MEUWS- ES 1IIÏEKTEÜTIIBL1D
II.
I WK SUIT D «ISMES.
J
No. 67*
Woensdag 21 Augustus 1207.
62e Jaargang.
BEROEPSKEUZE.
t,
g
De Vioolspeler.
Uitgever: B.
Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
FALKENA Mzn., Singel,
■I
ent
PB
rv'
kijkt zijns meesters woede spot-
9
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
t
f
een aardig
keerde hij in de meening dat zijn heer met die Itali-
aansche dame slechts veer zijn genoegen samen
woonde.
Onmiddellijk na den dood van mijn broeder verliet
de man Palermo met den knaap, dien hij bij mij moest
brengen. Het vaartuig waarmee zij vertrokken, leed
schipbreuk; gelukkig werden zij opgenomen aan boord
van een schip, dat bestemd was naar de kust van Afri
ka, en zoodoende duurde het lang, voordat zij bij mij
aankwamen. Zij hadden veel ontberingen moeten ver
duren en hadden veel oponthoud gehad; wat dit gedeel
te van zijn verhaal betrof, kon ik de waarheid onder
zoeken bij den kapitein van het schip, dat nog op de
Theems lag.
«Waar is de knaap vroeg ik.
«Hij is beneden,* antwoordde de man, en onmiddellijk
vroeg hij of ik den jongen eens wilde zien.
Hij werd boven gebracht het was een ziekelijke
knorrige jongen, maar toch een Graven in eiken trek
van zijn gelaat. Ik vroeg hem waarom hij niet onder
de hoede van zijne moeder of van hare bloedverwanten
was gesteld. Hij antwoordde dat de signora nog voor
zijn vader gestorven was aan dezelfde koorts, waaraan
ook zijn vader stierf;—en aangezien zij afkomstig was van
Florence, had zij op het eiland Sicilië geen bloedver
wanten.
Ik gaf den man een som gelds voor zijn moeite, niet
zoo groot dat hij kwaad vermoeden kon opvatten, en
niet zoo gering, dat hij zich teleurgesteld kon gevoelen.
Ik verzocht hem, voor het kind te zorgen en begon
toen in ’t geheim te onderzoeken naar de waarheid
van hetgeen in den brief van mijn broeder vermeld
stond. In stilte hoopte ik, dat aan de waarheid wel
iets zou haperen.
Alles kwam echter precies uit, Henry Graven en
Giulia Gellini waren in Schotland getrouwd. Ik vond
het huwelijksregister, op de plaats door Henry aange
duid, en bovendien ook in het doopregister den doop
van den knaap, een jaar later in hetzelfde Schotsche
dorp. Ik zond een geheim agent naar Sicilië, liet naar
de schipbreuk onderzoeken, doch, tegen mijne ver
wachting, bleek alles de volle waarheid te wezen.
De knecht en het kind stonden bekend als te behoo-
ren bij een voornamen Engelschen lord te Palermo.
Dit werd bevestigd door de geredde bemanning van het
verongelukte schip. Gij behoeft niet te vragen hoe ik
gehandeld heb. Ik ben vijftig jaar lang graaf van
Asherton gebleven. Maar een mensch moge slecht of
goed zijn, iets goeds steekt er toch wel in ieder
zoo was dan ook mijn eerste voornemen, zoodra ik de
waarheid kende, rechtvaardig te handelen en den recht-
matigen erfgenaam te herstellen in het bezit zijner
goederen.
Ja, ik was daartoe besloten en op het punt van mijn
besluit tot uitvoering te breneen, toen ik de uitnoodi-
ging kreeg om in het gevolg van den Prins van Wales
de eene of andere plechtigheid te Windsor bij te
komen wonen. Als jongere zoon uit een adellijk ge
slacht, was ik vroeger zijn nederige vriend geweest
nu stond ik zoo goed als op gelijken voet met hem,
althans zoover dit mogelijk is tusschen een pair des
rijks en een prins van den bloede. Ook was ik aan
hem gehecht.
De weinige dagen, die ik toen in gezelschap van den
prins en zijne makkers doorbracht, waren voldoende
om elk edel gevoel in mij te dooden.
