IWR KI KJ «MM. S1EBWS- KJ ADVERTEJTIEBLA» Woensdag 4 September 1907. 62e Jaargang. ITo. 71» De Vioolspeler. I Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Van opvoeding of manieren Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ven nds die juist be- Vrij bewerkt door AM0. .Noemt ge u zelven een man van eer, terwijl gij op zulk een wijze uw voordeel trekt uit de onervarenheid van een jong meisje? Beschouwt gij uzelvenals een passende partij voor mijne dochter, wier schoonheid alleen reeds voldoende is om een echtgenoot te krijgen uit de allerhoogste standen des rijks, terwijl hare zus ters, die met minder schoonheid begiftigd waren, gehuwd zijn met een prins en een hertog Gij stelt mij zeer teleur in de goede gedachten, die ik omtrent u koesterde, mr. Craven »Lady Avonmore, gij beoordeelt mij zeer hard 1 üwe dochter en ik zijn sedert onze kinderjaren aan elkander gehecht en wjj zijn verloofd met de volle toestemming van hare ouders. Aan den vooravond van ons huwelijk zoudt gij eensklaps onze liefde willen berooven van de zoetste hoop des levens. Dat zal echter niet zoo ge makkelijk gaan, mevrouw. Ik zal niet trachten op slinksche wijze met lady Gwendolin de briefwisseling te onderhouden, maar ik zal mij toch blijven beschou wen als haar verloofde. Ik geef haar niet op, en hoop, dat wij eindelijk toch elkander zullen toebehooren. Ik zal wachten, totdat er eenige verandering komt in uwe gevoelens of in mijne omstandigheden. In geen geval zal ik echter trouwen met iemand anders dan Gwendolin Lascelles Daarop maakte Percival eene buiging en vertrok. Lord Avonmore naderde zijne vrouw, legde zacht zjjne hand op haar arm en zeide .Caroline, handelen wij wel goed in deze zaak Gwendolin is geen gewoon meisje; al is zij kalm van aard, toch heeft zij een diep gevoel. Zij stelt weinig, belang in pracht en praal, en haar hart zal er door breken Hij sprak met overtuiging. .Och, kom, mannetje,* antwoordde zij, op haar manier Dan zult ge nooit trouwenriep hare moeder. .Ik wensch u geluk met uwe aangename vooruitzichten een verwelkte schoonheid, die misschien genadig wordt opgenomen in een gesticht voor oude vrijsters, zooals er een in Hampton Court bestaat .Dat is zoo, mamaAls ik trouwde, zou ik er mis schien nog slechter aan toe zijn dat weet gij ook wel Hare moeder zweeg; zij begreep zeer goed, dat die laatste woorden zinspeelden op het ongelukkige huwe lijksleven van hare oudste dochter, die met een buiten- landschen prins getrouwd was. »Papa,« vervolgde Gwendolin, .dezen morgen bij het ontbijt hebben wij over admiraal Nelson gesproken. Gij hebt mij zijn oorlogskreet genoemd. Luidde die .Vic torie of de Westminster-abdij »Ja, mijn kind, en daarom acht ik het ook verkeerd, dat hij in de Sint-Pauluskerk is begraven. Doch nu ik mij nog eens bedenk, geloof ik, dat de kreet luidde .Roem of de Westminster-abdij*, want zijn schip heette .Victorie*. .Voor mij maakt dit geen verschil. Ik wil thans een nederige navolging van Nelson beproeven en tot leuze aannemen .Percival Craven of het gesticht in Hamp ton, mama* zeide zij, toen zij zag, dat hare moeder iets wilde zeggen. »Ik blijf toch vasthouden aan het geen ik gezegd heb. Tegen uw wil zal ik niet met Percival Craven trouwen, doch ik zal nooit een ander trouwen, om aan uw wil te gehoorzamen. Het is noo- dig, dat wij allen dit dadelijk weten.* Zij stapte naar Percival toe. reikte hem de hand en zeide .Vaarwel, Percival Vergeet niet, dat ik aan onze liefde getrouw zal blijven.