NIEUWS- Efli APVERT85TIEBLAI»
KIOR SNEEK KJ 0'Nlil.kï.V
4
6ae Jaargang.
Woensdag 17 Juli 1807.
ITo. 57.
De Vioolspeler.
Uitgever:
B. FALKENA Mzn., Singel,
Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
ge-
>Is me dat een
I
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 8 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Vrij bewerkt door AMO.
**v
•is-
I van i
M
1)
Het was nog in het begin der regeering van Koningin
Victoria, toen op een somberen Novemberdag de oude
lord Asherton stervende nederlagin de pronkkamer van
het kasteel Asherton Castle.
De beroemde geneeskundige, sir James Duncan, was
door een renbode uitgenoodigd om zoo spoedig moge-
Ijjk bij den zieke te komen. Juist had hij den patiënt
verlaten en stond boven aan de trap in druk gesprek
met Mr. Reedy, den huisdokter.
Sir James was een man van ongeveer zeventig jaar,
lang en hoekig, met ruw, rood haar, waarin hier en
daar een grijs spikkeltje liep, vooruitstekende jukbeen
deren, hoekige onderkaken en zeer dunne lippen; hij
verstond de kunst om op aangename wijze een gesprek
te voeren.
Mr. Reedy, de plattelandsdokter was een klein, don
kerkleurig man, met kleine zwarte oogen en dun haar,
dat stijf naar achteren geborsteld was; in zijn bewegin
gen was hij rumoerig evenals in zijn spreken, hij kon
omstreeks veertig jaar oud wezen.
De twee geneesheeren gingen de trap af naar de
ruime hal, waar verscheidene gepoederde livreibedien
den stonden te wachten bij de deur der kleine eetzaal;
daar was het tweede ontbijt gereed gezet en wachtte
de hofmeester den beroemden dokter af met een cheque
boek in de hand.
Mr. Reedy fluisterde eerst even met sir James, en
daarop met den hofmeester, die onmiddellijk daarna
de chèque invulde vsor een bedrag, gelijk staande
met de verdiensten van drie maanden van den platte
landsdokter.
Sir James nam de aangeboden chèque aan zonder
er een blik op te slaan, en stak het papier verfrom
meld in zjjn vestzak, zoo achteloos of het niets te
beduiden had.
Toen de heeren aan tafel hadden plaats genomen
bood de hofmeester Sir James een glas madera aan en
vertelde daarbij, dat deze wijn tweemaal de reis om
Kaap de Goede Hoop had gemaakt; bemerkende, hoe
de harde trekken van den beroemden dokter een zach
tere uitdrukking kregen onder den invloed van den
heerlijken wijn, gevoelde de oude dienaar zijn vrijmoe
digheid aangroeien en vroeg«Wel, dokter, hoe denkt
u over den toestand van mijn meester
Oogenblikkelijk zette sir James zijn gelaat in een
professioneele plooi, schudde het hoofd een weinig en
antwoordde bedachtzaam »Waar leven is, is hoop.«
•DokterBateman zweeg een oogenblik. •Mijn
heer
•Spreek, vooruitWat wilt ge zeggen
•Dokter,» begon de hofmeester, terwijl hij de karaf
met den heerlijken wijn in de hand gereed hield om
nog eens in te schenken, «ik bid u, sta mij toe, dat
mijn meester nog eens van dezen madera proeft. Het
is zoo hard, mynheer, werkelijk, het is zeer hard, dat
hij geen dropje van dien kosteljjken wijn mag drinken,
terwijl hij er kelders vol van heeft. Hij lijkt nu iemand
op zee, aan alle kanten door water omringd en toch
stervende van de dorst. Ach dokter, hij heeft van zijn
leven lang den besten wijn gedronken, hij had er over
vloed vanAch, laat hem een enkel glas drinken
misschien bedoelt, Mr. Greedy.*
•Mijn naam is Reedy, sir James. Doch dit doet niets
ter zake. Ik wil u doen opmerken
•O, neem mij niet kwalijk, Mr. Mr. Reedy,»
herhaalde de plattelandsdokter, terwijl hij de R met
veel nadruk uitsprak.
•Greedy, ja juist! Nu weet ik het, en ik zal het
niet meer vergeten. Maar gij wildet mjj doen op
merken
•In de eerste plaats, geachte heer,» antwoordde Mr.
Reedy met ingehouden verontwaardiging, vertrouw ik,
dat ge een geneesheer niet aansprakelijk acht voor het
overlijden van zijn patiënt.*
•Wel zeker niet! Volstrekt niet!» verklaarde sir
James nadrukkelijk. «Daarvoor kan niemand aanspra
kelijk gesteld worden*.
