■WS- Eii AIIFEOTTIEBLAD
I1-
ÏOOR SUIk i:\ WTRMi.
I.
HET BEZOEK.
L
i
62e Jaargang.
Zaterdag 6 Juli 1907.
No. 54.
1
Een tijdperk van bloei.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
in
4
‘ge-
:ele
•eis
mi
en
e-
t
:t.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
iris,
rlo,
Ion
ler-
ien
m
le
onze
niet
België
t
iet
4
s-
tiet
re-
00
ten
id,
sj
wat je wilt.
Nu keek ze hem verschrikt aan. Zij met een jongen
man geheel vrij omgaan Zij die in eenzaamheid groot
gebracht daartoe nooit gelegenheid had gehad Door
een toeval had zij haren man leeren kennen en op
aandringen van haar ouders was zij met den veel
ouderen man getrouwd. Hij was steeds lief en goed
voor haar, vervulde al haar wenschen. En zij, aan
eenvoud, bijna armoede gewend, gevoelde zich op het
mooie groote landgoed als in een paradijs, heerschte
in het oude slot als een koningin, waarvoor iedereen
zich boog. Hij had met haar gereisd maar het was
haar buiten niet bevallen. Ook dekringen, waarin hij
haar des winters had gebracht, waren haar spoe
dig onaangenaam geworden. Zij hield er niet van zich
mooi te maken, gevoelde zich alleen thuis op haar ge
mak, waar ze zich allen naar haar wil schikten, haar
man voorop.
En nu kwam de vreemde neef de boel in de war
sturen. Haar man zou zich niet zooveel met haar be
moeien, want hij hield van zijn neef en deze moest
als gast verwend en ontzien worden. Zij dacht egoïs
tisch te zijn, dat ze haren man de vreugde van het
wederzien van zijn neef niet gunde. Maar een onver
klaarbaar gevoel, dat steeds weer terugkeerde, deed
haar met angst de komst van haar neef tegemoet»zien.
Voor de eerste maal werd haar man bijna boos en
noemde haar kinderachtig. Hij verlangde er erg naar
den eenigen zoon van zijn zuster, die eenige jaren in
de wereld rondgezworven had, eens weer te zien. Hij
zou een opgewekte geest van buiten meebrengen en
de oom was in zijn hart geen vijand van afwisseling
en verstrooiïng. Hij had zijn jong, mooi vrouwtje boven
alles lief, maar hij had nog belangstelling voor een
menigte andere dingen, die door het bezoek van den
Met een half uurtje zal hij hier zijn. Ik verlang
naar den jongen ik zeg altijd nog jongen, hoewel hij
de dertig reeds achter den rug heeft. Hij zal je wel
bevallen. Ik ben er zeker van dat hij je wel zal
bevallen, herhaalde hij, toen hij het ongelooflijke
gezicht van zijn jonge vrouw bemerkte.
Zij schudde mismoedig het hoofd en keerde zichom.
Hij legde haar deeene hand op den schouder, in de
andere nam hij haar kin en dwong haar hem het gelaat
toe te keeren.
Zij had tranen in de oogen.
Maar kind, wat is dat nu riep hij verschrikt. Je
kent mjjn neef Reinhard immers in het geheel niet.
Ik wil hem ook niet kennen, antwoordde zij.
Wees nu verstandig, maande hij ongeduldig. Wat
moet dat beteekenen? Zeg mjj wat er is en wat je
tegen hem hebt.
En verlegen bracht ze het er uit, aarzelend en heel
kinderlijk. Maar hij zag dat het haar ernst was en
spotte niet. Zij was bang voor de tegenwoordigheid
van een derde, die hem in beslag zou nemen en vele
uurtjes van hun gezellig bijeen zijn niet alleen storen maar
ze ook onmogelijk zou maken. Het was zoo mooi op het
oude landgoed, waar ze doen en laten kon wat zij wil
de. Nu zou alles voorbij zijn. Zij zou voor de ern
stige tante moeten spelen en in het geheel niet meer
naar hartelust in den tuin wandelen. Hij viel haar in
de rede met de woorden Maar waarom dan niet,
schatje? Ik ben overtuigd, dat Reinhard zal doen
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
neef opgefrischt zouden worden. De voor hem onver
klaarbare tegenstand van zijn vrouw ontstemde hem.
Hij dacht echter zij is nog een kind. Zij was nog
jong, zeer jong, bijna te jong om hem geheel te be
grijpen, zijne meeningen te deelen, te jong voor den
ouder wordenden man.