* Toen verliet zij de kamer. De vertoornde markiezin wendde zich nu met tril lende stem tot Percival, en sprak ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. vriendelijk, terwijl zij hem met haar waaier op de wang tikte. Hij was zeer verheugd over deze liefkoozing, hij was daarvoor altijd zeer gevoelig geweest; en stellig zou hij een groot minnaar van huishoudelijke zaligheid geweest zijn, als zijne vrouw daartoe had medegewerkt. »Och, kom, mannetje! Gwendolin zal ons later dank baar zijn voor deze schijnbare gestrengheid. Denk maar eens aan Amelia en den jongen Scamperton van de garde, den jongsten zoon van lord Gamble. Die jonge snaak bezat geen middelen en veel schulden; zijne wa penbroeders beweerden, dat alleen zijn knevel nog niet in de lommerd beleend was. Gij zult nog wel weten, hoe Amelia toen pruilde en schreide; maar wij bleven standvastig in ons besluit, om haar dwaze liefde te bestrijden en ziedaar nu is zij hertogin van Culloden .Maar gelukkig is zij toch niet*, zeide de markies met een zucht. .Dat is dan haar eigen schuld, mijn waarde John Gij weet toch zeer goed, dat dit in onzen stand niet van het huwelijk afhankelijk is.« »Ja, dat is zoo,* stemde de markies toe, maar de man zuchtte nog dieper. .Wel mijn hemel, wat is het reeds laatriep ntfde markiezin uit, terwijl zij op de pendule keek. .John, schel mijn bediende eens. Wat zal onze lieve jonge Koningin mij ontevreden aanzien, omdat ik zonder Gwendolin kom. Doch komaan, gij kunt mij nu in het rijtuig helpen, als gij wilt De verheugde echtgenoot voldeed vlug aan haar ver langen. Wat was hij gelukkigZij had hem twee maal John genoemd. Hij was zeer trotsch op zijne schoone en heerschzuchtige vrouw en zeer dank baar voor de kruimels van welwillendheid, die van HOOFDSTUK VI. 15). (Vervolg.) .Daar moet ik tegen opkomen,* viel de markiezin nu in. .Jongedames van onzen stand zijn niet gewoon zelf een keuze te doen, zooals onze dienstboden mogen doen.* Thans verliet Gwendolin haar vaders zijde en ging op eenigen afstand van baar ouders staan. »Mr. Graven heeft gelijk,* zeide zij. »Hjj en ik zijn samen de partijen, die het meeste belang bjj de zaak hebben. Hij heeft mij reeds de verzekering gegeven, dat zijne liefde voor mij niet zal veranderen en zoo lang dat het geval is, zal ik nooit afstand van hem doen Nooit .Gwendolin, ik schaam mij over u riep lady Avon more uit. .Wat ge daar zegt, is zeeronkiesch en zeer onvrouwelijk, het past volstrekt niet voor een jonge dame van uw standGe vergeet u zelve »Ja, waarlijk, Gwendolinbevestigde haar vader, die nu met pak en zak naar den vijand overliep, .gij vergeet u zelve, zooals u moeder zegt, dat past volstrekt niet voor een dame van uw stand; neen, voor een dame van uw stand past dat volstrekt niet, kind »Dat spijt me«, antwoordde Gwendolin bedaard, .want het is de waarheid, daar blijf ik bijIk zal nooit iemand anders dan Percival Craven tot mijn echtgenoot nemen de smeris weer een heldendaad! Als even daarna een dier .weldenkende* personen door zoo’n kar bijna omvergereden wordt en die fiets of kar op z’n minst naar de maan' toe- wenscht, is hij dat andere voorval weer vergeten. De menschen vergeten dan steeds, dat zoo’n agent niet anders kan doen. Hij moet overtredingen zien, want misschien is er een .hoogere*, die hem ziet, en hij moet keuren. Een heeleboel menschen kunnen anders heusch niet zeggen, dat de politie lastig is. Daar hebt ge ’t genus .zatterikken*. Er zijn plaatsen, waar ’t zich bevinden in «kennelij- ken staat*, en ’t opmerken van zichtbare of hoorbare of ruikbare teekenen van dronken schap reeds voldoende zijn, om iemand van ’t zoo even genoemd gilde voor eenige uren in een politiehok te brengen. Hier laat men die lui loopen, helpt ze zelfs om thuis te komen en arresteert ze alleen als er te veel druktemakerij, nachtelijk burenge rucht of erger bijkomt. We hebben hier dus veel politie noodig en telkens moet ’t korps uitgebreid worden. Voor dat leger agenten zijn noodig: een hoofdbureau (Spinhuissteeg; de naam is duidelijk genoeg; ieder weet, wat men in oude tijden onder ’t spinhuis verstond; en dat die steeg in een der oudste stadsgedeelten ligt, zal niemand ver wonderen), verder