Paul, mijn geliefde Paul, waar ben je? Waar je ook moge zijn, ik ben bij je, heel dicht bij je. Voor elk gevaar, waaraan je bent blootgesteld, bemin ik je inniger, en telkens als ik de kogels hoor suizen, doet het mij zoo’n pijn, zoo’n pijn het is mij net, alsof ze allen jou zullen treffen. Dan strek ik mijn gevouwen handen ten hemel en tracht door mijn gebed elk gevaar van je geliefd hoofd af te wenden. In de ambulance verzorg ik de gewonden. Moge een ander jou even liefderijk verplegen. Zou jij die zorg noodig hebben? Moge mijn liefde je een schild zijn in den strjjd, mijn trouw de helm, die je hoofd beschut, en moge mijn liefde zoo stralen uit jou oogen, dat de vijand terugdeinst en uitroeptSpaar dezen man want hij wordt bemind. Zij ademt met moeite en houdt een oogenblik op (Slot.) Hij haalt met moeite adem. Zij luistert. Ja, waar lijk, de levensstroom is reeds weggevloeid, het gras is doorweekt van bloed; een stervende ligt hier voor haar. Het geldt hier dus slechts zijn laatsten wensch te vervullen. Zijne laatste kracht verzamelt hij nog, in de begeerte dien brief te hooren, zijn laatste vreugde hier op aarde, den laatsten zonnestraal, die hem voor zal lichten op den langen donkeren weg. Het is aldus een minnebrief. De zuster rilt, als dreigt de wind de reeds langen tijd begravenen in haar hart weer op te wekken. Zij tilt de lantaarn op en een lichtstraal valt op den brief, dien zij vlug doorleest. Een smartelijke verrassing spiegelt zich af op haar gelaat. Neen, zoo schrijft niet iemand, die bemint. Maar gij leest nog niet, zuster, zuster, zucht de ster vende verwijtend, smeekend om een weinig teederheid. Het licht in zijn oogen is bijna uitgedoofd. De zuster weifelt nog, alsof hij haar iets verkeerds vroeg. Liever nog zou zij hem met eigen hand dooden dan hem dezen brief voorlezen, die hem meer pijn zal veroorzaken, dan alle kogels ter wereld zouden kunnen doen. De brief, die met bloed bevlekt was, luidde in al zjjne kleingeestigheid aldus Beste mijnheer Paul De oorlog duurt al te lang. Wees niet boos op uw vogeltje, dat niet kan leven onder het gebulder der kanonnen. Ik moet muziek om mij heen hooren. Morgen vertrekken wij naar Italië. Ik verlang naar de zoele lucht en het poëtische Zuiden. Wij beiden zouden toch nooit gelukkig samen zijn geworden; wanneer ge eens terugkomt uit den oorlog, zult ge wel zwart zijn van den kruitdamp, en ik draag immers altijd lichte toiletten. En dan zijt ge ook veel te beroemd voor mij uw beroemdheid zou me verschrikken. Ik ben immers maar een eenvoudig, klein meisje! Eens heb ik mij verbeeld u te beminnen; dat was onder de tonen van een meesleependen wals. Baron S. heeft mij ver teld, dat bijna allen, die de laatste slagen overleven, als invaliden weerkeeren. Afschuwelijk Daarom is het maar het best, dat wij elkaar niet weerzien. Zend mij mijn ring terug. Het ga u goedGaarne blijf ik altijd, beste Mijnheer Paul, Uw kleine vriendin Signe. met lezen. De gewonde heeft zich wat opgericht; met inspanning luistert hij naar elk woord, dat over hare lippen komt. Hij glimlacht, zijne oogen krijgen hun glans weer, als bij een herstellende, die voor de eerste maal de lentezon weer aanschouwt. Ga verder, verder, smeekt hjj. En met bevende stem vervolgt de zuster Mijn Paul, indien God besloten heeft, dat een kogel een einde aan je leven zal maken, wees daar dan niet bedroefd om. Er is geen heerlijker dood denkbaar voor een krijgsman Spoedig zal ik je dan volgen; want sinds ik het geluk gekend heb mij je bruid te mogen noe men, zou de aarde mij niets meer kunnen bieden. Vaarwel mijn Paul, vaarwel Ik ben de wind, die door je haar speelt, de mond, die je kust, de hand, die je steunt, het hart, dat je liefheeft. Ik kus je lippen in de hoop, dat je gespaard blijft, want de liefde is sterker dan de dood, en ik heb je zoo lief. Zij zwijgt. De voorgenomen taak was niet moei lijk te volbrengen geweest; zij had zonder inspan