De JWdd/M&dh zee*
lIlilR SSEEE ES «TM.
JIMS- ES lHVERlWIElILil)
No. 66.
Zaterdag 17 Augustus 1607.
62e Jaargang.
De Vioolspeler.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
van Ma-
havens als tus-
r.
Vrij bewerkt door AMO.
i.
De handel kreeg toen de
alle zeeën der
De
heerschappij ter zee verplaatste zich naar de
Zoo sprak de metselaarsbaas, begeerig een karwei te
krijgen bij die, welke hij onder handen had.
Percival Graven bekeek het monument van den lord
uit den tijd van koning George II. Een levensgroot
beeld met de onmiskenbare familietrekken der Cravens
stelde lord Haverton, oudste zoon van den regeerenden
lord en lid van het Lagerhuis voor, alsof hij een toe
spraak hield tot zijn medeleden in dat hooge staatscol
lege. In de hand hield hij een rol papier, waarmede
hjj zijne woorden in de hoofden zijner toehoorders
scheen te willen hameren.
Die rol papier herinnerde Percival aan het pakket,
dat zijn oom hem had overhandigd met den last, het zoo
spoedig mogelijk na zijn dood te openen! Percival had
er spijt van, dat hij nog niet aan het verlangen van zijn
oom had voldaan; doch hij troostte zich met de overwe
ging, dat alles beschouwd, de zaken waarmede hij
zich nu bezighield, meer dringend van aard waren.
Doch nu gaf hij den verheugden metselaarspatroon
volledige vrijheid, om naar zijn beste weten te hande
len, stapte in zijn rijtuig en reed naar het kasteel te
rug. Zoodra hij daar den drempel had overschreden,
werd opnieuw onmiddellijk zijn oordeel gevraagd.
Dien dag had hij nauwelijks tijd zjjn middagmaal te
gebruiken, nog veel minder om het pakket te openen.
Het was reeds laat in den avond, toen hij zijn kamer op
zocht.
Nu vergat hij het niet.
«Breng nog wat brandhout,» zeide hij tot zijn knecht,
«zet de tafel dicht bij het haardvuur en steek een
flink getal kaarsen aan.
Schuif dien armstoel bij den haard en laat mij al
leen. Ik heb van avond nog veel te doen en zal mis
schien tot laat in den nacht moeten opzitten.»
Toen al zijn bevelen waren uitgevoerd en Percival
steden der wereld,
geheele wereld als terrein en
wereld werden van uit Europa bevaren.
wordt; doch Italië, dat zich Tunis voor den
neus liet wegkapen, dat zijn voorgenomen ver
overing van Abessinië in een smadeli jke neder
laag zag verkeeren, dat Tripoli niet durfde ne
men en ook aan de kust van China bot ving
toen daar de andere groote mogendheden,
landbezit verkregen, telt niet mede.
Frankrijk dan bezette het geheele reus
achtige Noordwesten van Afrika. Alleen Ma
rokko, juist tegenover Gibraltar en naast Al-
gerië gelegen, bleef onafhankelijk.
Spanje bezat er reeds van ouds enkele kust
plaatsen, o. a. Ceuta en Melilla, doch mocht
zijn oudere rechten op meer deelen
rokko niet doen gelden.
Frankrijk en Engeland kuipten in dit land
en zochten op den Sultan en het land invloed
te krijgen.
Dit ging zoo door, tot Engeland, met het
doel om het sterke en vooruitgaande Duitsch-
land te isoleeren, een entente met Frankrijk
sloot; daarbij werden verschillende, tusschen
beide landen hangende kwesties, opgelost.
Frankrijk erkende de Britsche positie in
Egypte en zou daarvoor zoo ongeveer de vrije
hand krijgen in Marokko.
Duits chland zweeg tot voor een paar jaren.
Toen scheen Frankrijk zijn slag te willen slaan.
(Ondertusschen was Spanje, dat de oudste
«rechten» op Marokko had, goedgunstig in de
Engelsch-Fransche vriendschap opgenomen.)
Maar toen begon men zich in Duitschland te
roeren en er scheen kans op een oorlog, die
den vorigen Fransch-Duitschen oorlog en ook
den Russisch-Japanschen krijg in de schaduw
zou stellen. Als Chamberlain nog in Engeland
minister ware geweest, zouden hem de vingers
gejeukt hebben.
Het kwam gelukkig tot een accoord: de
conferentie van Algeciras (in ’t Zuiden van
Spanje, dicht bij Gibraltar) zou de zaken van
Marokko regelen. Op deze conferentie bleek
Duitschland slechts één helper te hebben, nl.
