NIEUWS- EN lIMfflTBLAD lütt SIM El HSTKEkEJ. Bescheiden. ZUSTER MARIE. 62e Jaargang. Zaterdag 22 Juni 1607. No. 50. B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Uitgever: Feuilleton. i e Vooruit dus zonder schroom »g fl genaam een der van Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneqk f0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. li Bey, ti hoste ‘t ;e en :té, iet iëele Men in den 1 dat er I lat zelfs I jonge 1 ie e- olle- i »je lan li ier- istie sen, een ieve :erden I kop J k wed, I .al een rechterhand^ luisterde den e nam eenige oor zich neer, den sergeant «te men- g hebben is geeste- Het was een koude winternacht. Heldere maneschijn verlichtte het met sneeuw overdekte landschap en het oude heerenhuis, dat rustig en voornaam afstak tegen den witten achtergrond. Nergens aan den breeden voorgevel van het gebouw zag men een venster ver licht. Maria von Hohenstein, de jonge vrouw van den eige naar van het landgoed, opende een raam en leunde voorover op de vensterbank. In gedachten verzonken luisterde zij naar de heldere klokketonen, die juist het middernachtelijk uur aankondigden. Was nu werkelijk de oude dag weer voorbij en een nieuwe aangebroken Wat zou die dag en de volgende dagen, wat zou de toekomst brengen Drie jaren lang had zij het groot ste geluk gesmaakt zou het nu voorbij zijn, voor altijd voorbij Bedroefd verborg de bleeke vrouw het gezicht in de smalle handen. De jonge gravin was eens een eenvoudig meisje zonder fortuin, tot op het oogenblik dat de graaf, het hoofd van een oud-adellijk geslacht, haar tot vrouw nam. Zuster Marie had men haar tot zoolang genoemd en als zoodanig had men haar in het groote ziekenhuis lief gekregen en vereerd als geen andere. Er was ook geen enkele verpleegster, die over zooveel onbaat zuchtigheid en offervaardigheid beschikte, die zoo als zij de kunst verstond, de zieken te troosten en op te beuren. De liefdevolle zachte blik uit de grijze oogen deed den zieke zoo goed en onder den indruk van haar goedheid vergat men, dat Zuster Marie leelijk was. verloopen R e weduwe g ij den kost g ontgelden, g eefgetouw, 1 als niéts. het was ten de offi- u nu voor ndegratifi- n. Tot dus- uw plicht; vervulling christelijke i u een dub* ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Om vooruit te komen moet ge niet al te bescheiden zijn. Of liever men moet vol strekt niet bescheiden zijn. Die ’t laatste be weert heeft in de practijk gelijk. In den maat- schappelijken arbeid hebben wij allen een be paalde taak te vervullen en er is geen rege- lingscom missie, die vooraf onderzoekt hoever onze krachten reiken om daarna onzen arbeid vast te stellen. Neemt wat ge grijpen kunt en de omstandigheden u veroorloven te grijpen; vraagt niet te angstvallig cf ge in staat zub zijn vast te houden en of er ook anderen zijn, die ’t beter zouden kunnen doen. Is zelfoverschatting hierbij geoorloofd? Ja, wie kent eigenlijk de maat van zijn kun nen? Er zijn grenzen binnen welke het be perkt is, maar deze liggen toch op een afstand van elkaar, die vergroot kan worden. De man, die op de vraag of hij kon vioolspelen, ten antwoord gaf, dat hij ’t niet wist, omdat hij Nauwelijks zestien jaar oud had zij de pokken ge had, waardoor de toch reeds onregelmatige gelaatstrek ken vreeselijk waren geschonden. Toen Marie na haar herstel voor de eerste maal met schrik haar gelaat in den spiegel zag, had zij ook dadelijk het besluit geno men om pleegzuster te worden en gaf zich spoedig met groote toewijding aan de moeilijke taak in een der grootste ziekenhuizen van de hoofdstad. Op een heeten zomerdag werd daar een voorname jonge man binnengebracht, die gedurende zijn kort verblijf in de hoofdstad door typhus was aangetast. De koorts greep het krachtige, gestaalde lichaam hevig aan, dat zich echter niet gewonnen wilde geven. Het waren zeer moeilijke dagen welke zuster Marie aan dit ziekbed doorbracht. Eindelijk kwam de zieke weer tot bewustzijn, de krachten kwamen langzaam terug, maar de doctoren en verpleegsters ontdekten vol ontzetting, dat met de toenemende beterschap het gezichtsver mogen van den herstellende verdween. De medische wetenschap schoot