Hij wilde haar nog iets zeggen, toen hij reeds het
rijtuig hoorde naderen.
Daar is hij alriep hij verheugd en liep den gast
tegemoet.
Zij volgde hem niet. Een plotselinge angst maakte
zich van haar meester alsof met den vreemdeling, die
uit het rijtuig sprong en haren man hartelijk begroette,
het ongeluk in huis kwam.
Haar man riep haar luid. Zij moest, om niet onaar
dig, niet onbeleefd te schijnen, naar hem toegaan.
Daar kwam haar neef haar reeds tegemoet. Een
hooge, breedgeschouderde figuur, die met veerkrachti-
gen tred naast haar man liep. Zij hoorde haar man
lachend zeggen
Je zult je over je nieuwe tante verwonderen, jon
gen, bij wie je zult trachten in een goed blaadje te
komen.
Nu waren ze dichtbij gekomen. Zij stak hem de
hand toe, die hij met vragende blikken aannam.
Hij dacht, dat zij een nichtje was die hij nog niet
kende.
Maar de oom zei lachend
Kus de hand van je gestrenge tante.
Ahkwam het verrast van zijn lippen en hij kuste
de kleine blanke hand, die inde zijne lag. Zijn gebruind,
open, knap gezicht met de blauwe heldere oogen,
waarin levenslust tintelde, beviel haar.
Hij vond zijn nieuwe tante eenvoudig betooverend en
kon bij alle hoogachting voor zijn oom, dien hij als zij n
juist dat deel, wat wij ons achterland kunnen
noemen, niet het minst in dien verbazenden
vooruitgang deelt.
Antwerpen, dat na de heropening der Schelde
weer een bloeiende handelsstad werd, heeft in
’t sterk vooruitgaande eigen land met zijn
zéér bloeiende industrie en mijnwezen een
prachtig «hinterland*, terwijl Rotterdam dat
voorrecht grootendeels mist; daarom is het zoo
voordeelig voor onze groote haven, dat juist
de Duitsche industrie zoo buitengewoon is toe
genomen, vooral in de streken aan den Rijn.
Doch ook in ons eigen land valt bloei te
constateeren.
Wel doen onze geldmenschen nog te veel
aan couponknippen en speculeeren, in plaats
van hun geld in eigen vaderlandsche onderne
mingen te steken, maar toch, ook in dit opzicht
gaan we vooruit. Onze scheepvaart wordt al
door belangrijker, de Nederlandsche handels-
marine meet steeds meer tonnenmaat;
vaderlandsche industrie bloeit, al is ze
bij die van Engeland, Duitschland en
te vergelijken.
Maar er is buitendien zooveel waarop we
roem mogen dragen en zooveel, dat onzen na-
tionalen rijkdom vermeerdert.
De ondernemende handelaars van onze groote
steden breiden hunne ondernemingen uit en
gaan met den tijd mee.
Laten we eens een paar groepen van onder
nemingen noemen, en wel de tabakmaat-
schappijen in Deli en andere deelen van ons
heerlijk Insulinde, de petroleummaatschappij en
met de »Koninklijke< aan het hoofd, de mijn-
bouw-ondernemingen en al die cultures, alles
bijna in Oost-Indië.
In den bloeitijd van de Republiek gebeurde
het, dat de machtige Oost-Indische Compag
nie in één jaar 75 percent dividend uitkeerde
en in zes achtereenvolgende jaren te zamen
ongeveer 250 percent. Toen we dat in onze
schooljaren leerden, bewonderden wij die hooge
cijfers. Doch thans behoeft die verbazing niet
zoo groot meer te zijn.
Die groote, machtige O. I. Compagnie werkte
met een heel kapitaal, maar stel daar nu eens
de Koninklijke Petroleum Mij, verschillende
Deli-tabak-maatschappijen en een paar mijn-
bouw-ondernemingen tegenover. Al neemt men
in aanmerking, dat de 17 millioen gulden der
O.-I. Compagnie destijds vrij wat meer betee-
kende dan nu een even groot bedrag, de on-
Dagen en weken gingen om. Ilse had met haar
nieuwen neef vriendschap gesloten en hij was haar
trouwe slaaf geworden. Hij liep met haar te wande
len, reed met haar uit, speelde met haar tennis en
’s avonds vertelde hij haar van zijn reizen en onder
vindingen. En vaak zongen ze terwijl zij op de piano
speelde.