•Maar ik dacht het verlof aan Bateman
om den lord wijn te geven, terwijl ik aderlatingen,
trekpleisters en gortwater heb voorgeschreven, ik
dacht, dat ge rekening zoudt houden met de door mij
gevolgde geneeswijze».
Sir James was een slimme Schot. Met slechts wei
nige shillings in den zak had hij de noordelijke Hoog
landen van zijn geboorteland verlaten, om aan de
Theems zijn geluk te zoeken, en thans stond hij aan
het hoofd der geneeskundige faculteit te Londen. Stel
lig zou hij niet zoo spoedig in aanzien gekomen zijn,
als hij niet zoo goed de kunst had verstaan om de
huik naar den wind te hangen en naar de teekens
des tjjds te zien. Ook had hij geleerd op de zwakhe
den der menschen acht te geven; oogenblikkelijk be
greep hij daardoor, dat het geheel nutteloos was hier
te redetwisten over eene behandeling die hij verkeerd
achtteDaarom legde hij zijne hand op den arm van
den plattelandsdokter en zeide ernstig
ag-
ol-
•Bateman, Bateman,» riep Mr. Reedy verschrikt
uit, »wil je dan je meester vermoorden? Een glas wjjn
is voor hem hetzelfde als een glas vergift!»
•Wel«, viel nu sir James in, een beetje bewogen
door de woorden van den hofmeester, maar nog veel
peer door den heerlijken smaak van den wijn, «alles
welbeschouwd, geloof ik, dat een paar glazen van de
zen wijn lord Asherton geen kwaad zouden doen.«
•Natuurlijk ben ik genoodzaakt mij naar uw oordeel
te schikken, sir James,* verklaarde Mr, Reedy met blijk
bare teleurstelling, »maar ik gevoel mij verplicht te
zeggen, dat ik niet verantwoordelijk wil gesteld wor
den voor de gevolgen.»
•Och. goede heer, het eenige gevolg zal de dood zijn,
maar die is in dit geval toch onvermijdelijk,* fluister
de sir James Duncan.
Dit fluisteren was echter luid genoeg voor Bateman,
die met de karaf in de hand bij de tafel stond, en
voor de drie livreiknechts bij het buffet, om te hooren
en daaruit te begrijpen, dat weldra Asherton Castle
een nieuwen eigenaar zou krijgen.
•Sir James Duncan en ik wenschen onze geneeskun
dige beraadslagingen te houden», zeide Mr. Reedy
ietwat blufferig tot Bateman.
De goedafgerichte livreibedienden begrepen deze
wenk en verlieten oogenblikkelijk het vertrek.
•Geachte heer,« begon Mr. Reedy, «niemand zal be
ter weten dan gij zelf, hoe noodig het is, dat de goede
naam van een geneeskundige ongerept blijft. De
mijne is mij dierbaarder dan het licht mijner oogen.»
•Ja, dat begrijp ik zeer goed», antwoordde sir James,
met den mond vol pastei en volmaakt onverschillig
omtrent den goeden naam van Mr. Reedy. »Ik twijfel er
ook volstrekt niet aan of gij uw adellijken patiënt volgens
de eischen der wetenschap hebt behandeld, als ge dit
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 600
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
gen van dien aard, zooals Schinkelhaven
in Watergraafsmeer hebben ook reden
klagen.
Doch vooral onze badplaats Zandvoort. De
vaste badgasten komen wel, maar de daggas-
ten blijven te veel weg. Voor een badplaats
is zonneschijn en flinke warmte veel meer een
behoefte dan voor boschrijke oorden.
Ten eerste is 't aan 't strand altijd koeler dan
binnen in het land; dat maakt bepaald nog al
eenige graadjes verschil en dan, ga eens ba
den of zwemmen ot langs ’t water promenee-
ren, als ’t regent of als de lucht er druilerig
uitziet, net als een jongen, die zoo aanstonds
beginnen zal te huilen.