Oostenrijk; want Italië hield het met de te
genpartij.
Deze conferentie heeft echter, ’t blijkt dui
delijk, geen eindoplossing gebracht en ’t schijnt
dat Frankrijk (met Spanje) toch de baas zal
worden in Marokko.
Het blijft de moeite waard, de gebeurtenissen
te volgen en te zien, waar dit land heen gaat,
dat met Gibraltar den westelijken sleutel der
Middellandsche zee vormt.
o
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
alleen was, nam hij het pakket uit de lade en legde
het naast zich op de tafel. Daarop nam hij plaats in
den grooten armstoel en verviel in een droomerige
overpeinzing; aan zijn kasteel, zijne landgoederen, zijn
titel, zijn rijkdom dacht hij niet, maar wel aan de uit
verkorene zijns harten, aan de sohoone en beminnelijke
Gwendolin Lascelles.
Het haardvuur en de waskaarsen wierpen een hel
der licht op den jonkman in den grooten armstoel.
Zijn gelaat vertoonde al de familietrekken der Cra
vens, doch de harde aristocratische trots werd verzacht
door eene uitdrukking, die alleen door echte menschen-
liefde op iemands gelaat wordt te voorschijn geroepen.
Percival Graven was geen schoon man, maar hij was
een man met veerkracht, hij had een eigen wil, zijn
hart was vervuld met edelmoedige gevoelens en hij
was standvastig in zijn eens genomen besluiten. Wan
neer zulk een man bemint, dan doet hij dat met heel
zijn hart dan is zijne liefde onverdeeld en onveran
derlijk.
«Mijne onvergefelijke Gwendolin, mijne bruid, mijne
gravin, koningin van mijn hart! O God, hoe kan ik
U naar behooren danken voor deze liefdelijke gaven? Ik
duizel bijna, als ik aan mijn groot geluk denk. Welk
een schat wordt weldra aan mijne handen toevertrouwd!
Hoe nabij is mijn geluk, feeder geliefde bruid! Gwen
dolin, mijn liefste!»
Reeds in Percival’s vroegste kindsheid hadden
de familiën Avonmore en Asherton de afspraak ge
maakt, dat Gwendolin en Percival met elkaar zouden
trouwen, en de natuurbad meegewerkt ten gunste van
’t plan. Reeds als kinderen dwaalden zij met elkaar
door de statige lanen van Asherton of langs de fraaie
rivieroevers van Avonmore. Opgroeiende werd voor
Gwendolin een uitzondering gemaakt op de afzonde-
HOOFDSTUK IV.
10). (Vervolg.)
Den laatsten keer, dat de grafkelder werd geopend,
werd daarin het lijk geplaatst van Percival’s vader,
die stierf, toen zijn zoon nog een klein kind was. De
Cravens waren nooit een talrijk geslacht geweest, en
Percival stond op merkwaardige wijze alleen. Hij had
geen vader, geen moeder, geen broeder of zuster, geen
oom of tante, zelfs geen neef of nicht; kwam hij kinder
loos te overlijden, dan was met hem een der oudste
adellijke geslachten van Engeland uitgestorven. In
den namiddag werd de tegenwoordigheid van den
nieuwen lord gevorderd in de abdijkerk. Hij reed er
heen in een gesloten rijtuig en bekeek den grafkelder;
toen hij in de kerk terugkeerde, wachtte de metselaars-
patroon hem op met vele buigingen om hem te raad
plegen
«Er zal natuurlijk wel een gedenkteeken worden op
gericht voor den ontslapen lord,« sprak de waardige
patroon. «Zou mylord zoo goed willen zijn, een plek
aan te wijzen, die nu reeds zou kunnen gereed gemaakt
worden. Mijne werklieden zijn nu toch hier aan het
werk; dat zou dus moeite en kosten besparen.»
Zijne bedoeling wasde rustplaats van den lord uit
den tijd van koning George II een weinig rechts te
brengen, dan verkreeg men links de noodige ruimte
voor een prachtig monument voor lord Richard.
ring, waarin een dochter uit den hoogen adel werd ge
houden, en ontlook de liefde tusschen de jonge lie
den onder de oogen van hunne ouders.
Nu was hij vijf en twintig en zij twee en twintig
jaar oud gewordenhet tijdstip van hun huwelijk
was reeds bepaald, zwarigheden waren er niet te over
winnen; hun karretje reed op een zandweg. Was het
een wonder, dat Percival aangegrepen werd door ze
kere vrees, voor het overmatige geluk, dat hem wacht
te? Eindelijk ontrukte hij zich aan zijne overpeinzin
gen en met een gevoel van zelfverwijt en schaamte
nam hij het pakket van de tafel op, om het te
openen.