Ik besefte, dat zij mij een dwaas zouden noemen als
ik de waarheid bekend maakte, waarvan niemand eenig
vermoeden had, en dat ik zou afdalen van het stand
punt, hetwelk ik op dat oogenblik onder hen innam.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Het aantal dergenen, die klagen, dat ze weinig of
in ’t geheel niet ophebben met ’t werk, ambacht,
de betrekking die ze vervullen, het ambt dat ze be-
kleeden, is niet gering. Ik heb menigeen hooren zeg
gen: Als ik alles geweten had, zou ik me wel ge
wacht hebben schoenmaker, onderwijzer, winkelbe
diende, of wat men meer wil noemen, geworden te
zijn. Zij allen vonden zich teleurgesteld in hunne ver
wachtingen; zij allen hadden denkelijk niet gedacht
aan de moeite en bezwaren die zich bij eiken arbeid,
om het even of deze met de handen of met ’t hoofd
plaats heeft, voordoet. Hoe dit komt, wat er de voor
name oorzaak van is? Het komt mij voor, dat er inde
gezinnen nog veel te weinig gelet wordt op den aan
leg der knapen voor het een of ander ambacht, voor
Ik wilde echter ditmaal per trein, om de
nieuwe wagens eens te zien, die thans gere
geld de bordjes: «AmsterdamZandvoort, vice
versa* dragen. De Holl. spoor komt wel haast
met ’t zout als ’t ei op ismaar och, er ko
men nog meer jaren. Werkelijk mooie wagens,
zoowel van buiten als van binnen. De balcons
zijn met hekjes afgesloten en mogen zoo- en
zooveel personen dragen; een glasbeschutting
houdt regen en koude buiten. In de wagens
een flink middenpad met dwarse zijbanken,
elk voor twee personen, aan weerszijden. De
le en 2e klassen zien er natuurlijk fijn uit,
doch ook de lange 3e klasse-wagens zijn keu
rig in djatihout uitgevoerd en verdeeld in «roc
ken* en «niet-rooken*. Verder doelmatige
ventilatie en ’s avonds keurige verlichting,
’t Is geheel Nederlandsch fabrikaat. (Beynes
te Haarlem en de Ned. fabriek v. Werkt, en
Spoorwegmateriëel alhier.)
Ik zou dan naar Haarlem.
Op het Damrak haalt me iemand in, die me
al spoedig weet
van
De
zoo-
’t een en ander vraagt en
ik, dat hij naar Haarlem wil gaan, om
daar de tram te nemen naar Hillegom.
man wil de bloembollen zien, waar hij
veel van gehoord heeft.
Ik beduid hem, dat de bollen er wei zijn,
maar dat de bloemen, die ’t verrukkelijk ge
zicht geven, reeds lang weg zijn, zoodat er
aan de bollenvelden niets te zien is.
De man, die juist niet erg op de hoogte
schijnt te zijn, toont z’n teleurstelling en
schijnt te overwegen, het reisje op te geven.
Ik raad hem echter aan, toch maar te gaan,
en de omgeving noodi-
want èn Haarlem-zelf
gen tot een bezoek.
Al loopende en rijdende praten we zoo
door. Daar m’n gezel niet heel geleerd lijkt,
neem ik alles ook maar van den lossen kant.
Toen ik sprak over Teyler’s museum en m’n
amice verklaarde op schilderijen gauw uitge-
keken te zijn, deed ik hem opmerken, dat
die Teylergestorven in 1778, wel zeer rijk
moet geweest zijn. Dan haalde ik aan, dat er
nog steeds families zijn, die recht op z’n geld
meenen te hebben.
Ja, die Teyler moet wel rijk en gelukkig
geweest zijn en zal zeker ook wel grootsch
geleefd hebben, hoorde ik opmerken.
Daarop hernam ik: Toch moet Teyler zoo
gierig zijn geweest, dat hij voor niemand te
genaken was en nauwelijks van zijn schatten
land, alles overlatende aan de handen van zijne agenten.
Gij weet, of kunt gemakkelijk vernemen, hoe ik ge
leefd heb. Het is reeds genoeg, als ik zeg, dat ik de
vertrouwde vriend was van George, den prins van Wa
les; dan begrijpt ge wel, dat er weinig ondeugden ge
vonden worden, waaraan ik mij niet schuldig gemaakt
heb. Zulk een leven leidende en bovendien aan het
spel verslaafd, waren mijne geldmiddelen uitgeput,
toen ik de tijding van mijns broeders dood ontving en
ik was op het punt om voor schulden gegijzeld te
worden.
Hjj stierf ongehuwd, naar men algemeen geloofde,
op het eiland Sicilië en alzoo werd ik nu graaf van
Asherton. Ik betaalde mijne oude schulden, maar ik
maakte andere en verkwistte veel hierover zal ik nu
echter niet verder uitweiden.
Op zekeren dag, omstreeks twee jaar nadat ik lord
Asherton was geworden, werd mij gezegd, dat een man
mij wegens een dringende zaak wenschte te spreken.