hier te kort en toen Horst von Hohenstein de ziekte had doorstaan, was hij blind. Blind In eeuwigen nacht verzonken Met hel denmoed aanvaardde de graaf het vreeselijke lot. De zachte troostende woorden van zijn verpleegster, hare kalme vroolijkheid beurden hem op, wanneer de ver twijfeling zich van hem meester dreigde te maken. Zuster Marie dat was zijn eenige gedachte. En toen het scheidingsuur naderde, was graaf Horst zich helder bewust, dat hij in haar niet alleen de ver pleegster maar ook de vrouw vereerde. Zuster, laat mij niet alleen, ik kan niet zonder je leven, fluisterde hij op smeekenden toon. Marie was bleek geworden bij deze woorden, waar naar zij zoo hevig verlangd, maar waarvoor zij tevens gevreesd had. ’t nooit had beproefd, zou zich wat stelliger uitgedrukt kunnen hebben, maar wie eenmaal de moeielijkheden van deze kunst heeft over wonnen, kan en moet ook, als hij zich wijdt aan den eeredienst van het schoone, naar het hoogste streven en weet vooraf niet, hoe hoog hij kan komen. Dat zij, die hoog ge komen zijn, zich daar op hun plaats gevoelen, dat zij vandaar de schatten, welker beschik king zij veroverd hebben, mildelijk uitstorten over de menigte; schatten, waarvan de voorraad onuitputtelijk is en niet vermindert ook bij de ruimste uitdeeling. Waarlijk, nie mand zal dien hoogbegaafden en door eigen verdienste nog rijker geworden weldoeners van ’t menschdom ten laste leggen, dat zij niet bescheiden genoeg zijn. De keizer is niet on bescheiden als hij zich in ’t purper hult en zijn troon beklimt, vanwaar hij over allen heen en op allen neerziet. Dat kleed is nu eenmaal het zijne en die zetel komt hem alleen toe. En ook de velen, die geen priesters zijn in den tempel der kunst, geen heerschersrechten hebben uit te oefenen, zijn verplicht het »niet al te<, maar nu liever in de gewone betee- kenis, in acht te nemen. Een bijbelsch voorschrift beveelt ons aan, ons licht niet onder de korenmaat te verber gen waar geen mensch iets aan zou heb ben maar het hoog op den kandelaar te plaatsen, opdat het in ruimer omtrek licht verspreide. De gaven van verstand en hart, de vermogens van lichaam en geest, wij heb ben ze niet om er geen gebruik van te ma ken. Denk hier weer aan de tien talenten, die geschonken werden. We moeten ze ge bruiken voor ons zelf én voor anderen. Dan moeten die anderen ook weten, dat zij er zijn, dat men er de beschikking over heeft, dat men bij den maatschappelijken ruilhandel niet met ledige handen verschijnt. Ook kan ’t zijn dat de te bewijzen diensten in waarde toenemen, naarmate we een sport hooger stijgen en dan zijn we verplicht de moeite, voor dat klimmen noodig, niet te ont zien of te vermijden uit een gevoel van be scheidenheid, dat licht voor onmacht wordt aangezien. Onszelf te kennen sluit niet in, onszelf lager te schatten dan onze waarde is of een te geringen dunk te hebben van de diensten, die wij bewijzen of waartoe wij bij machte zijn. Niet in ’t geen wij hebben te geven, doet de eisch der bescheidenheid zijn rechten gel den hij treedt op bij de terugbetaling. En Dat kan niet, graaf, antwoordde zij zacht, mijn plicht bindt mij hier. Uwe moeder en zusters zullen u nu trouw ter zijde staan. Ik heb je lief, Marie, wil je mijn vrouw worden riep hij hartstochtelijk uit. Hij zocht naar haar hand en drukte zijn lippen op de slanke vingers. Het is ónmogelijk, graaf, onmogelijk, snikte zij. Hoe kon ik ook zulk een offer vragen, ging hij voort. Jij zoo jong en levenslustig en ik een stumperZijn stem klonk gejaagd en bitter. Neenriep zij uit, dat is het niet, maar het kan het mag niet zijn 1 Nooit zou u mij tot vrouw wiljen nemen, wanneer u mij kon zien, graaf Horst, want ik ben leelijk, o, zoo leelijk, snikte zij uit, en Hij liet haar niet uitspreken, maar sloeg den arm om de geliefde vrouw, die weinige weken later aan zijne zfjde het vaderlijk erfgoed betrad. Daarna volgden tijden van waar geluk, dat zijn hoog tepunt bereikte, toen de stem van den stamhouder krachtig door de ruime gangen van het slot klonk. Ofschoon vele specialiteiten op oogheelkundig gebied een succesvolle operatie bij den graaf von Hohenstein voor onmogelijk hielden, had