TOWS- ES AHÏERTESTIEBLAD
HOE MOET DAT GEREGELD?
Zaterdag 21 September 1907,
62e Jaargang.
No. 76.
i
De Vioolspeler.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
k
I die zich nu op ons blad abon-
neeren, ontvangen de tot 1 Oc
tober a.s. verschijnende nummers GRATIS.
RCOURANT
SN
houden.
HOOFDSTUK VIII.
(Wordt vervolgd).
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
keerde zich om en sliep weldra zoo vast als een afge
tobde huismoeder maar slapen kan.
land nog steeds
i ook de
Vrij bewerkt door AMO.
ke vork van verguld zilver. Toen hem door een tolk
het verkeerde van zijn handelwijze onder het oog
werd gebracht, zei die vreemde snoeshaan, dat volgens
zijn oordeel'de spijzen lekkerder waren als zij met goud
in aanraking kwamen, dan wanneer zij met zilver wer
den gereedgemaakt. »Deze vork maakt de maat vol,
mijnheer. Ik moet u mijn ontslag vragen.*
»Denk er nog een week over na, Shanker, en als ge
dan bij uw besluit blijft, zal ik u het verlangde ont
slag verleer en.«
Mr. Shanker ging naar de provisiekamer en dacht
daar eens rustig na over zijne plannen.
«Ik heb een aardig sommetje gelds bespaard,* zei
hij tot zich zelven. «Ik kan heel goed de livreikleeren
aan den kapstok hangen en een koffiehuis beginnen.
Zoo doen meest alle heeren, die bij adellijke familiën
gediend hebben. Nu komt de herberg in de Cheap-
straat «Het wapen van Craven* over een paar maanden
te huur. De postkoetsen .houden er niet stil, dat is
waar, en de rijke kooplieden komen er ook niet logeeren
maar het is toch een flinke zaak, waar veel omgaat.
Ja, ik zou wel lust hebben om «Het wapen van Graven*
over te nemen. Als ik een koffiehuis neem, moet ik
ook een vrouw hebben. Tot dusver heb ik een veel
te aangenaam leventje gehad om aan trouwen te denken,
maar een kastelein moet een vrouw hebben. Daar zal
ik dus eens naar uitkijkenSara Burth bijvoorbeeld
die zou mij dadelijk nemen; maar die kan ik altijd
nog wel krijgen. Dan is daar Jeane Stock; die heeft
een flink spaarduitje, maar zij heeft een donkere vlek
in haar oogappel, daar houd ik niet van. En Anna
Hemming, een frissche knappe meid, maar zij is zoo
gauw driftig, daar houd ik ook niet van o neen
HOOFDSTUK VIL
20). (Vervolg.)
«Zie je, kind, bewijst dat niet voldoende, dat je zoo’n
leelijk meisje niet bent Er zullen niet veel meisjes
van zestien jaai zijn, die aanzoek krijgen van een jon
gen man, die dadelijk voor eigen rekening gaat be
ginnen.*
>0, moeder,* zei Dolly ontsteld, «zwijg daar verder
over; ik kan Perry Hobbs niet uitstaan.*
En in hare gedachten stond de verliefde jonge boer
in zijne Zondagsche kleeren haar voor de oogen, reeds
op een afstand bemerkbaar aan den welriekenden geur,
waarmee de verliefde jongelui zich toen ter tijd plach
ten te parfumeeren.
«Wel, dat is jammer,* zuchtte juffrouw Freer. «Hij
is een vlijtig jonkman. Maar kom, de liefde komt soms
onverwacht,laat het hoofd maar niet hangen, kind,
je zult wel een vrijer krijgen. Sommigen beginnen
daar al vroeg mee, en bij anderen komt het wat later,
en dat is gewoonlijk het best. De kastanjeboomen staan
al vroeg in het voorjaar in het blad, maar ze verliezen
hunne bladeren ook, als de zomer nauwelijks ten einde
is; de eikenboomen botten later uit, maar ze blijven
in blad tot het begint te vriezen. Je tijd zal wel ko
men, en een goede tijd ook; laat die vervelende oude
heer Winter zeggen, wat hij wil.*
Daarop gaf juffrouw Freer hare dochter een kus,
wandelaar rekende den wielrijder even so
lide rechten op den publieken weg toe als hij
zelf bezat.
De ketting bracht de groote verandering.