«Hoe zelfzuchtig van mij, dat ik zoo lang zit te
denken aan mijne schoone toekomst, terwijl mijn oom,
die als een vader voor mij zorgde, daar dood terneder
ligtDierbare oom, al de wenschen, die gij in deze
papieren hebt uitgesproken, zullen vervuld worden;
elk onrecht, dat gij mocht gepleegd hebben, zal wor
den hersteld, indien het slechts mogelijk is.«
Het is een vrij algemeen verspreid bijgeloof, wan
neer hét tenminste bijgeloof genoemd mag worden,
dat zeker somber voorgevoel ons vei ontrust bij ’t na
deren van onverwachte slagen van ’t noodlot. Zulk
een voorgevoel bespeurde Percival niet,toen hij ietwat zor
geloos het zegel verbrakhet koord doorsneed en den
omslag opende, waarin papieren geborgen waren die
alle zoete hoop in zijn hart zouden vernietigen, ja, alle
vooruitzichten, die hij sedert zijn jeugd had gehad.
Terwijl hij las, werd hij zoo bleek als een lijk; hij
rilde over alle ledematen, ofschoon hij dicht bij het
haardvuur zat. Met open mond zat hij wezenloos
voor zich uit te staren, terwijl zijn hart van weedom
ineen kromp en het zweet hem op het voorhoofd
parelde- Wordt vervolgd}.
Wanneer we als kinderen op de school, na
de kaart van Nederland, voor ’t eerst de kaart
van Europa kregen, leek ons landje zoo klein,
de Zuiderzee een plasje. De Middellandsche
zee, dat was nog eerst een reuzenzee; op de
kaart leek ze even groot als de Atlantische
oceaan, die toch een der vijf wereldzeeën was.
Later, op de wereldkaart, daalde ons res
pect voor de Middellandsche zee een weinig,
omdat we toen zagen, dat de wereldzeeën toch
veel grooter waren.
En toch is ze een zee, die altijd van de
hoogste beteekenis is geweest. Hare belang
rijkheid is bijna zoo oud als de beschaving,
bijna zoo oud als het menschdom, sedert dit
zich in staten en volken verdeelde.
De Phoeniciërs bevoeren haar reeds lang
voor den tijd van Israëls wijsten koning; ja,
tijdens diens regeering moeten ze zelfs Afrika
reeds zijn omgezeild. Vóór de stichting van
Romehadden ze reeds Carthago en Marseille ge
sticht, hetgeen bewijst, dat ze de geheele Mid
dellandsche zee doorkruisten.
De Grieken, die eerst de eilanden in en de
kustlanden om de Aegeïsche zee koloniseerden,
voeren later naar Sicilië en Zuid-Italië; het
laatste werd zelfs Groot-Griekenland genoemd.
Toen kwamen de Romeinen, die een wereld
rijk stichtten en van de Middellandsche zee
een binnenzee maakten. Dit had hun moeite
gekost, want zij, die een land-, maar geen
zeevolk vormden, moesten eerst met de
Carthagers dingen om de heerschappij ter zee.
Later, toen de Germanen opkwamen, wer
den ook Noord- en Oostzee van belang,
terwijl de stoute Noormannen reeds vóór ’t
jaar 1000 Ijsland en later ook Amerika be
reikten.
Doch steeds bleef de Middellandsche zee
van ’t hoogste belang. In de Middeleeuwen
ontwikkelden zich de Italiaansche handelsste-
den, Venetië, Genua, Pisa, tot handelsplaatsen
van den eersten rang.
Daarna kwamen ook de Nederlanders, die
eerst de Noord- en Oostzee in beslag namen
en daarna hunne vrachtvaart uitstrekten tot de
landen aan de Middellandsche zee.
Doch toen kwamen de ontdekking van Ame
rika en Indië en dat verdreef de hegemonie
van de Middellandsche zee en zette de Itali
aansche steden uit hun rang van eerste zee-
sche zee zich in het midden van zijne uitge
strektheid vernauwt tot een breede zeestraat.
Nog zorgde Albion er voor, dat Rusland
met zijne oorlogs-marine van uit de Zwarte zee
geen toegang tot de Middellandsche zee be
kwam, doordat de Dardanellen voor oorlogs
vaartuigen gesloten werd verklaard.