Ik herkende hem onmiddellijk als den vertrouwden
knecht, dien mijn broeder had gediend. Hij bracht mij
een eigenhandig geschreven en verzegelden brief van
mijn broeder Henry; de man had aan zijn heer onder
eede moeten beloven, dat hij dat schrijven na den dood
zijns meesters aan mij zou overhandigen.
Zoo zorgeloos als gij mijn brief nu hebt geopend,
even zorgeloos opende ik het schrijven, waaruit ik de
noodlottige tijding vernam dat ik in waarheid niet de
graaf van Asherton was. Weinige jaren geleden was
Henry wettig getrouwd en uit dit huwelijk was een
zoon geboren, de rechtmatige erfgenaam, dien hij ernstig
aan mijne zorgen en bescherming toevertrouwde.
Ik ondervroeg den man nauwkeurig en herhaalde
malen, doch hij aarzelde nimmer met een antwoord.
Hij wist niet wat er in den brief stond, blijkbaar ver-
Ik liep onlangs van den Dam langs het Dam
rak, ten einde den trein te nemen naar Haar
lem. Wie naar het Noorden gaatnaar
Friesland of Groningen, ot naar Arnhem of zelfs
naar Rotterdam, om maar geen grootere af
standen te noemen, ziet altijd vooruit z’n spoor
boekje na om een geschikten sneltrein uit te
zoeken. Wie in kleinere plaatsen even moet
sporen, al is ’t ook dicht in de buurt, doet
eveneens. Van Amsterdam naar Zandvoort is
dat zelfs noodig, vooral als ’t niet in ’t aller
drukste seizoen is. M$ar voor de route Am
sterdamHaarlem is dat niet noodig, ten min
ste als men niet ’s morgens heel vroeg of
’s avonds laat is; want dan rijden de treinen
niet zoo dikwijls. Maar overdag rijdt er om
het kwartier een trein en als je dus even te
laat bent voor den éénen trein, ben je juist
vroeg genoeg voor den volgenden.
Zoo om dezen tijd is er wel gelegenheid om
Haarlem en Zandvoort te bereiken.
Of 't in onze badplaats druk is? Och ja.
Natuurlijk, ’t weer is niet dat. Vooral niet
voor een zeebadplaats, die zon en warmte
moet hebben en de bezoekers uit de omge
ving, die slechts enkele uren aan zee blijven,
missen nu wel eens door ’t minder aanlokken
de weer. Maar overigens, ’t gaat nog wel.
En ’t is zoo gemakkelijk. Heel wat treinen,
al gaan niet de helft er van, die de richting
Haarlem nemen, naar zee door. En dan elke
tien minuten een electrische tram.
Tram en trein zijn concurrenten van elkaar
en toch is er geen kans, dat de een den an
der verdringt, ’t Is daar zoo mee gelegen:
Met een dagkaart of tienrittenboekje kost een
retourtje naar Zandvoort voor de 3e klasse
slechts 70 cent, voor de 2e klasse ruim een
gulden. Bovendien rijdt de trein vlugger dan
de tram, die door Amsterdam en Haarlem niet
niet zoo hard mag jagen.
De tram heeft maar één klas, verdeeld in
«rooken* en «niet rooken* en een retour kost
85 cent, (met een 10-ritten-boekje 82'/2 ct.). Nu
heeft de tram vóór, dat ze midden in Am
sterdam begint en dan dit nog: Vele personen,
die anders verplicht meenen te zijn, 2e klasse
te reizen, kunnen met de tram slechts van de
eenige bestaande klasse gebruik maken. Voor
hen is de tram dus ook financiëel voordee-
liger.
«Mijn Semper Augustus!* klinkt het weer en
alle huisgenooten komen naar buiten. Men zet
een ladder tegen den boom, doch de aap klimt
op de hoogste takken en wil met de Sem
per A. beginnen. De oude man geeft een gil
en looft veel geld uit. Doch niemand durft.
«Ik geef duizend twee duizend gld.«, roept
de reeder. Niemand verroert zich.
«En wat zal mijn belocning zijn, als ik den
bol red?* vroeg de bediende.
«Drie duizend gulden!*
«Voor geld waag ik mijn leven niet; geef
mij de hand uwer dochter!*
De oude heer vindt dien eisch te bar, doch
daar begint de aap met den bol te schillen.
«Welnu, ge zult haar hebben, als ik de Sem
per A. terugkrijg.*
De bediende zat spoedig in den boom en ieder
volgde vol angst zijn klimpartij op de dunnere
takken. Het jonge meisje viel in bezwijming.
Doch de liefde maakt sterk en handig en de
Semper A. kwam veilig beneden.
