NIEUWS- EN 1DÏERTEJTIEIILAI) VOOR SNEEK EN MSTIIEKEN. .f 6Se Jaargang. Woensdag 18 September 1907. No. 75. J De Vioolspeler. ■i Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. het buitenge- onze Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. i open oog heeft zag ik toen ook Vrij bewerkt door AMO. HOOFDSTUK Vil. 19). (Vervolg.) «Dat geloof ik graag*, zeide mr. Freer. «Ik houd ook veel van vioolmuziek. Zoo ’s avonds in een prettig gezelschap, de pijp in den mond, een vol glas voor het grijpen, een flink vuur in den haard en een mooie viool, waar «Home, sweet home*, of ’n ander mooi wijsje op gespeeld wordt, en dan de beenen gemak kelijk gesteund op een anderen stoelhè, zoo is het dan wel om uit te houden.* Na deze ontboezeming van mr. Freer werd het ge sprek weder voortgezet en daarbij was het nieuws van het kasteel nog altijd het eenige onderwerp. Dolly gaf toe, dat de lord wel een beetje op een aap geleek; achter de deur staande, had zij hem eens be gluurd. De graaf en de aap waren allebei dik in het bont gekleed en toch huiverden ze soms nog van de koude. En het was zoo aardig, die muizen te zien dansen. De zeventien kleine honden droegen kleeren, alsof het menschen waren, alles uit vrees, dat ze in dit koude klimaat zouden sterven. Een geheele scheeps lading schilderijen en marmeren beelden was op ’t kas teel aangekomen en overal waren vreemdelingen be zig, om aan die dingen een passende plaats te geven. Zij beschilderden ook het plafond in de lange galerij en lagen daarbij op den rug; daarvoor waren opzettelijk zoo over al het geld, dat we aan kaarsen moeten uit geven.» «Laat vader dan nu voor dezen enkelen keer maar eens mopperen. Ik zal voor u wel een heel pak kaar sen medebrengen. Laat mij u eens goed in de dekens stoppen Zoo, dat is klaarLuister nu eens goed naar mij. Zoudt ge blij wezen, moeder, als ik eens een dame werd «Neen*, antwoordde juffrouw Freer onmiddellijk op vasten toon, «neen, Dolly, ik zou daar heelemaal niet blij om wezenSedert Polly Perkins, uit de kruide nierswinkel in de Cneapstreet, er van doorgegaan is met dien gemeenen advocaat, die een dame van haar wilde maken, doch haar later in den steek liet, zoodat zij in de sloot aan den straatweg verdronken is ge bonden, zie kind, sedert dien tijd weet ik wat het beduidt, als arme meisjes dames worden. Neen, Dolly, laat je nooit een dame maken «Gekheid, moederPolly Perkins, gemeene advo caten en slooten hebben er in 't geheel niets mede uit te staan. Ik zal een dame worden, omdat ik een stem heb, waarmede ik fortuin kan maken, als ik flink mijn best doe.« «O, dat is heel iets anders. Je gaat dan zeker rond reizen, om op de kermissen te zingen, niet waar «Dat is toch niet erg damesachtig, moeder,* ant woordde Dolly lachend/ «maar nu moet ge eens naar mijn verhaal luisteren. Gij weet toch den kruisweg wel, waar Greeu Parsons begraven is «Wel zeker weet ik die plek. Hij werd te midder nacht begraven, bij het licht van flambouwen; er was een staak dwars door zijn lijf gestoken, en volk was er bij, veel volk! Ze zeggen, dat de duivel hem eiken nacht weg komt halen en hem ’s morgens bij het eerste hanengekraai weder terugbrengt.* houten stellingep gemaakt; die mannen leken wel vliegen, die langs het plafond liepen. En men zeide, dat er geen Engelschen voor al dat werk in dienst ge nomen mochten worden. «En ik zeg, dat het een groote schande is,« gaf mr. Freer te kennen. «Al die lui komen hier maar om den biefstuk op te eten en het bier op te drinken, dat van rechtswege door ons Engelschen alleen behoort ver bruikt te worden.» «O, vader, voor onze biefstuk en ons bier behoeft ge u niet bezorgd te maken. Een lekkere gebraden osse- rib, een heerlijken biefstuk of een geurig stuk wild braad, kan mylord niet onder zijn oogen verdragen; hij eet niets anders dan li flatjes en poespas, en al die vreem delingen doen evenals hij. En bier drinken doen zij niet, al zouden zij ook van dorst omkomen. Savoy, die met de witte muizen, werd bijna krankzinnig, toen hij een slokje bier gedronken had; de omstanders vreesden, dat hij hen zou bijten, zoo woest was hij. Die vreem delingen drinken allemaal wijn, zoo zuur als azijn.