En toen Rusland, met behulp van Rume-
nië, in 1877’78 met veel moeite de Turken
versloeg en reeds Constantinopel genaderd
was, kwam Engeland met zijne vloot en dwong
de Russen terug te gaan en zich met een
stuk van Turksch Armenië tevreden te stel
len. Als loon voor zijn belangelooze hulp kreeg
het ’t eiland Cyprus, geheel in ’t Oosten der
Middellandsche zee, in bezit.
Doch de grootste slag werd daarna geslagen:
In 1882 werd de tweede sleutel veroverd.
Fransche energie groef het Suez-kanaal,
dat door Egyptisch grondgebied gaat, doch
Engeland wist steeds meer aandeelen in dit
kanaal in bezit te krijgen en kocht in 1875
voor 50 millioen gulden de Suez-aandeelen,
die de vorst van Egypte bezat.
In 1882 volgde het bombardement van
Alexandrië, de havenstad van Egypte, en
daarmee vestigde Engeland voor goed zijn in
vloed in de Nijldelta en aan het Suez-kanaal.
Waarom kwam thans het vasteland van
Europa niet tusschenbeide, zooals in 1878,
toen Engeland de Russen van de Turksche
hoofdstad dreef?
Zou men de oorzaak niet moeten zoeken in
den Fransch-Duitschen oorlog? Bismarck had
de hegemonie ter land aan Duitschland ge
bracht. Maar Bismarck was, zooals hij zelf
getuigde, geen koloniaal-mensch, de Duitsche
handel ter zee was nog niet wat hij nu is
en de Duitsche koloniën moesten nog komen.
Frankrijk-alleen, dat om zijn koloniaal be
zit en om zijn recht van eerstkomende in Egyp
te het meeste belang bij het Suez-kanaal had,
leefde in vijandschap met en nog onder den
druk van Duitschland en kon alleen niets
beginnen.
Zoo kon Albion zich in Egypte nestelen, om
dit land langzamerhand geheel onder zijn in
vloed te brengen.
Frankrijk zat echter niet stil, maar breidde
van uit Algerië en Senegambië zijn heerschap
pij over het geheele Noordwesten van Afrika
uit. Tunis werd genomen, ten spijt van Italië,
dat ook zoo gaarne wil koloniseer en, sedert
het bij de groote mogendheden gerekend
Noordzee, naar Nederland en Engeland.
Deze landen verzuimden echter niet, een
drukke gemeenschap te onderhouden met de
landen aan de Middellandsche zee, waar wel
geen Indische producten groeiden, maar die
toch in overvloed vruchten opleverden, die in
het koudere Noorden niet konden gedijen.
De Middellandsche zee was ook voor een
belangrijk deel getuige van den strijd tusschen
Christendom en Halve Maan. (Denk hierbij
aan de tochten der Kruisvaarders, der Vene-
tiërs, der ridders van Malta, aan den steg bij
Lepanto.)
In de tweede helft der 19e eeuw gaf einde
lijk het Suez-kanaal, het werk van den ge
malen Franschman Ferdinand de Lesseps, aan
de Middellandsche zee een grootere beteekenis,
doordat daardoor de verbindingsweg liep naar
het Oosten.
Dit Suez-kanaal maakte, dat de groote bin
nenzee twee uitgangen kreeg: Gibraltar en
Port-Saïd.
En nu moeten we de geniale staatkunde
van Engeland bewonderen.
Engeland, dat overal op de wereld zijne ko
loniën en bezittingen heeft, zorgde er steeds
voor, tusschen het moederland en die bezittin
gen de noodige eilanden en
schenstations te verkrijgen.
Dit laatste was altijd van beteekenis, om
dat handels- en oorlogsschepen overal steun
punten vonden; en vooral voor Engeland van
belang, omdat dit land voor een groot deel
den wereldhandel in handen heeft en mach
tig genoeg is die tusschenstations te verde
digen.
Engeland nu, dat reeds met vaste plannen
de hegemonie ter zee beoogde, toen zijn handel
nog slechts een vijfde deel van die der Ne
derlanders was, zorgde ook in de Middel
landsche zee vasten voet te krijgen door het
bezetten van Gibraltar en Malta. Gibraltar
werd, in vereeniging met de Nederlanders, ver
overd, in den Spaanschen successie-oorlog.
Bij den vrede hield Engeland deze sterke
vesting, den sleutel der Middellandsche zee,
voor zich alleen.
Op Malta werd het de erfgenaam der Mal-
teser ridders en bezat daarmede een sterk
punt juist op de plaats, waar de Middelland-
f
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
L
i.
1.
J
Q.
V.
COURANT.
r I
1 1
o