De oom was zeer verheugd over de goede verstand
houding tusschen de twee. Hij gunde haar jeugd deze
verstrooiïng, dat haar opvroolijkte en hij wilde niets
weten van een vertrekken, waarover de neef reeds
begon te spreken.
In den laatsten tijd geschiedde dit vaker, steeds drin
gender, zoodat de gastheer eens beleedigend zeide
Wanneer het je hier zoo weinig bevalt, en wanneer
je zoo weinig houdt van je ouden oom, ga dan maar
heen.
Een pauze volgde op deze woorden. Reinhard was
dicht bij zijn oom gekomen en fluisterend kwam het
van zijn lippen
Juist omdat ik van u houd, oom, moet ik gaan.
vrachtvaarders van Europa, zoodat reeds onder
de Bourgondische vorsten een Hollandsche
vloot de zee van vijanden kon schoonvegen.
Maar de grootste bloei kwam, toen Noord-
Nederland op handels- en zeevaartgebied de
erfgenaam werd van den bloei van België, toen
Antwerpen de Schelde gesloten zag en Am
sterdam de eerste handelsstad der wereld
werd, toen de Oost-Indische Compagnie bloeide
en de West-Indische en de Groenlandsvaart
en de handel op de Levant en alle deelen der
aarde. Toen hoopten zich de schatten van
Oost en West, van Zuid en Noord in ons land
op; toen was ook onze staatkundige macht in
haar zenith.
Doch de weelde bracht verslapping. Eerst
ging onze staatkundige macht henen en de En-
gelschen verdrongen ons van de eerste plaats
op zeehandelsgebied.
Maar toch werden er ook toen, in de laat
ste helft der 18e eeuw, nog schatten verdiend,
totdat de Fransche tijd hieraan een einde
maakte.
Na dien tijd onzer diepste vernedering, na
dat we weer verlost waren van de Fransche
heerschappij, toen onze stadhoudersfamilie een
koninklijk huis was geworden, meende ieder,
dat dadelijk de gouden eeuw weer terug moest
komen. Doch die groote tijdperken komen en
verdwijnen niet in een ommezientje. In onze
kooplieden en kapitalisten stak niet meer de
ondernemingsgeest der 16e en 17e eeuw en
men vond het gemakkelijker zijn geld in Ame-
rikaansche sporen en buitenlandsche effecten
te steken. Daar was alleen maar een coupon-
schaar voor noodig.
Toen viel er op oeconomisch gebied voor
uitgang te constateeren. En die vooruitgang
hield aan en houdt nog steeds aan; zoodanig,
dat men thans mag zeggen: We zijn opnieuw
(de kleine schommelingen, waarvan we in ’t
begin van dit artikel gewaagden, niet medege-
rekend,) in een tijdperk van bloei.
Nu moge in de eerste plaats gezegd worden,
dat ons land zoo gelukkig is, een prachtige
ligging te hebben en sedert een kleine eeuw
vrij van oorlogen te zijn gebleven. Nog steeds
is de Rijn-, Maas- en Scheldedelta een uitge
zócht hoekje lands. En daarbij hebben wij
het geluk als achterland een belangrijk deel
van Duitschland te bezitten. Van Duitschland,
dat na den grooten oorlog van 1870’71 is
vooruitgegaan op buitengewone wijze, terwijl
VARIA.
Zij (’s daags na het huwelijk): Kan je ’t mij
vergeven, dat ik je verzweeg, dat mijn gebit niet
echt is?
Hij: Gelukkig, dan kan ik mijn pruik eens afzetten!
Het schoonste, wat een man ten deel kan vallen,
brengt een goede vrouw in zijn leven.
Talent weet wat te doen; takt weet hoe ’t ge
daan moet worden.
Ouderdom rondt den rug, maar in den regel
ook het oordeel over anderen.
ondernemingen, die we zooeven noemden, wer
ken te zamen ook met een enorm veel groo-
ter kapitaal en men staat verbaasd van de di
videnden, die uitgekeerd worden. De «Ko
ninklijke* bij voorbeeld, die bezig is zijn kapi
taal reeds boven dat der oude O. I. C. uit te
breiden, keert thans 73 percent dividend uit en
sommige der andere maatschappijen durven
met minstens even hoog cijfer te komen.
Nu zitten al de aandeelen dier ondernemin
gen wel niet in handen van Nederlanders,
maar toch het grootste deel en het behoeft
geen betoog, dat er op deze wijze kapitaal
in Nederland komt.