* «Wel vrouw,* zei mr. Freer, «ik ben wat vermoeid, en ga dus maar wat vroeger dan gewoonlijk slapen. Breng daarom de kinderen naar bed; zoodra zij van den vloer zijn, kunt ge het opgerolde bed uitspreiden, dat daar in de kleerenkast geborgen is; dan gaat ge op uw gemak met Dolly praten. Wat zullen die tongen dan in beweging zijnVrouwen hebben altijd wat te bab belen. De hemel mag weten, waar zij het vandaan halen Zoodra de overige huisgenooten van den vloer waren, maakten moeder en dochter haar nachtverblijf gereed. Dolly zei«Doe het licht niet uit, moeder; ik heb u iets te vertellen, en bij licht is dat prettiger dan bij donker.* «Maar kind, dat is verkwisting en je vader moppert AD v ERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. «Wel moeder, het is Zaterdag veertien dagen geleden, toen ik volgens gewoonte naar de abdijkerk ging, om mijn zangoefeningen in te studeeren; ik rjjd dan altijd met Mercer terug tot aan de tuinpoort van het kasteel. Ditmaal hield mr. inter me wat langer dan gewoonlijk, en ik liep Mercer mis, zoodat ik te voet moest terug- keeren. Dat speet mij erg, want ik wist hoe boos tante Jenner zou wezen, als zij vernam, dat ik zoo laat nog alleen in de stad was geweest. Ik besloot een binnenpad over het grasplein bij Chase langs te gaan, zonder te denken aan het gevaar van dien kruisweg in het donker te passeeren. Juist kwam ik bij het kruis punt, toen ik daaraan begon te denken; bevreesd wilde ik teruggaan, maar opeens zag ik iets, dat leek de dui vel wel, staande tegen een boom en met de oogen op het graf gericht.* «O, Dolly, Dolly, is het werkelijk waar? Het is precies, of ik zijn geest bij het einde van die zit bank zie «Hè, moeder De maan scheen flauw, ik zag de ho rens op zijn hoofd en ik meende ook zijn staart te on derscheiden; zijn paardepooten waren natuurlek verbor gen tusschen het lange gras. Ik stond als aan den grond genageld; hij sloeg zijn armen in de hoogte en begon te jammeren, zooals zeker de verdoemde zielen in de hel moeten jammeren. O, moeder, als ze zoo jammeren, dan had ’t me op dat oogen- blik niets kunnen schelen, als hij mij had medegenomen in plaats van Green Parsons.* «O, Dolly, dan zou je ook je ziel aan den duivel verkocht hebben; dan zou je een tooverheks geworden zjjn «Om mijn leven te redden, moeder; ik kon mij niet bewegen. Mijn hoofd werd zoo lichten mijn gedachten raakten verward en zonder te weten wat ik deed, begon der andere. (En toch ziet ge de menschen nog op een drafje loopen om een kaartje te nemen ad 2 cent om den haast afgaanden boot te bereiken.) Nu, dien Zondag was er ook een aantal agenten noodig om hier de menschenstroom in de juiste richting te leiden, of liever om de komende en vertrekkende stroomen ieder een eigen bedding te geven. Dan zag men de menschen, die van de Zaan kwamen, voor een deel stadwaarts gaan, maar ook voor een goed deel naar het nabijgelegen Ilveer. De menschen zijn dan eenmaal uit, men is hos sende en zingende, in Kermis- of Hartjesdag- stemming aangekomen en men is ganschelijk niet in de stemming die vroeg-naar-huis-toe leidt. Het is geen drukte, samengesteld uit eenzaam genietenden, ge begrijpt, ’t zijn ver zamelingen van paartjes, paartjes die bijeen- behooren of toevallig bijeen zijn. En dan in zoo’n Tolhuistuin met al die oud-Holland- sche taveernen en danspartijen, daar is ’t gelegenheid. Dat de politie ook nog een voor alles, wat