In de boschrijke oorden kan men dan nog
wel verkeeren, maar aan de zee in ’t geheel
niet. Een mooien of een regenachtigen Zondag
maakt voor Zandvoort een verschil van dui
zenden, wat de bezoekers, de daggasten be
treft. Niet, dat die menschen nu allemaal zoo
veel verteren, maar de groote massa doet
toch den Zandvoorters heel wat verdienen en
dan is ’t in de eerste plaats voor die bezoe
kers zelf zeer jammer. Men wil zoo gaarne
eens eenige uren de groote stad met z’n drukke
beweging ontvluchten. Per electrische tram
en per trein en ook zeer veel per fiets gaat
’t zeewaarts. Om de tien minuten gaat een
Ik zou ook durven klagen:
zomer
Midden in Juli en een Maartsche tempera
tuur. Regen in overvloed en als ’t maar een
ietsje op warmte begint te gelijken, is de
lucht dadelijk overstuur en begint het te on-
weeren, alsof er na een tropisch heeten dag
eindelijk ontspanning moet komen. Het is te
hopen, dat er spoedig een gunstige verande
ring kome, want alles, wat het van droogte
en zonneschijn, van mooi zomerweder moet
hebben, is nu met recht aan 't klagen, steen
en been aan ’t klagen. Want daar is ’t nu
reeds midden Juli, als de groote vacantie-
drukte begint en dan zit je opgescheept met
zulk weer.
Ik wil voor Den Haag en Scheveningen ge-
looven, dat ze veel voordeel hebben van de
Vredesconferentie, van al die hooge staatslie
den, deskundigen op militair of rechtskundig
gebied, met hunne secretarissen en wat er ver
der bij behoort, maar als de zomer niet beter
wordt, heeft Scheveningen nog schade; die
deftige luiden brengen wel zeer veel geld
en er zijn telkens feestelijkheden, die deftig
aangekleed worden, maar de groote massa moet
het ’m toch doen.
Zoo gaat ’t ook met onze stad. Al is er
voor 't bezoeken van Amsterdam en zijne
bezienswaardigheden niet zulk prachtig weer
noodig, toch is en blijft het waar, dat de men
schen met warm zonnig weder er eerder op
uittrekken.
Men kan ’t ook bemerken aan ’t bezoek van
Volendam en Marken. De beide bootjes, de
gemeentelijke en de particuliere boot, hebben
wel eens meer publiek vervoerd om het vooral
voor buitenlanders zoo eigenaardige reisje te
maken: binnendoor langs Broek in Waterland
naar Monnikendam en Volendam, dan over
steken naar Marken en verder over de Zui
derzee terug.
Het is voor die buitenlanders een mooi
reisje. Ons land moest bij hen wel een ver
keerden indruk maken. Zij zien op schilde
rijen en reclames altijd Volendammer en
Marker en Urker kleederdrachten afgebeeld,
ze zien molens en aardige brugjes en lage lan
den en water, maar vooral het eerste: die
ouderwetsche menschen met ouderwetsche ge
zichten, dito kleeding, dito woning. Geregeld
zitten buitenlandsche schilders te werken in
Volendam, meerdere stukken onzer voornaam
ste schilders behandelen Volendammer en
Marker tooneeltjes; fabrikanten gebruiken
Volendam op hunne reclames en als bijv, de
bekende Batavier-lijn, die een geregelden da-
gelijkschen dienst onderhoudt tusschen Rot
terdam en Londen, als die maatschappij de
Engelschen wil opwekken om met hare booten
een goedkoop reisje naar het vasteland en naar
typisch Holland te maken, dan neemt ze eenige
echte Amsterdammer of Rotterdammer jon
gens in dienst, steekt die in de wijdste vis-
scherbroeken met de grootste klompen, die er
te bedenken zijn en stuurt ze zoo naar Lon
den, waar een schouwburg vol bezoekers ap
plaudisseert en op de maat mee klapt in de
handen, als die Hollandsche jongens, druk klos
sende met hunne zware klompen, de zaal bin
nenstappen. Bij de laatste reclame-stoet, die
onlangs naar Londen gestuurd werd, waren
zoo waar twee echte Volendammer meisjes.
(Zoo tusschen haakjes gezegd, houdt men hier
in Amsterdam ook zeer veel van jeugdige
dienstboden en kindermeisjes uit Volendam en
dan met die echte kleeding aan. Het is me
steeds een raadsel, waar al die echte Volen
dammer meisjes van daan komen. Je ziet ze
bij massa’s in onze stad, zoodat men wel tot
de gevolgtrekking moet komen, dat de huwe
lijkszegen in dat visschersdorp exorbitant groot
is of dat die dienstmeisjes net zoo echt
Volendamsch zijn als die reclame-jongens van
de Batavier-lijn.)
Die buitenlanders moeten wel de idee krij
gen, dat de groote menigte in Nederland nog
steeds woont en leeft als op die schilderijen
en reel ameplaten is afgebeeld. En komen ze
dan in ons land, in onze steden, dan zien ze
alles gelijk als in ’t buitenland.