ongeveer 50 politiebureaux en -posten. We hebben een hoofdcommissaris, een vijftal commissarissen, een groot aantal inspecties en dan is eindelijk de geheele stad in blokken verdeeld. Voor elk nieuw blok wor den vier .actieve* agenten vereischt. Aan de bureaux, vooral aan ’t hoofdbureau, zitten een aantal klerken van verschillende rangen. Dan hebben we de hoofd- en lagere inspecteuren; heeren, die er heel netjes uitzien in hun keuri ge uniform met langen sabel. En eindelijk komen de vijf klassen van agenten: (Van on deren ai te beginnen:) agent 2e klas, agent ie klas, hoofdagent, brigadier 2e klasse en briga dier le klas. Deze laatste weer in oudere en jongere helft te verdeelen. Laten we in ’t voorbijgaan even de bereden politie noemen, die vooral bij brand, volksver zamelingen, optochten, koninklijke bezoeken en dergelijke attracties zeer gewaardeerde diensten bewijzen, doch anders wel eens voor duur politiespeelgoed worden aangezien. gelde bewoners, veiligheid voor de duizenden, die onze stad alle dagen komen bezoeken en mindere veiligheid voor allerlei soort van flesschentrekkers, kwartjesvinders, gewone en internationale dieven en verdere individuen, die ’t met de wetten van Vrouw Justitia maar steeds niet al te goed kunnen vinden. Ook minder groote veiligheid voor die gladde deugnieten, die er hun werk van maken, pre cies de mazen der verschillende wetten op te zoeken, om steeds door die mazen heen de menigte te bedriegen en af te zetten en uit de handen der politie en justitie te blijven. Is ’t in een kleine plaats al niet gemakke lijk voor de politie, op alles een wakend oog te houden, voor groote steden is dat zelfs zeer moeilijk. Men verdwijnt hier gemakkelijker in de groote menschenmassa dan in een kleine stad, waar men ieder kent, ten minste van aanzien kent en waar elke nieuw aankomende dadelijk in ’t oog loopt Maar, zoo als bij ons, is ’t minder moeilijk om een tijdlang on opgemerkt te blijven, vooral voor degenen, met .darkest Amsterdam* bekend zijn. Die lui loopen nog soms in de ki jk, doordat ze nu juist geen kluizenaarsleven leiden, niet tot een of ander geheelonthouders-genootschap be- hooren, en nog al tot de spraakmakende ge meente behooren. Om voor de veiligheid van de groote goe gemeente en voor de onveiligheid van de boosdoeners te zorgen, daartoe heeft onze po litie heel wat maatregelen te nemen. Nu weer zijn het benden als van Lammetje Zondag, die uitgeroeid moeten worden, omdat hunne strooperijen de spuigaten uitloopen, dan weer buurten, waarin te veel menschen van ver- verdachte zeden huizen, die gezuiverd dienen te worden, een andermaal speelholen, die een razzia van de politie noodig maken. En onder- tusschen gaat de waakzaamheid tegen ’t in komend nationaal en internationaal geboefte door. En intusschen blijft de voortdurende zorg voor de gewone zaken, ’t Is jammer, dat er voor den goeden gang van zaken, voor de veiligheid van ’t verkeer, voor de ge zondheid enz. zooveel kleine wetten noodig zijn, die gehandhaafd dienen te worden en die maken dat ’t politiebedrijf in onmin blijft. Als daar een jongen of een armen drommel bekeurd wordt, omdat ie geen lichie aan zijn fiets of kar heeft, dan hoort men de .welden kende* menigte mompelen: Ha, daar doet Amsterdam neemt wel niet zoo hard toe, maar jaarlijks komen er toch enkele duizen den bij. En dat beteekent dus, ondanks alle dure geld, eene vermeerdering van het aan tal woningen, ten minste van dat der bewoonde gebouwen. Dat beteekent dus ook uitbrei ding van ’t scholental, van ’t politiewezen, en van nog zooveel. En ’t gevolg van dat alles is natuurlijk: geregelde toeneming van ’t be- grootingscijfer; een toeneming, die niet precies naar verhouding van de toename der bevol king, maar grooter is, omdat nog steeds de eischen, de loonstandaard, de weelde in de stedelijke huishouding