t)
I.
MW8- El llimTWIEBLAD
I
ÏMIl Slffl BI MSTIffiEJ.
jVIiddenstand.
5
F
62e Jaargang.
Zaterdag 24 Augustus 1907.
No. 68.
De Vioolspeler.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel,
Sneek.
Feuilleton.
1
4
1.
t
ot
'N
u
I
4
!u
I
y\
k
4
i
A
1
I
(Wordt vervolgd.)
I
I
I
t
i
r
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
t
r
i
r
ct.
r
jaren die Middenstand gevoelt, zich te moeten
vereenigen, omdat hij anders doodgedrukt
wordt tusschen de geld-aristocratie en den,
laten we zeggen, vierden stand, tusschen groot-
Vrij bewerkt door AMO.
HOOFDSTUK V.
12). (Vervolg.)
Dit was de inhoud van het noodlottige pakket. Met
het hoofd op de gekruiste armen rustende, zat Perci
val bij de tafel en kermde, terwijl onbeschrijfelijk leed
zijn hart verscheurde. »Als dit waar isals dit alles
blijkt waar te zijn dan moet ik Gwendolin verliezen.*
Dien geheelen nacht bleef Percival ten prooi aan de
onbeschrijfelijk bange smart, hem bereid door de groote
teleurstelling, welke alle hoop zijns levens vernietigde.
Doch de eenige woorden, waarin zijne smart uitdruk
king vond, waren «Ik moet Gwendolin verliezen.*
Evenals zijn oom aarzelde hij echter niet in de keuze
van den te volgen weg. Hij zou alles onderzoeken, elk
bewijs toetsen en wanneer zijn vrees werd bewaarheid,
wanneer alles waar bleek te zijn, dan zou hij liever
afstand doen van eeretitels en rijkdommen, dan ten
onrechte den gravenkroon van Asherton op zijn hoofd
te laten drukken.
Den volgenden morgen werd Mr. Gale ontboden en
geraadpleegd. De ontsteltenis van den advocaat was
inderdaad zeer groot.
>Dit verhaal is al te monsterachtig zeide hij. «Ik
denk, dat het verstand van lord Richard onder den
invloed zijner ziekte was verzwakt; ik ben er van over
tuigd dat die vioolspelende en schilderende buitenlan
der niet de wettige zoon van lord Henry was. Dat
markies van Avonmore, werd in de laatste dagen be
schouwd als de schoonste onder de schoenen van Enge
land, en haar lieftallige beminnelijkheid werd door
iedereen geroemd. De jonge heeren uit de voorname
Londensche wereld gingen naar de opera, alleen om
nu en dan bij het rondkijken een blik op de schoone
dame te kunnen werpen. Familie van buiten, die Lon
den eens kwam bezoeken, werd naai het Hydepark ge
bracht om lady Gwendolin in haar rijtuigje te zien,
wanneer zij rondreed als ’t beweeglijk middelpunt van
aller blikken.
Als er een avondpartij werd gegeven, zorgde men om
in het voorste gelid te komen, wanneer het rijtuig van
lady Avonmore op komst was. Lady Gwendolin re
geerde als koningin derschoonheid.
De dames in het geslacht Lascelles waren schoon bij
erfelijkheid, evenals die uit de familie Medici, doch in
begaafdheid en verstand evenaarden zij volstrekt niet
aan de dames van het bedoelde Italiaansche geslacht.
De oudste dochter van lord Avonmore was getrouwd
met een buitenlandschen prins; de tweede dochter met
een Schotschen hertog, en de jongste, tevens de schoon
ste van de drie, was zooals wij weten verloofd
met Percival Craven, den erfgenaam van Asherton.
Ach, Percival begreep maar al te goed, wat het ge
volg zou wezen van zijn maatschappelijken val. Wat
Gwendolin’s ouders zouden zeggen, dat wist hij reeds
vooruit, maar hoe zou Gwendolin zelve zich houden
onder deze beproeving? Ziedaar de vraag, die hem
martelde.
Twee dagen na de begrafenis van zijn oom vervoeg
de Percival Craven zich te Londen ten huize van lord
Avonmore.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
1
was*.
aan het onmogelijke, nooit
(Oscar Wilde.)
i
Zou men er met drie deelen komen? We
zien even goed kans om vijf klassen te vin
den en zouden die verdeeling met evenveel
grond kunnen verdedigen.
Doch laten we eens drie standen aanne
men. Van die drie is dan de Middenstand
de middelste. (Dat is vanzelf, zal iemand
zeggen, doch laten we 't voor duidelijk genoeg
houden
Nu zal ’t een heel werk zijn, om precies te
omschrijven, wie wel of niet tot dien Midden
stand behoort. Dit hangt ook gedeeltelijk
van land, plaats en oeconomische toestanden af.