En moge Amsterdam wel niet meer num
mer één zijn op ’t gebied van den koffiehan
del, toch wil ’t iets zeggen, dat zich daar in
dertig jaren tijds de markt voor de Deli-tabak
gevestigd heeft, waar de halve wereld zich
moet voorzien van de zoo dure dekbladen.
Zoodat nu de jaarlijksche omzet van dien han
del in onze hoofdstad ongeveer het cijfer van
50 millioen gulden beloopt.
Voeg hierbij den bloei van onzen tuinbouw,
van onzen kaas-, boter- en veehandel en ge
lieve u dan eens te verbazen over het feit,
dat het kleine Nederland thans de vierde plaats
inneemt op het gebied van den handelsomzet.
Wanneer men de som van de waarde der
in- en uitvoer samentelt, komen Enge
land, de Vereenigde Staten en Duitschland
op de eerste plaats, maar dan volgt het kleine
Nederland, dat Frankrijk van de vierde plaats
verdrongen heeft, al wordt ons land ook bijna
door dat land en door België geëvenaard.
Ge staat er gewoon verbaasd van, hoezeer
de handelsomzet van Nederland in de laatste
halve eeuw is ioegenomen.
In waarheid, we mogen met trots ge
tuigen, dat Nederland een tijdperk van bloei
doorleeft.
vader vereerde, niet begrijpen, hoe dit jonge mooie
schepseltje met hem had willen trouwen.
Nu Ilse, zorg voor een goed ontbijt, opdat het jong-
mensch een goed idee van je huisvrouwelijke waar
digheid krijgt.
Zij knikte bloozend als een jong meisje en liep het
huis in.
Reinhard keek haar in gedachten na. Ilse, hoe goed
paste deze naatn voor de teere gestalte, voor het blonde
kopje. Een sprookjesnaam was het. En een sprookje
scheen het hem ook dat dit schepseltje de vrouw van
zijn oom was.
Elk land heeft op- en neergaande tijdper
ken van bloei.
Deze kan men dan nog in twee soorten ver
deden. Men heeft de kleine tijdperken, die
slechts eenige jaren duren.
Zoo was in ons land omstreeks het jaar
1880 het boerenbedrijf zeer bloeiend, zoodat
de pachters meenden, maar steeds hooger
huursom te kunnen opbrengen. Doch helaas,
het ging als met de zeven vette en zeven ma
gere jaren van Egypte en er was geen Jozef,
die de menschen in de jaren van voorspoed
dwong, een appeltje voor den dorst ter zijde
te leggen. De voorspoed verdween van het
land en velen ondervonden, dat het moeilijk
werd de te hooge pachtsommen op te bren
gen. Het werd steeds minder tot in ’t laatst
der vorige eeuw langzamerhand weer voor
uitgang viel te constateeren. Die opbloei is
tot nu toe nog steeds bezig te maken, dat
het den boer goed gaat. Het is echter zoo
jammer, dat in een provincie als Friesland zoo
weinig eigen-boeren zijn en de bloei van
landbouw en veeteelt het best bemerkt wordt
in de brandkasten der grondbezitters, terwijl
het nog meer te betreuren is, dat zoo’n be
langrijk deel dier landheeren buiten onze pro
vincie wonen.
Doch er zijn ook grootere tijdperken van
bloei en achteruitgang op te merken; tijdper
ken die over éen of meer eeuwen loopen en
waarbij de bovengenoemde tijdperken slechts
als tijdelijke schommelingen van den oecono-
mischen barometer zijn aan te merken.
Ons land heeft zijn grooten tijd gehad, die
zijn culminatiepunt bereikte in de 17e eeuw.
Wanneer die bloeitijd begon, is met geen
vast jaartal aan te geven. Men mag voor
Zuid-Nederland reeds de 12e eeuw noemen,
als begin van een belangrijk bloeitijdperk.
Toen begonnen de Vlaamsche steden op te
komen en met Gent en Brugge, als nijverheids-
plaatsen, kwam ook de reusachtige opbloei
van handel en scheepvaart te Antwerpen, die
zijn hoogste punt bereikte in het midden der
16e eeuw.
Iets later dan Zuid- begon Noord-Nederland.
Men mag de uitvinding van het haringkaken
als belangrijk moment aanstippen. Toen werd
de haringvisscherij de groote* visscherij
en langzamerhand werden de Hollanders de
i
I
r
i
r
R COURANT.
t