ning gesproken en had zoo door kunnen gaan tot het aanbreken van den dageraad; en het bleeke gelaat voor haar straalde van geluk bij elk woord. Zij zet zich naast hem neder en legt voorzichtig zjjn hoofd tegen haren schouder, want zij ziet duidelijk dat het laatste levensvonkje weldra zal zijn uitgedoofd. Hij drukt zich dichter tegen haar aan en voelt eene zachte vrouwenhand zjjn haar streelen; hij kent de vrouw niet, die troostvolle, liefderijke woorden tot hem spreekt, maar hij luistert toch steeds nauw lettend. Ik ben de wind, die door je haar speelt, de mond, die je kust, het hart dat je liefheeft. Overhet algemeen is men hier zeer in z’nschik met de plannen van ons stedelijk bestuur omtrent asphalteeren en houtbestrating van een belangrijk aantal straten en pleinen. Ja, ik durf zeggen, men verbaast er zich over, dat Burg, en Weth. zoo’n ver strekkend plan dur ven voorstellen. Tot nu toe hebben we slechts enkele asphalt- straten: Nieuwendijk, Kalverstraat, Reguliers- breestraat, Vijzelstraat, Haarlemmerstraat en Haarlemmerdijk, St. Anthoniebreestraat, Jodenbreestraat; later kwamen er bij de Gasthuismolensteeg, de Harten- en de Ree straat en nog later het Leidsche plein en de Amstelstraat; en dan heb ik u zoo- wat alles genoemd. Vooral het Leidsche plein is keurig bestraat: op de zeer breede trottoirs prachtige vierkante steenen, op ’t eigenlijke plein asphalt en tusschen de rails houtbestra ting. Die straten, zoo mooi en gemakkelijk, hebben veel voor. Wie veel moet loopen en dat moeten de meesten al in een groote stad, heeft een broertje dood aan hinderlijke wegen, aan hooge sluizen en ruwe keien. Daar hebt ge de menschen, die uit de richting der Kinkerstraat komen en naar den Dam moe ten; hun kortste pad is door Wolven- en Be- renstraat, maar daar zijn leelijke keien en een paar sluizen (pijpen, bruggen) over Heeren- gracht en Singel, dat de meesten er de voor keur aan geven, eerst een stukje Keizersgracht te nemen en dan van het asphalt der Har tenstraat en Gasthuismolensteeg gebruik te maken, want daar tusschen zijn de bruggen be hoorlijk vlak gemaakt. Natuurlijk is die bestrating juist op de drukke wegen aangebracht, maar toch wordt het men- schenbeweeg er, door ’t gemakkelijk loopen, nog drukker op. Het lastigst is, als zoo’n straat moet aange legd of hersteld worden, of als daaronder het buizenstelsel van water-, gas- of welke leiding dan ook, moet hersteld worden. Daar weten al eenige weken de winkeliers van den Haar lemmerdijk over mee te spreken! Door die straat loopt o. a. een hoofdbuis van de duin waterleiding; deze buis moest vernieuwd en meteen wordt nu ook de bestrating maar ver nieuwd. Weken aaneen ziet ge er een vrij breed en diep gat, ongeveer 300 meter lang. Natuurlijk een even lange en nog breedere hoop modder en puin aan den kant. En dan natuurlijk moet de tram er door. Heel veel begaanbaars blijft er dus niet over en voor wagens is ’t er heelemaal mis. »We gaan allemaal failliet! klagen de winkeliers. »We kunnen zoo niet winkelen; de menschen kun nen niet bij ons komen. Waarom kan die tramverbinding naar de Spaarndammerbuurt niet gestaakt worden?* Requesten zijn gezonden naar het gemeen tebestuur, klachten naar de dagbladen. Voor sommige winkelruiten ziet ge gramstorige protesten, door booze winkeliers geschreven en daar naast ziet ge frappante fotografieën, mooie kiekjes op de lastige straatversperring; ge merkt op een verhinderde begrafenis: de lijkwagen kan niet voor het sterfhuis komen en de dragers zijn verplicht de lijkkist een heel eind te dragen. Doch de gemeente gaat stilletjes zijn gang en de menschen mogen mopperend vragen: »Is die directeur der gemeentetram dan de baas in de stad?