Opmerkelijk is echter, hoe in de laatste
Ge komt er ook niet, omdat het >du ton* is, op
zoo’n expositie geweest te zijn. Zoodat ge
later, als men over zoo’n tentoonstelling spreekt,
ook met volle gewicht kunt verklaren: Daar
ben ik ook geweest. Dat heb ik ook gezien.
(Gezien
Neen, ge komt er om in uw eigen vak
wat te leeren; om te zien, welke verbeteringen
er in uw eigen bedrijf nog mogelijk zijn; wat
ge nog anders en beter kunt doen om meer
op de hoogte van uwen tijd te komen of te
blijven. Ge komt er niet om genot, maar om
te leeren; niet alleen om den geest te ont
spannen, doch hoofdzakelijk om dien in te
spannen.
Dat is de reden, waarom ge deze expositie
moet bezoeken; dat is ook het doel, waarmee
de oprichters, de bestuurders van den Midden
standsbond deze tenstoonstelling hebben op
touw gezet.
De Middenstandsbond
Dat woord geeft te denken, veel te denken.
In den loop der eeuwen ontwikkelden zich
in Europa drie standen: adel, geestelijkheid en
burgers. Waren de beide eerste, maar vooral
de eerste stand in den beginne alles, langzamer
hand ontwikkelde zich de derde stand. De
Kruistochten gaven vooral den stoot; er ont
stonden steden met een nijvere poorterij, die
door vlijt, kunde en spaarzaamheid geld wist
te verzamelen. De burgers werden grooter;
zij groeiden in getal en aanzien, terwijl de
adel haar aanzien zag verminderen. De ont
wikkeling was in de verschillende landen zeer
ongelijk. In een gewest als Vlaanderen bijv,
zag men machtige steden, in een tijd, dat in
de meeste andere landen de adel nog opper
machtig was. De «Kerels van Vlaanderen*
dorsten het opnemen tegen den Franschen
koning met heel zijn adel, en ze wonnen het
er van (»Sporenslag« bij Kortrijk in 1302) in
een tijd, toen in vele andere landen nog alleen
de almachtige adel bestond. En nog eeuwen
daarna bestond in enkele dier landen die op
permacht.
’t Is ons echter niet mogelijk in zoo’n kort
bestek ook maar een schema te geven van de
langzame verandering in de verhoudingen, die
overal bestonden en zich ontwikkelden en lang
zamerhand veranderden.
Genoeg, we maken een sprong naar 1789
en hooren Sieyès met bulderende stem tot zijn
mede-afgevaardigden te Parijs zeggen: »Wat
papier, dat niet vermeld staat in den brief, en dat stuk
levert het bewijs, dat mijn overleden oom zelf te Pa
lermo onderzoek beeft gedaan en alles de waarheid
bleek te zijn, wat de knecht hem gezegd had. Er zijn ook
verklaringen van het scheepsvolk van het verongelukte
schip en van het tweede schip, waaruit duidelijk blijkt,
dat Enrico Cellini de ware persoon is en geen verwis
seling heeft plaats gehad. Met vurig verlangen heeft
mijn oom gezocht naar bewijzen om de aanspraken van
mijn neef voor ongeldig te kunnen houden, maar hij
heeft ze niet kunnen vinden. Hij heeft die aanspraken
later niet meer betwijfeld en ik zal er nooit in toe
stemmen, dat ze nu in twijfel getrokken worden.*
«Dan neemt ge den grond onder uw eigen voeten
weg, mijnheer sprak mr. Gale boos. Hij gebruikte
nu den titel «mylord* niet.
»Dat vrees ik zelf ook, mr. Gale! Maar als er eenige
hoop mocht zijn of twijfel maar eerlijkdan
verwacht ik, dat gij mij uw bijstand zult verleenen.*
«Zeer gaarne, zeer gaarne, mylordantwoordde mr.
Gale eenigszins tevreden gesteld. «Ik zal niets onbe
proefd laten en ik hoop ernstig dat het ons moge geluk
ken die aanspraken ongeldig te maken.*
De oude lord werd met veel staatsie begraven, doch
voordat hij in den familiekelder werd bijgezet, keerde
mr. Gale terug met de bevestiging van alles, wat lord
Richard had beleden. Enrico Cellini of beter gezegd
Henry Craven was onbetwistbaar de erfgenaam van
den titel en de bezittingen der familie Asherton.