voorbijtrekt, een paar malen en vooral den eenen keer tot m’n voldoening; dat sterkte me in m’n res pect voor de politie. Een paar snuiters van nog geen twintig jaren, van die jongens, die ’t zoo ongeveer tot loteling gebracht heb ben, wisten een paar kinderen, meisjes van nog geen vijftien jaren, die al lang thuis had den moeten zijn, over te halen voor een Tol- huis-tochtje. De groote kinderen, die mis schien al iets van de booze wereld wisten, hadden vroolijke kinderen, die nog heel geen vermoeden van die booze wereld hebben, we ten over te halen. Met moeite hadden de jon gens het klaar gekregen, maar die inspannende pogingen waren afgeluisterd door een ouder sujet, dat niet geheel nuchter scheen, maar nu toch een goed werk wist te doen. Het ge volg was: de groote jongens een groot woord. De oudere, ietwat aangeschotene een nog groo- ter woord, de politie er bij, de keine meisjes bedaard, een brigadier neemt die kinderen on der z’n hoede, terwijl hij den strijder voor de openbare zeden op flinke wijze wegstuurt. Die kinderen, die meisjes waren spoedig huiswaarts en de nieuwsgierige menigte vond nu toch met algemeene stemmen, dat de agen ten goed deden en geen smerissen waren. Want er komt natuurlijk nog bij, dat het nach telijk uur juist voor boosdoeners het geschikt ste uur is. Maar we wijden te veel uit en zouden er haast toe komen, een geheele beschrijving van de nachtelijke bedrijvigheid in onze stad te geven. We willen alleen zeggen, dat er voor de politie haast geen nacht, in de beteekenis van rust, is. En dan willen we opmerken, dat er, ook op gewone tijden, buiten al die gewone, drukke waakzaamheid, nog zoo vaak ongewone drukten komen, die door hare menig vuldigheid eigenlijk «gewone* drukten worden. Neem bij voorbeeld den laatsten Zondag in Augustus. Het was een gewone Zondag, maar, gelukkig voor de vele uitgaanders, een dag met goed weer; iets, waaraan we dezen zomer niet geheel verwend waren. De gewone druk te gaat door, ook voor de politie; in elke wijk moeten de mannetjes surveilleeren, op hunne beurt weer gesurveilleerd door hoogeren, door de brigadiers met de gouden bandjes. Dien dag was er aan den Amstel feest, een zóóveel jarig bestaan van een der vereenigingen voor watersporten die hebben we hier wel een vijftal. Dat lokt dus volk. Dan is ’t voller op de Amsteloevers dan andere Zonda gen, waarop ook al het gewone uittochtje naar het Kalfje plaats heeft. Dat vordert na tuurlijk meerder politietoezicht. Maar toen was ’t ook druk aan de De Ruy- terkade. Die kade is en blijft een aardige attractie. Wat ik wel eens jammer vind, is dit: het Cen traalstation is een groot punt voor de groote stadsbeweging, maar voor de De Ruyterkade, voor ’t drukste deel er van is het in zeker op zicht een sta-in-den-weg. Naar den Zuidkant der stad loopt men midden door het Rijks- museum en die weg zou nog veel drukker zijn, als het museumterrein door die passage heen de echte verbinding was van de binnen stad naar het Zuiden. Maar het Rijksmuseum ligt aan de Stadhouderskade, tusschen de beide groote toegangen: Leidsche plein en Wete- ringplantsoen-Vijzelstraat. Het Centraalstation echter staat juist met het midden van zijn front voor de allerdrukste verkeersweg langs het Damrak naar den Dam, en zoo voort. Was er nu ook zoo’n passage midden door het groote station, dan zou het wandelend publiek veel meer naar de De Ruyterkade trekken, om eens breed water, groen land aan de over zijde, een ver verschiet en drukke beweging van nabij te zien. Nu moet men eerst een om weg maken om het groote gebouw heen door het Ooster- of Wester viaduct en daar is het, ’s avonds vooral, ietwat eenzaam. Dan zou zeker de De Ruyterkade, die in de laatste beide jaren toch al wat drukker bebouwd wordt, ook in ’t drukste deel beter met huizen