Marie toch nooit gerust om nog hulp voor haar geliefden man te vinden. Wanneer zij van genezingen in dergelijke gevallen hoorde, wilde zij steeds dat Horst zich aan dezelfde behandeling zou onderwerpen. Maar telkens was het tevergeefs geweest, totdat zij van een Amerikaansch specialiteit hoorde, die eeni- gen tijd in het land was en zij diens hulp wilde inroepen. Haar man verzette zich er eerst tegen, maar Marie overwon den tegenstand. De professor verklaarde, na een nauwkeurig onder zoek, dat hij reeds gelijksoortige gevallen met succes had behandeld en dat hij ook in dit geval niet overtuigd Onze eeuw staat in het teeken van ja, van heel wat, als wij ten minste moeten aannemen als waarheid, hetgeen met die uit drukking wordt aangeboden. Mocht daaromtrent eenigen twijfel rijzen, zooveel is wel zeker, in het teeken der be scheidenheid staat zij niet. Thans is ’t niet de tijd der zachte geluiden en der teedere kleuren. Stoutmoedig dringt naar voren, wat de aandacht voor zich opeischt. Men acht niet voldoende de eenvoudige aan kondiging van het bestaan, het aan belang hebbenden overlatende, van die mededeeling al of niet gebruik te maken; neen, de reclame maakt zich meester van het terrein, tracht alle mededinging te overschaduwen, alle stem men te overschreeuwen, de opmerkzaamheid voor zich alleen in beslag te nemen. Nu of nooit is ’t de levenskwestie, zich te doen gelden; de gelegenheid van vandaag keert niet terug. Er is immers een aanhoudende strijd om het bestaan, waarin wordt verdron gen en neer ge worpen, wat klein en zwak is of zich zoo voelt, wat niet gepantserd en ge harnast vooruit weet te dringen, wat tenmin ste niet den indruk van kracht en van weer standsvermogen weet te wekken. De in be scheidenheid bloeiende en geurende bloem wordt door den voet des wandelaars vertreden; een vraag van zelfbehoud is het, goed te doen uitblinken dat men er is. Niets is meer verouderd dan het spreekwoord, hetwelk bekransing van goeden wijn overbo dig acht. Ware het zoo, het zou uiterst ge makkelijk zijn ook het minwaardige product of fabricaat aan de markt te brengen en er koopers voor te krijgen. De verscheidenheid van het artikel dringt wel tot nadere aandui ding, tot een min of meer decoratieve omlijs- ting en die maakt men dan zoo mooi als men zelf wil. Dat daarbij de waarheid wel eens in het gedrang dreigt te raken, is van minder belang, nu overmaat van aanbod ze kere overdrijving gerechtvaardigd doet schijnen. Wel wordt ingezien, dat de algemeenheid van den tooi de onderscheiding doet vervallen; als alles zich op zijn mooist voordoet, wordt de keus even moeilijk als bij eenvoudiger op treden en het resultaat is dat er kosten zijn gemaakt, die vermeden hadden kunnen worden. Maar wij zijn nu eenmaal op dien weg; te- rugkeeren is niet meer mogelijk, al zouden we juist dan is de neiging het sterkst hem het zwijgen op te leggen. Een bekend Engelsch versje verwijt den Hollanders in handelszaken te weinig te geven en te veel te vragen. Dit verwijt zal wel op de meerderheid van alle volken van toepas sing zijn en onze overburen hebben slechts in hun spiegel te kijken om iemand voor zich te hebben, die er ook een aardig handje van heeft, Veeleischendheid is een niet-zeldzame hoedanigheid. Hoewel het niet gemakkelijk valt een zoo algemeen gebrek tot geringer afmetingen te brengen, zou ’t mooi zijn er eens mee te beginnen, in de eerste plaats en liefst alleen met eigen persoonlijkheid, zonder dat aan de groote klok te hangen. Als zeer velen dat gingen doen, zou er ’n soort van ontspanning komen, zou onze stemming rus tiger, ons leven gemoedelijker wordenonmerk baar doch zeker zou de misschien onmisbare bestaansstrijd iets van zijn heftigheid verliezen. Stellig zou de wederzijds betoonde beschei- de onderlinge waardeering ten en ’t gevoel van eigenwaarde dat ook willen, en met niets ontziende vaart. Met een bescheiden gangetje, in een niet zeer opvallend voertuig onzen weg vervolgen zou anders wel gemakkelijker zijn. Maar de tijd geest is daar niet naar en dwing dien eens. De proef is zelfs niet aan te raden; wie de al- gemeene vaart niet bijhoudt, heeft kans om- vergereden te