< het helpt niet; de tram rijdt door. De autoriteiten denken: >Het moet toch in orde en ge moet nu maar door den zuren appel heenbijten. Later, als alles in orde is, zijt ge er ons dankbaar voor.» >Ja,« zeggen weer de tegen woordige Haarlemmerdijkers, >maar dan zijn we failliet en hebben anderen onze plaatsen inge nomen.» Er zijn bovendien nog meer dure bestra tingen. Als ge bijv, het Rembrandtplein of de Paleisstraat ziet aanleggen, dan roept ge uit: Wat is dat duur! Eerst een hal ven meter uit graven; daarna wordt op den bodem een ste vige laag beton gelegd en daarop komt het zand en dan de mooiste behakte keien, die ge vinden kunt. Dat kost heel wat! Thans hebben echter Burg, en Weth. een vérstrekkend plan. We staan er eenvoudig verbaasd van. Zij vormt ongeveer een blad zijde vol: de naamlijst der straten en pleinen, die geasphalteerd zullen worden. En niet al leen voorname straten, niet de deftige ver-- keerswegen alleen. B. en W. hebben gedacht: de drukste staten moeten geholpen worden en dat zoowel in de volkswijken als in de groote verkeerscentra; en natuurlijk moet er ook ge zorgd worden, dat de stad voor den vreemde ling aantrekkelijk wordt gemaakt. Daarom moet het plein voor het Centraalstation geasphalteerd, even goed als de Dam en de groote verbinding van ’t Centraalstation met het midden der stad. dat men er bepaald tegen opziet! had kunnen denken, dat het zoo breed gaan. Doch ’t is nog niet aangenomen en ook het werk zal wel zeer geleidelijk meerdere jaren verdeeld worden. Ieder moet echter zeggen, dat er bij vroede vaderen geloof bestaat in een groote toekomst. Als alles, wat nu in plan of voor bereiding is, voltooid zal zijn, als het Dam- vraagstuk op de bekende breede wijze is op gelost, het oude Beursterrein een goede be stemming heeft, het Rokin gedeeltelijk is ge dempt, de Vijzelstraat heel wat verbreed en de nieuwe bestratingen geschied zijn, dan is Am sterdam heel wat in z’n voordeel veranderd. Vraag echter niet, wat of alles met elkaar zal kosten. Als een kleine stad daarmee begon, zou men er van duizelen. Alleen een stad, die er jaarlijksche begrooting van meer dan dertig millioen gulden op nahoudt, kan zoo iets doen. Dan kunt ge nog eens zeggen: We koopen even zoo’n waskaarsenfabriek voor een mil- lioentje, omdat die waskaarsenlucht het geheele terrein achter ’t Rijksmuseum bederft en dan kan het vrijkomend terrein dienen tot vergroo- ting van ons villa-kwartier. Dan kan men een ruim deel van de toch zoo dure grond afnemen om er groote parken van te maken; dan kan men zorgen voor breede straten. Wanneer ik onze hoofdstad vergelijk met Rotterdam, dan zijn er dingen, die ons jaloersch doen zijn, maar ook zaken, waarvan we kun nen zeggen: Er is maar één Amsterdam. Rotterdam groeit en bloeit buitengewoon, de bevolking vermeerdert hard. De scheepvaart wie had voor eenige jaren zoo’n enorme vlucht daarvan durven voorspellen Verleden jaar nam de handel weer erg toe, maar dit jaar is ’t buitengewoon. Verbeeldt u, dat de gezamenlijke tonnenmaat der in de eerste vijf maanden van 1906 binnengekomen schepen ruim 31/, millioen ton was en in de eerste vijf maanden van 1907 ruim 4 millioen ton; eene vermeerdering van ruim vijfhonderd duizend ton. Ook onze Amsterdamsche handel is toe genomen, maar zooals Rotterdam vooruitgaat, ‘t kan haast niet erger. Rotterdam besteedt alles aan zijn havens en nu bestaat weer een plan, zoo reusachtig als misschien nog in geen haven ter wereld bestaan heeft: Men wil nog een nieuw ha ventje maken van bijna 400 hectare opper vlakte, dus bijna 14 maal de oppervlakte van Sneek binnen de grachten. Maar de stad zelf kan niet halen bij onze hoofdstad. Rotterdam heeft z’n electrische tram en zelfs zijn autobus (die wij nog niet hebben), maar daar vindt ge niet onze stra ten, onze grachten, onze parken. Daar hebt ge niet die drie heerlijke grachten, heerlijk vooral in den zomer. Daar is voor den vreem deling en ook voor den inwoner niet dat ver maak te vinden, wat de hoofdstad biedt. Neen, in vele opzichten is er maar één Am sterdam. in RCOURANT lil de 51 er- 3tn on ide in, 4 nj le

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1