bezet worden; zoodat men niet zoo vervelend tegen den stationsdijk behoefde aan te zien. Doch op een behoorlijken Zondag is het er toch druk, omdat de menschen den tijd heb ben eens aan den buitenkant te zien. Op dien laatsten Augustus-Zondag echter was de Zaandammer kermis begonnen en er was een oud-Hollandsch marktplein op ’t Tol huis, in den welbekenden tuin. Ik heb u al eens geschreven over de drukke beweging naar ’t Tolhuis en Zaandam en de welbekende straatdeuntjes over ’t Tolhuis en «Van m’n leven kom ik nooit weer op de Zaan* hebben natuurlijk een gemakkelijk te gissen oorsprong. Maar nu, dien Zondag, was woon druk. Naar de couranten schreven, hebben de bei de stoombootmaatschappijen van hier naar Zaandam dien dag veertig duizend personen vervoerd, hetgeen zelfs voor een stad als Am sterdam zeer veel is. Stel u voor, dat drie-, viermaal heel Sneek op één dag een excursie maakt! Op de booten, tenminste de salonboo- ten der eene maatschappij (het is dezelfde Ver- schure Co., waar ook de booten der Hol land Friesland-lijn aan behooren), was na tuurlijk muziek, op ieder een deel der hier welbekende Duitsche Kapel, en voor het rege len van den menschenstroom waren verschei dene agenten noodig. Elk halfuur komen er een paar booten aan, die ieder eenige honder den menschen afladen, terwijl er weer even veel honderden vol ongeduld wachten om er op te komen en er natuurlijk ook honderden kijkers zijn, omdat drukte nu eenmaal drukte aantrekt. En daarnevens de drukke beweging aan het Ijveer. Zooals u weet, varen er twee stoom- ponten, dag en nacht door, heen en terug over het IJ. Ge komt nooit te laat voor een boot, want als de eene vertrekt, is het slechts een goede vijf minuten wachten voor het vertrek 7|j die zich nu op ons blad abon- U.9U, neeren, ontvangen de tot 1 Oc tober a.s. verschijnende nummers GRATIS. Ik schreef in een der vorige brieven over de drukte voor het politiecorps, over de in spanning, die er vaak, zelfs ook op gewone da gen, van hen gevorderd wordt. Deze is wer kelijk soms zeer groot en men moet de orga nisatie bewonderen van zulk een groot lichaam, als onze A’damsche politie is. Alles, de ge heele groote stadsbeweging gaat natuurlijk door; die beweging slaapt niet. Des nachts, natuurlijk alweer, dan slaapt Amsterdam. Maar wanneer is het nacht voor Amster dam? Voor zeer velen is het ’s avonds voor elf uur bedtijd, want ’s morgens om zes, ze ven uur is het weer dag. Dat zijn de gewone werklieden, die vast werk hebben. Dat zijn ook een deel der menschen, die «wit voor moe ten hebben*; dat zijn talrijke mannen in dienst van de gemeente, dat zijn er nog zoovele mannen en vrouwen; en kinderen, halfwasjes zullen wij ze maar noemen. Tot die laatste categorie behooren bijv, dagmeisjes, een categorie, die er, om de belasting, in den laatsten tijd niet kleiner op geworden is. Dan zijn er zoovelen, die eerst des morgens na negen uur naar kantoor of bureau moeten en dus ’s avonds gerust het middernachtelijk uur kunnen afwachten. En dan zijn er nog zoo velen tusschen deze beide uitersten (van ge wone werkzaamheden) in, en nog zoo ve len, die er na komen. Laten we hier geen soorten opnoemen. Maar dan zijn er ook nog de menschen, die des nachts hun werk heb ben, ook goed, nuttig werk, maar ook, die op een manier een broodje verdienen, die men slechts op dubbelzinnige wijze met den naam van «werk» kan aanduiden. Is er op een kleine plaats in de eerste uren van den nacht nog wel iets te beleven, op groote plaatsen, in wereldsteden gaat, ge be grijpt het heel goed, het drukke leven door en er is haast geen sprake van nacht, van een rustperiode. Ge begrijpt daaruit, dat er van nachtrust voor onze politie eigenlijk geen sprake is. 5 t, r A r NEE COURANT. 5 -<

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1