grooter worden. Voor wie deze uitbreiding der stad ook een groote zorg beteekent, dat is voor de kerke lijke gemeenten. Evenals de stad in elk nieuw aangroeiend gedeelte terreinen moet openhou den voor scholen, in mindere mate voor po litieposten en politiebureaux en in nog min dere mate voor brandweerkazernes, even- zoo moeten de kerkelijke gemeenten met een w’are voorzienigheid zorgen, de noodige terreinen en de noodige financiën gereed te hebben voor den aanbouw van nieuwe kerken. Toch vindt men in de nieuwe stad, naar verhouding der bevolkingsterkte, lang niet zooveel kerken als in de oude stad. De reden is niet ver te zoeken. Niet ieder gaat meer naar de kerk, zooals vroeger. In alle religiën zijn er zulke en dat aantal wordt steeds grooter. Daardoor is de ruimte in de kerken der oude stad groot genoeg geworden om ook een deel der kerkgangers uit de nieu we wijken te ontvangen. Lastig is ook voor de kerkelijke gemeenten, dat de nieuwe wijken soms geheel uit minge goede lieden bestaan. En wat dat beteekent als ’t op de noodige dubbeltjes aankomt, be hoeft niet uitgelegd te worden. Een der voortdurende zorgen van ’t gemeen tebestuur noemden we het politiewezen. Als ge eens in Amsterdam komt, zult ge ook wel eens gezien hebben naar de hoofddeksels en kragen der dienaren van den H. Hermandad. En ge hebt dan zeker wel eens getallen ont moet boven de duizend, in den laatsten tijd zelfs boven de elfhonderd. Elf honderd en zooveel mannen, die voor de veiligheid in ’s Rijks hoofdstad zorgen. Veilig heid voor de eerzame en minder eerzame gere- En dan hebben we nog 56 man, die tot de geheime politie of recherche behooren. Ons dagelijksch bestuur wil bij de thans ver schenen begrooting voor 1908 een dertigtal gewone agenten en 28 geheime agenten meer hebben. De gewone agenten omdat er, we gens de uitbreiding der stad, nieuwe politie- blokken moeten gevormd worden en de re cherche, omdat we veel te min van die slimme heeren hebben, heeren, die geacht worden al les en nog wat te kunnen vinden en uitvis- schen. Kijk eens naar andere groote steden, zeggen Burg, en Weth. Wij hebben slechts 10 geheime agenten per honderd duizend in woners en Berlijn heeft er wel 36. Maar bovendien willen B. en W. ook de sala rissen van alle leden van ons politiecorps (de hoofdcommissaris uitgezonderd) verhoogen. Onze hoofdcommissaris is een man, die ’t peil der politie verhoogen wil. De groote massa moet niet meer laag neerzien op de agenten, zooals vroeger en zeggeir O, ’t is maar ’n smeris! Bestaat er nu uit den aard der politiewerk zaamheden oorzaak, dat de dienaren van den H, Hermandad in minder goeden reuk staan, ook andere redenen hielpen tot die algemeene minachting bijdragen. Wie nergens meer werk wist te vinden, of wie geen ambacht had ge leerd en behoorlijk flink van lijf en leden was, kon nog zich redden met: O, dan in Gods naam maar politieagent worden te Amsterdam. Lezen en schrijven kenden ze zoo’n beetje om ten minste eenigszins ontcijferbaar een proces-verbaal te kunnen opstellen. Maar ver der ook niets, geen sprake. Als ze in de minste volksbuurten surveil leerden, stonden ze geestelijk minstens even laag als de menigte. Onze hoofdcommissaris heeft daar een heele verandering in gebracht. Hij eischt natuur lijk mannen van goede physieke ontwikkeling, maar ook verstandelijk en wat fatsoen be treft, moet er iets in zitten. Meer dan eens ontmoette ik personen, die solliciteerden voor agent. »Wel, hoe is ’t gegaan?* vroeg ik bij een latere ontmoeting. »Nu, ’t viel lang niet meel* kreeg ik meermalen ten antwoord. »Je moet waarachtig een heel examen afleggen.* Dat examen bestaat natuurlijk in ’t onderzoek naar de vorderingen in lezen, schrijven, reke nen en ook in aardrijkskundige en eenige andere 4 !i> lURANT 99 jnt I 1 t r t r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1