Die onmogelijk hooge wielen waren onnoodig
geworden, de ketting bracht de beweging over
op een tandrad met minder tanden, en daar
door kreeg men de versnelling. Dat is nu
iets gewoons, iets heel gewoons, en voor
twintig jaren was het iets geheel nieuws.
Welk een groote ommekeer is hierdoor ont
staan!
Van een weeldeartikel, dat heel wat geld
kostte, is de fiets voor de halve wereld een
onmisbaar iets geworden; overal zijn fietswin
kels, rijwielherstellers, hulpkisten voor kleine
reparaties.
Wie had voor een kwart eeuw kunnen den
ken, dat naaistertjes per fiets naar hun werk
zouden rijden, dat verschillende ambachtslieden,
timmerlui, ververs, metselaars, per fiets naar
en van hun karwei zouden gaan, waardoor hun
werkkring een heel eind verruimd is gewor
den. Thans kan een werkman op een werk
gaan, een paar uur Van zijn woning, zonder
dat hij behoeft te verhuizen of een goed deel
van de zuurverdiende gelden voor een tijdelijk
kosthuis behoeft uit te geven.
Wie had kunnen denken, dat op het platte
land, zelfs in de armere streken, waar weelde
haast onbekend was, de fiets het vervoermiddel
zou worden, dat de eenvoudige boerenarbei
der evengoed z’n fiets zou hebben als de beste
stedeling? Voor een kwart eeuw zou men
zoo iets onmogelijk hebben geacht, want waar
zou zoo’n arme stumperd, die te weinig ver
dient om te leven en te veel om te sterven,
zooveel geld van daan krijgen, als noodig is
om een rijwiel te koopen?
Ga verder eens na de oeconomische en
andere veranderingen, door het algemeen ge
bruik van het rijwiel ontstaan. De gezichts
kring is verruimd. Was de dorpeling vroeger
aan z’n dorp gebonden, nu gaat hij uren en
uren ver en bezoekt steden, en feesten, waar
hij vroeger niet kon komen. De menschen
zijn in korten tijd een heel stuk moderner ge
worden en vooral op het anders zoo achter
lijke platteland bracht dit een groote omme
keer.
En zouden door de fiets ook de loonen niet
gestegen zijn? Dat zijn van die zaken moei
lijk onder woorden te brengen en nog moei-
Perry Hobbs was niet de eenige jonkman, die het oog
op Dolly had laten vallen.
Op zekeren dag verlangde mr. Shanker, de eerste
livreiknecht, een onderhoud met mr. Bateman, den
hofmeester. De zaken gingen op het kasteel heelemaal
niet naar zijn zin; er was zooveel verandering gekomen,
dat hij er over dacht, zelf ook te gaan veranderen,
zeide hij tot den hofmeester
«Wees niet zoo haastig in het nemen van een besluit,*
raadde Bateman hem aan. «Bezin eér ge begint. Ik
moet erkennen, vriend, dat al die veranderingen niet
aangenaam zijn, en dat juffrouw Jenner en ik er ook
wel over gedacht hebben om van hier te gaan, maar
wij hebben na ernstig beraad besloten den loop van
zaken nog een poosje aan te zien, althans tot wjj een
andere betrekking hebben, en als vriend raad ik u,
evenzoo te handelen. Het kan weer beter gaan ook,
en daar heb ik wel eenige hoop op.«
«Dank u vriendelijk, mr. Battman, maar alles welbe
schouwd, is het onverdragelijk. Ik weet maar al te
goed, wat ik thans moet missen. Ik heb bij voorname
familiën gediend, maar in de dagen van den ouden lord
was Asherton de beste van alle. Gloed loon, goed eten
en drinken, en juist werk genoeg om den noodigen
eetlustte krijgen, een flinke fooi op mylord's verjaardag,
livreikleeding van de beste stoffen, en mooie dienst
meisjes, die een beleefdheid op prijs weten te stellen,
en nu
«En nu herhaalde Bateman, die veel schik had in
de ontboezeming van Shanker.
Voor dertig jaren zag men nog hier en daar
de houten fietsen gebruiken; twee lompe zwa
re wielen en trappers zonder ketting, zonder
versnelling dus. Trapte men één keer op en
neer, dan was het eene houten rad juist éénmaal
rond geweest. Een gewone wagenmaker
kon deze fietsen repareeren en ook maken.
Daarna kwamen de nieuwere rijwielen
geheel zonder hout; dunne stalen spaken en
gummibanden, natuurlijk nog niet hol. Deze
fiets bestond uit een groot en een klein wiel.