En toen Percival alleen was, kermde hij zacht, maar
hartverscheurend »Ik moet Gwendolin verliezen Ik
moet Gwendolin verliezen
HOOFDSTUK VI.
Lady Gwendolin Lascelles, de jongste dochter van
kapitaal en arbeiders.
«Middenstanders, vereenigt u!« is thans 't
wachtwoord. Wij worden bekneld tusschen
twee reuzenmachten; aan de ééne zijde zien
we het groot-kapitaal, dat geen vereeniging
noodig heeft, omdat het zich zelf wel kan
reddenja, dat zich uit instinct toch vereenigt
uit zelfbehoud; aan de andere zijde staan de
arbeiders, die alle weldaden van den staat
uitsluitend voor zich, voor zich alleen, op-
eischen. En wij, die onder zware lasten zit
ten, die de gezonde, stevige ke^i der maat
schappij vormen, wij krijgen niets; wij concur-
reeren tegen elkaar, maken elkaar arm, terwijl
we zoo in de verdrukking zitten tusschen de
beide andere standen.
Wat zal er van dezen strijd terecht komen?
Een dame gaf aan haar ontslagen dienstmeisje
het volgend getuigschrift vol mooie woorden.
«Hierbij verklaar ik dat Marie H. een jaar min elf
maanden bij mij heeft gediend. In dien tijd is zij
steeds ijverig geweest aan de achterdeur, matig in haar
werk, handig in het vinden van uitvluchten, vriende
lijk jegens jongeheeren, trouw aan haar vrijers en
eerlijk als alles achter slot
Men gelooft soms
aan het onwaarschijnlijke.
zal ik nooit gelooven. Geen enkele rechtbank in geheel
Engeland zou dit als wettig bewijs erkennen, en an
ders zouden wij eiken duim gronde aan de tegenpartij
betwisten. Hoe jammer, dat lord Richard al dien onzin
aan het papier heeft toevertrouwd Eu in zijne ge
dachten voegde mr. Gale er bij «Hoe jammer, dat
Percival Graven zoo’n dwaas is, dat hij die gebeurte
nissen niet geheim houdt
«Mr. Gale,* sprak Percival, zonder acht te slaan op
de woorden van den advocaat, «gij zult zeker wel begre
pen, dat mijn toestand op dit oogenblik ondragelijk
is en dat ik geen minuut wil laten verloren gaan om
deze zaak tot klaarheid te brengen. Wees zoo goed
deze stukken onmiddellijk over te schrijven en naar
Schotland te vertrekken teneinde de waarheid of echt
heid te onderzoeken. Bij uw terugkeer naar Londen
moet ge het oordeel vragen van het opperste gerechts
hof. Mochten de rechten van mijn neef onbetwistbaar
zijn, dan blijft mij niets over om te doen dan de on
rechtmatige positie te verlaten en ’t testament open
baar te maken, waarin aan mjj een jaargeld wordt toe
gekend.*
«Er is een ding in uw voordeel, mylord. Ondersteld,
dat al deze bewijzen echt blijken te zijn, dan blijft toch
nog de vraag naar den rechten persoon. Wie kan be
wijzen, dat die Enrico Cellini één en dezelfde persoon
is als het kind van Henry Asherton Bij dien grooten
afstand en zulk een lang tijdsverloop en bij het ontbre
ken van alle levende getuigen, zal dit bewijs moeilijk
geleverd kunnen worden. Wie kan bewijzen, dat hij
niet een ander persoon is En hoe dan met die twee
jaren. welke op zee zijn doorgebracht
«Dat is reeds door mijn oom onderzocht en geheel
overeenkomstig de waarheid bevonden; ik wil dit punt
volstrekt niet meer aanroeren, mr, Gale. Er is nog een
R COURANT,
Wie Amsterdam in deze maanden Augustus
en September bezoekt, kan daarvan gebruik
maken om ook eens naar het Paleis voor Volks
vlijt te gaan, en meermalen te gaan, ten einde
daar te zien, wat de Internationale Midden-
standstentoonstelling zoo al oplevert. Natuur
lijk, ’t is geen groote wereldtentoonstelling,
waar men wel naar toe moet, omdat er zooveel
wonderbaariijks uit alle deelen der aarde te
zien is en vooral, omdat daaraan attracties
verbonden zijn, die de wereldtentoonstelling
tot een wereldkermis maken. Wereld-kermis,
dat moet ’t tegenwoordig zijn, om de men-
schen te lokken. De enkelen worden aange
trokkén door wat er op zoo’n tentoonstelling
te leeren valt; voor dezen is geen attractie
noodig; zelfs zouden ze rustiger kunnen op
merken en leeren zonder die drukke vermake
lijkheden. Maar de groote massa komt om te
genieten-, en om dat genieten mogelijk te ma
ken, wordt hoe langer hoe meer vereischt, om
dat de menschen, door het vele genieten, hoe
langer hoe meer geblaseerd raken.