Bekend is ’t verhaal van een matroos, die
bij vergissing een «Admiraal Enkhuizen* van
f 5000 bij een nieuwen haring oppeuzelde.
Intusschen hadden we Haarlem bereikt
en ons gesprek moest eindigen. Ik weet niet
of m’n vriend veel genoten heeft van Haar-
lem’s schoone omstreken, die anders meer dan
een vluchtig bezoek waard zijn.
Vooral ook voor ons, Amsterdammers, die
wel eens zoo’n uitstapje mogen genieten.
Misschien kom ik m’n «vriend van een oogen
blik* nog wel eens hier tegen; ik zal dan
echter geen moeite doen hem over onze kost
bare musea in te lichten, want daar is de man
heel niet van thuis.
zooveel durfde nemen als noodig was om zelf
het leven te behouden,
M’n gezel: Hoe is ’t mogelijk!
Ik weer: Men verhaalt daarvan de volgen
de bijzonderheid. Teyler’s huis had twee in
gangen. Nu nam hij persoonlijk tweemaal
per dag aan iederen ingang melk van twee
verschillende melkboeren. En waarom? Nu
kreeg hij in plaats van één twee scheutjes
melk toe.
Daarna kwam het gesprek over de bloem
bollen.
Ik vertelde hem, dat de omstreken van
Haarlem reeds eeuwen lang beroemd waren
om de bollen en sprak van den windhandel,
twee eeuwen geleden.
Menigeen heeft zich daarmee in den grond
geboord, want de bollen werden soms voor
fabelachtige sommen verkocht. Zoo bracht
destijds een «Admiraal Enkhuizen* f 5000, een
«Semper Augustus* f 10000 op.
«Hoe is ’t mogelijk!*
Men heeft mij daaromtrent eens
geval medegedeeld.
Zooals ge wel zult weten, zijn die bollen vrij
onaanzienlijk en door een oningewijde best
met uien te verwarren. Een rijk koopman en
reeder van A’dam had in de buurt van Haar
lem een buitenplaats, alwaar hij met z’n eenige
dochter gewoonlijk den zomer doorbracht.
Reeds lang bestond een innige betrekking
tusschen dit meisje en een kantoorbediende,
die even rijk was in bekwaamheden als arm in
vermogen. De vader wilde van de verkeering
niets weten. De jongeling moest over een vrij
aanzienlijk vermogen kunnen beschikken.
Door tusschenkomst van een kapitein was
de koopman in ’t bezit gekomen van een aap.
Eens was de bewuste bediende met een
buitengewone tijding van buiten gekomen.
De koopman zat ernstig in brieven te lezen;
ook de bediende, die dacht aan zijne liefde, was
ernstig.
Op eens geeft de aap een schreeuw. Hij is
los van zijn ketting, springt op de tafel, neemt
uit een porseleinen schotel een bloembol en
springt naar buiten. De koopman bemerkt het
en laat een akeligen gil hooren. «Mijn Sem
per Augustus! Mijn Semper Augustus!* roept
hij uit.
De aap is intusschen in een zwaren eik ge
klommen en
tend aan.
Vrij bewerkt door AMO.
HOOFDSTUK IV.
11). (Vervolg.)
Percival beefde zoo erg, dat het papier bijna uit zijne
hand viel, en toen hij eindelijk ophield met lezen,
legde hij de armen op de tafel, liet daar het hoofd
op rusten en benauwd als in doodsstrijd kermde hij
«Gwendolin, ik moet u verliezen.*
De inhoud van den brief, dien Percival eerst na den
dood van zijn oom mocht openen, was de volgende
«Percival, wat u thans onder de oogen komt, is even
smartelijk voor mij om het te schrijven als voor u om
het te lezen. Schenk mjj vergiffenisEerst heb ik
gezondigd ten behoeve van u. Voordat ik mijn ver
haal daarvan nederschrijf, zal ik u den uitslag mede-
deelen. Percival, mijn waarde neef, die voor mij meer
dan een zoon geweest zijt, noch gij, noch ik. zij n vol
gens recht graaf van Asherton.
Wij waren met ons drieën van broeders: Henry, lord
Haverton, en vervolgens ik, en dan uw vader, die Per
cival heette, evenals gij. Wij leidden alle drie een
onwaardig leven, zoo als de Cravens altijd hebben ge
daan. Henry leefde buitenlands onder tooneelspelers
en tooneelspeelsters; hij voerde zelfs geen titel meer
en had zijn naam veranderd, om voor het tooneel te
leven. Toen onze vader stierf kwam hij alleen naar
Engeland om bezit te nemen van den titel en de bezit
tingen en keerde spoedig daarop terug naar het vaste-
t
4'
RCOURANT