Van ketting en versnelling was nog geen
sprake. De trappers waren aan het groote wiel
bevestigd en dit wiel was zoo groot mogelijk
gemaakt omdat daarvan de snelheid afhing.
Om op zoo’n rijwiel te komen, moest men
tweemaal over stappen.
De fietsers van thans, vooral de jeugdige
sportluitjes, die zulke hooge fietsen niet goed
gekend hebben, lachen thans om die lastige
dingen. Maar indertijd was ’t een heele voor
uitgang, als meh die nette, vrij lichte dingen
bij die lompe houten rijwielen vergeleek. En
toen kwamen ook reeds de wedstrijden. Stu
denten en andere sportlieden vormden wed
strijden en een heelen tijd lang was Kiderlen,
van Delft, de groote fietser, die door niemand
kon achterhaald worden.
Dat was bijna vijf en twintig jaren geleden.
Wie had toen kunnen denken, dat binnen
een kwart eeuw het rijwiel een onmisbaar
voertuig voor bijna iedereen zou worden; dat
binnen een kwart eeuw het rijwiel, hoezeer
ook verbeterd, al ouderwetsch zou geworden
zijn, daar motorfietsen en automobiels steeds
meer in zwang komen?
Hoe kort is het nog maar geleden, dat de
niet talrijke fietsen slechts noode op den weg
geduld werden, terwijl de wagenbestuurders
eischten, dat de fietsers, bij ’t passeeren, zou
den afstappen. Met een nijdig oog werden
die nieuwe stoutigheden aangezien en geen
lijker te bewijzen, maar ieder voelt
waar zijn.
De fiets heeft in korten tijd de menschen
een eeuw vooruitgebracht, heeft den plattelan
der uit z’n isolement gehaald, heeft heel wat
veranderd.
Thans is ’t rijwiel niet meer uitzondering,
thans ziet de wandelaar het niet meer aan
als een ongenoode gast, die eigenlijk niet op
den openbaren weg geduld behoefde te worden.
In ieder beschaafd land waakt een reuzen-
bond voor de belangen der wielrijders, zorgt
voor verbetering der wegen, voor handwij
zers, die tevens de afstanden aangeven, voor
waarschuwingsborden op gevaarlijke plaatsen,
voor hulpkisten in bondshotels en bondsher-
bergen, voor reductie, die bondsleden daar op
hunne tochten genieten en nog voor zooveel.
Natuurlijk heeft ook de fiscus het oorbaar
geacht, een rijwielbelasting te eischen; hoe
zoudt ge iets anders kunnen denken?
Ten behoeve der wielrijders zijn langs meer
dere wegen aparte wielerpaden aangebracht,
die door de voetreizigers steeds meer als rijwiel-
domein gemeden worden.
Doch thans zijn bij het rijwiel ook nog het
motorrijwiel en de automobiel geïntroduceerd,
het eene voor de zakenmenschen, het laatste
voor de menschen met geld.
Voor eenige jaren reeds gaf men uit ironie
als toekomstbeeld: Een persoon, door allen
als een wondermensch aangegaapt, omdat hij
liep. Maar waarlijk, het komt zoover, dat
de voetwandelaars in de minderheid geraken,
en zich tusschen die drukke beweging onbe
haaglijk en onveilig gevoelen. Vooral in groote
steden en drukke buitenwegen wordt het lastig.
In een groote stad moet ge als wandelaar
rechts houden en dan moet ge vlug afmaken,
omdat de afstanden groot zijn en daarbij moet
ge uitwijken voor electrische trams, voor
vrachtwagens en vrachtkarren, voor rijtuigen,
voor autocars, voor motorfietsen, voor een on
telbaar aantal gewone fietsen. Voor de tram
moet ge wijken, natuurlijk; die is een onmis
baar vervoermiddel geworden en die moet er
zijn. Maar voor al de andere dingen moet ge
ook wijken en liefst zoo schielijk mogelijk of
ge wordt overreden of aangereden of vuil ge
reden. En op de drukke buitenwegen moet
alles wijken voor de autocars, die met snel-
treinsvaart op gewone wegen rijden. Er zijn
streken, waar de ouders het als hun eerste
«En nu, mijnheer, wat is het nu Het eten niets
dan liflafjes, en nooit op tijd gereed. Die vreemden
drinken een vocht, dat ik niet anders dan azijn noem,
en ze lachen spottend om ons, wanneer wij ons bier
drinken, zoodat zij ons het genot daarvan ook nog be
derven. Nooit mag ik mylord aan tafel bedienen, zoo
dat ik nimmer het genoegen heb het zilver te zien
glinsteren, dat ik toch zelf heb gepoetst. En wat de
fooi op mylord’s verjaardag betreft, geloof ik, dat deze
lord nooit jarig is, en zooals ik zei, de dienstmeisjes
laat ze zeggen, wat ze willen, maar ik verzeker u,
dat zij verzot zijn op die vreemde snoeshanen; ik kan
geen vriendelijk woord en geen enkel lachje van haar
krijgen. Neen, ik doe maar het best met den dienst
hier te verlaten, mr. Bateman.*
«Kom, wacht nog maar een poosje. Ik zal maar
rekenen, dat ge den dienst nog niet hebt opgezegd.