Zoo zullen ook van de duizenden vreemde-
delingen, die Amsterdam dezer dagen bezoe
ken, slechts weinige honderden, en lang
niet zooveel honderden als er duizenden in de
stad komen, naar het Paleis voor Volksvlijt
optrekken, om te zien wat daar voor hen te
leeren valt.
We hebben die tentoonstelling ook bezocht
en vonden, dat daar zeer veel te zien valt.
En voor vele vaklieden valt er zeker ook zeer
veel te leeren. Noem op, welk vak ge wilt,
ge vindt het daar, en vele takken van bedrijf
vindt ge er in volle werking en ge kunt
er als vakman wat leeren, dat u zelf in uwe
maatschappelijke positie vooruit kan brengen.
Een tentoonstelling voor den Middenstand.
Het is er dus niet te doen, als op groote ten
toonstellingen, om de wonderen der grootin
dustrie te zien. Ge komt er niet om de ka
nonnen, stukken staal van reusachtige afme
ting, locomotieven en treinen voor internatio
naal verkeer, reuzenmachines van de staalko-
ningen uit Duitschland, Engeland, Amerika,
België en Frankrijk te bewonderen; niet om er
de vreemde producten met de bewoners er bij
uit Afrika en Azië te zien, om u te vermaken
met ’t vreemde, dat die menschen te zien geven.
is de derde stand?* «Niets!* «Wat moet
de derde stand zijn?* «Alles!*
En de Fransche omwentelingsmannen maak
ten toen ook van den derden stand alles. De
beide andere standen, adel en geestelijkheid,
hadden geen recht van bestaan meer en alleen
diegene hunner leden bleven in leven, die
vluchtten of zich met vollen ij ver bij dien der
den stand aansloten.
Was ’t echter wel de derde, de geheele der
de stand, die toen eenige jaren oppermachtig
regeerde? De mannen, die destijds den baas
speelden, meenden ’t misschien en in elk ge
val trachtten zij het hunne volgelingen in te
prenten, dat ’t werkelijk zoo was. Wij zul
len er hier niet over uitweiden, doch alleen
een vraagteeken plaatsen.
Toen kwam Napoleon, die zich door de re
volutie verhief en deze tot z’n eigen grootheid
in zijne kluisters boeide, zoodat ’t scheen, als
of al die revolutionnaire wolven in lammetjes
waren veranderd.
En toen kwamen Leipzig en Waterloo en
men kreeg het herstel der oude staten-
grenzen. Dat is te zeggen: Zij, die ’t hardst
meegeholpen hadden om Napoleon en zijn re
gime ten onder te brengen, zagen hun grond
gebied vergroot ten koste van hen, die niet
meegeholpen hadden. De machtigste vorsten
van Rusland, Oostenrijk en Pruisen, sloten ’t
«Heilig verbond*.
Op actie volgde reactie en velen noemen
den tijd na 1815 ook een tijd van de ergste
reactie, zoodat ze de Nieuwe geschiedenis, in
plaats van bij 1789, eerst bij 1848 laten beginnen.
Doch laten we, in plaats van de staatkundi
ge, de oeconomische ontwikkeling even na
gaan. Dan zullen we opmerken, dat vorsten
macht nog steeds bleef bestaan, maar dat
overal constitutioneele bepalingen die macht be
perkten, zoodat men zelfs durft zeggen: De
kroon is slechts een ornament. (Mr. S. van
Houten.) De adel beteekent, vooral in eigen
oogen, nog heel wat en men staat er, zelfs in
ons land, verbaasd over, hoe de adel zich zelf
nog voelt en hoe ook onderscheid gemaakt
wordt tusschen werkelijken ouden adel, dus
met ’t echte blauwe bloed, en nieuwbakken
adel.
Doch naast dien ouden geboorteadel heeft
zich een geheel anderen adel gevormd: De
geldadel.
Veel meer dan vroeger is thans de derde
stand de groote massa, het volk. Bij «het
volk* vergeleken is de adel slechts een druppel
in den emmer.
Men moet dus niet meer aan de oude onder
scheidingen hechten, maar alleen letten op
dien z.g. «derden stand*.
Dat is niet meer één stand.
In hoeveel standen zou men dien «derden*
stand niet weer moeten verdeelen