Doch maken ze dan zoo’n reisje met een
dier bekende bootjes, dan zien ze, wat ze over
al in ons land meenden te zullen vinden.
Vooreerst die tocht door Waterland, dat zoo
terecht z’n naam draagt; overal water, vaarten,
poelen, plassen en daar nauwel.jks boven uit
stekende het land, dat haast geen land is, met
z’n prachtige groene tinten. Ze zien werkelijke
molens met wieken. En dan komen ze in die
visschersplaatsen, waar alles werkelijk zoo is,
als ze het op die schilderijen zagen: die zelfde
huisjes, die kokette bruggetjes over smalle
vaartjes, die ouderwetsche menschen in' typi-
tram en heel vaak een trein, waarop de bord
jes «Amsterdam Zandvoortvice versa*,
waarlijk wel dienst doen. En duur is ’t ook
niet. Per tram kost de retour hoogstens 85,
per trein 70 cent.
En overvol kan ’t dan aan ’t strand zijn,
zoo vol, dat, wie 't doen kan, er liever op een
dag in de week heen gaat. Men plast in ’t
water zonder al te veel pruderie te toonen en
men komt terug na een dag werkelijk buiten
te zijn geweest.
Nog eens gezegd, het weder moet verande
ren, opdat het groote publiek genoeglijk z’n
reisgeld kan verteren en de zomergelegenhe-
den behoorlijke zaken maken.
VARIA.
Echtgenoot: Weereen nieuwe japon Waar
denk je, dat ik ’t geld vandaan moet halen?
Vrouw: Je moet me niet kwalijk nemen, maar ik
ben niet met je getrouwd om je financiëele adviezen
te geven.
Mijn huishouding, zei Joris Goedbloed tot een
vriend, is het model van een republikeinschen regee-
ringsvorm. Mijn vrouw is minister van financiën, myn
schoonmoeder van oorlog en mijn dochter van buiten
landsche zaken.
En u is natuurlijk de president.
O, pardon, dat is de keukenmeid.
Dat begrijp ik niet, wat is u dan in die re
publiek?
Ik ben het volk, dat de belasting opbrengt.
In een gezelschap vroeg men: Welk onder
scheid is er tusschen een bouwvallig huis, eene oude
coquette en een al te rijpen appel?
Het antwoord luidde:
Het huis valt in, de coquette valt op en de
appel valt af.
Klant (tot schoenlapper): Hoelang woon je hier
al, Stevelman?
Schoenlapper: Dat weet ik niet precies. (Tot zijn
vrouw;: hoeveel huur zijn we schuldig, oudje?
Op school.
Onderwijzer: Beschrijf me den weg, dien je moet
aannemen om op Java te komen.
Jantje: Eerst moet ik naar Rotterdam reizen.
Onderwijzer: Juist, en dan?
Jantje: Dan ga ik op een stoomschip en laat de
rest aan den kapitein over, die moet toch weten waar
hjj moet heenvaren.
Dokter (met zijn oor op de borst van zjjn pa
tiënt) Ik constateer een opmerkelijke zwelling boven
de hartstreek, m’nheer, die moeten we onmiddellijk
doen afnemen.
Patiënt (angstig): Die zwelling is mijn portefeuille
in m’n binnenzak. Neem daar alstublief niet te
veel af.
sche kleederdracht, die visscherspinken; alles
juist zooals ze het in afbeelding hadden
zien.
En dan nog een stukje zeereis en het pas-
seeren der Oranje-sluizen en het groote
scheepvaartbedrijf aan onze kaden tot besluit.
De reis duurt van ’s morgens vóór tienen tot
's middags half vijf. Men is dus mooi voor
den eten thuis. Soms ziet ge de reizigers
terugkomen met een paar kinderklompen, of
een of ander kleedingstuk en ze bewaren die,
alsof ’t echte kunststukken waren.
Doch we hadden ’toverden zomer van 1907.
Bepaald, daar moet verandering komen. De
dikkerts, de cent-kilo’s treffen het. Ze behoe
ven niet te puffen en te blazen van de warmte
als kalkoensche hanen. Maar de groote massa
vindt ’t te koud.
Men mag hier ’s avonds zoo graag buiten
zitten, voor de koffiehuizen en ’t kan hier ook
gauw. Maar heusch, het kon dezer dagen bijna
niet en dat in Juli. Verleden jaar zaten we
in October met meer gemak buiten.
Tolhuis en ’t Kalfje en nog meer inrichtin-
en
tot
V
I
n’ng
OU RA NT.
I
pJLs