worden. Laat het zijn, dat we daarbij meer stof inademen dan voor het wel zijn des lichaams raadzaam is, dat moeten we er voor over hebben om den afstandsrit mee te maken en een voorsprong te maken; alleen het betrekkelijke heeft waarde in het worstel perk der mededinging. Als alle menschen op eenmaal een voet grooter werden, zou dat voor niemand een eigenlijke verhooging zijn; de groei van en kelen geeft dezen het verlangde voordeel. En kan men dien niet bewerken, op de teenen gaan staan is ook een vorm van zelfverheffing, die menigmaal gebleken is dezelfde uitwerking te hebben. Het getal van hen, die niet in grootsche uit stalling hun soms geringe vocrraad trachten kwijt te raken, vermindert met den dag. Men moet in dezen strijd wel meedoen en ’t hoog tepunt is nog niet bereikt. Zal het teeken der bescheidenheid eenmaal worden aangenomen, thans is er nog niets van te bemerken, behalve bij de zeer weinigen, die iets hebben aan te bieden, wat niemand anders kan geven en dat onmisbaar is. En dezen zijn de uitverkorenen. zou denheid aan goede komen versterken. Er zijn ook menschen, die uit ijdelheid of om geprezen te worden bescheidenheid vein zen. Dat zijn degenen, die zich zondaars, groote zondaars noemen, alleen maar om uit te wer ken, dat een ander hen voor ’t tegendeel zal houden. Als zij zich in stilte voor slecht hielden en zich beijverden beter te worden, dan zou ’t eerst de ware bescheidenheid zijn. Zulke ijdele, geveinsde bescheidenheid be staat er veel meer of op veel meer wijzen dan menigeen denkt en over ’t algemeen zouden we ieder toeroepen: Wacht u voor dezulken, want ge komt er bedrogen mee uit. Zulke bescheidenen vindt men overal in ’t dagelijksch leven. Ge vindt ze in ’t spel en bij wedstrijden en waar niet al. Neen, de echte bescheidenen, zooals dege nen, die in stilte weldoen, die innerlijke vol doening smaken als ze anderen gelukkiger maken, zooals de engelen van opoffering, die in hospitalen en ziekenhuizen en op de slag velden hun moeitevol werk doen, zooals die eenvoudige kustbewoners en zeelieden, die zonder ophef ’t eigen leven wagen, om dat van anderen te redden, dat zijn de ware bescheide nen en deze ontvluchten de gelegenheid om ge prezen te worden. Gelukkig dat in onzen tijd van brutale on bescheidenheid deze opofferende bescheidenheid nog steeds blijft bestaan. was van de onmogelijkheid van een genezing. De graaf twijfelde nog aanthet nut van een nieuwe behandeling, maar was toch bereid er zich aan te onderwerpen. Marie was vol hoop. Reeds eenige dagen daarna werd de operatie gedaan, waarna nog een behandeling volgde. Twee weken moest de .patiënt in een donker vertrek verblijf houden, dan pas zou blijken of de operatie gelukt was. Marie was zeer opgewonden. Een verschrikkelijke angst snoerde haar somtijds de keel dicht. Haar hart hield bijna op te kloppen bij de gedachte, dat na afloop van die twee weken haar groot heerlijk geluk misschien ruw verstoord zou worden. Wanneer Horst bet gezichtsvermogen terugkreeg, zou hij zich dan niet vol ontzetting van haar afkeeren Zou haar leelijk, geschonden gezicht hem niet doen schrikken Zij gevoelde het, hij zou haar niet meer zoo kunnen liefhebben als vroeger, dat was ondenkbaar. En de nu aanbrekende dag zou hem misschien de ver lossing uit den nacht brengen en haar Hoe martelden die vreeselijke gedachten de arme vrouw. Zij zou het willen uitgillen en de handen be zwerend ten hemel willen heffen. Nog slechts eenige uren en dan zou zij zekerheid hebben. Zij bad dat haar zijn liefde niet zou ontnomen worden. Toen sloot zij zacht het venster. In het zijvertrek hoorde zij de regelmatige ademhaling van haar man en ook zij trachtte den slaap te vatten. De morgen brak aan, stralend en helder. De vroolijke winterzon lachte aan den hemel en deed de bevroren sneeuw schitteren op boomen en wegen. Uiterlijk had Marie hare zelfbeheersching terugge kregen en vond zelfs nog geruststellende woorden voor Horst, die vol ongeduld wachtte op de komst van den dokter. r eenoogenj o eetf'i mstem 01 aren, die in ade, om op king zijner ajoor I J >men; Hl ,t het I dan 1 een I 5- OURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1