En wat de dienstmeisjes betreft, die zijn allemaal
wispelturig, binnen het jaar hebben zij genoeg van die
vreemde klanten, dat verzeker ik u, waarde vriend
Shanker.*
Eenige dagen later zocht Shanker weder zijn chef op.
«Kijk eens hier, mijnheer Bateman, zie deze vork
eens, hoe bedorven door den poes-pas-kerelAan de
punten der tanden komt het zilver door het goud heen,
zooals de teenen door een versleten kous. Die vork is
in den grond bedorven, en dan nog te moeten hooren,
dat mylord liever den smaak van goud dan dien van
zilver aan de spijzen bemerkthet is een gruwel
«Wat bedoelt ge toch, mr. Shanker Leg mij de zaak
eens uit,* riep de verbouwereerde hofmeester, terwijl
hij naar de vork keek.
Mr. Shanker vertelde nu, dat hij den Italiaanschen
suikerbakker betrapt had, terwijl de man een zoeten
eierkoek in de pan omkeerde met deze prachtige antie-
plicht achten de kinderen te leeren: Wijkt uit
en hebt de oogen open op den straatweg en
loopt liefst altijd in de bermen. Er zijn we
gen, dicht bij badplaatsen en ook elders, waar
men eigenlijk nooit veilig loopt en waar ook
de wielrijder nooit goed op zijn gemak kan zijn.
En nu staan we nog maar aan ’t begin
van de auto-sport, die zich denkelijk nog bui
tengewoon zal ontwikkelen.
Terwijl de bevolking in ons 1
talrijker wordt en daardoor alleen
drukte in de steden en op de belangrijke ver
keerswegen moet toenemen, komt er nog een
zich veel sterker ontwikkelende autosport bij.
In vele steden had men reeds lang straat
jes en steegjes, die voor rijtuigverkeer ge
sloten waren. Langzamerhand kwamen er in
de groote steden ook bordjes met: «Verboden
voor wielrijders* en verleden jaar zijn op hon
derden plaatsen in alle deelen des rijks van
regeeringswege de welbekende roode waarschu
wingsborden geplaatst.
Dit geeft voor de voetgangers in de „ver
boden* straten en stegen een gevoel, van vei
ligheid. Maar ieder en ook de vroede vade
ren in rijks-, provincie- en gemeentebestuur
begrijpen dat er spoedig wetten en verorde
ningen moeten komen om de veiligheid van
het verkeer beter te waarborgen. Er zullen
voor die en die straten en pleinen en wegen
bepalingen moeten komen omtrent een maxi
mum snelheid voor auto’s en andere vlugge
vervoermiddelen. Want omdat men in een
auto zeer snel kan rijden, wil men ook snel
rijden, wil men er alles uithalen wat er in zit,
ten koste van eigen veiligheid en van de vei
ligheid van anderen. En aan die verordening
zal streng de hand gehouden moeten worden.
Verder zullen er meer «verboden* wegen
moeten komen, zullen er wegen verbreed en
zelfs speciale auto-wegen aangelegd moeten
wordéb. Er zijn drukke verkeerswegen in
meerdere deelen des lands te noemen, die
thans onmogelijk gesloten kunnen worden voor
het auto-verkeer. Er zijn drukke wegen door
villa-oorden en naar badplaatsen, waar men de
auto niet weigeren kan, omdat men het voor
een groot deel moet hebben van de soort per
sonen, die er auto’s op na kunnen
Wie bijv, wel eens den straatweg naar Zand-
vóort gezien heeft, moet zich verwonderen, dat
daar niet meer ongelukken gebeuren. Die weg,
door bosch en kreupelhout en duinen aange-
dat ze
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 600
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
5 I
4
t
r
A
r
t
ic