NIEUWS- EN APVERTESTIEBLA» VOOR SNEES. EN MSTEEEEN. n. Woensdag 2 October 1907. 62e Jaargang. No. 79. De Vioolspeler. I Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per S maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. it Vrij bewerkt door AM0. HOOFDSTUK IX. 23). (Vervolg.) «Blijde Spoedig voorbij Ge weet niet wat ge zegt, mijnheer, of ge misleidt mij opzettelijkZal mijn ne derige afkomst vergeten worden Zullen de menschen ooit ophouden met schimpen en spotten Ach, mis schien gelooft ge dat maar gij zijt schoon, gij zijt een fijn heer niemand bespot u 1 Gij kunt onmogelijk beseffen, wat ik lijd. Gij zijt wreed, omdat gij dit niet kunt beseffen. Ik heb het wel ge zien hoe uw voorhoofd zich rimpelde, en hoe er een glimlach over uw gelaat vloog. Ik weet, wat ge toen dacht. Gij kunt u niet in mijn plaats gevoelen, en daar om zijt gij wreed.* «Zoo, kan ik mjj niet in uwe plaats gevoelen vroeg Giotto, diep ontroerd door hare woorden en zijne ruime jas losmakende, liet hij dien op den grond vallen. «Kijk eens hier, meisje,* zeide hij, en zich omkeerende stapte hij naar het venster. Een levendig gevoel van berouwen zelfverwijt over meesterde het hart van Dolly, toen zij het oog op de gestalte van den vioolspeler liet rusten en bemerkte, dat hij tusschen de schouders een misvormden rug had. Zij had wel hooren zeggen, dat de signor door een ongeluk een lichaamsgebrek had gekregen, maar zijne slanke gestalte en de ruime overjas, die hij, zooals alle vreemdelingen op het kasteel, droeg, verborgen het ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. had, waarin het gebrek van den signor bestond. Hij keerde tot haar terug, nam de overjas op en trok die weer aan. Toen zeide hij «Zeg nu nooit weder, dat ik niet gevoelen kan. Ik was ongéveer zoo oud als gij thans zijt, ik hoopte en verlangde innig dezelfde loopbaan, die thans voor u openstaat. Ik dacht slechts aan een kunstenaarsleven en een be roemden naam. Ik wilde een dankbaar publiek voor mij zien, dat ik kon betooveren met de tonen, welke ik aan mijne viool ontlokte, ik wilde de eerste onder al de violisten der wereld worden. Dat was mijn eer zucht en de menschen, ja zelfs de voornaamste violisten zeiden, dat mij een schitterende toekomst wachtte. Gjj hebt mij schoon genoemd ja, op zestien-jarigen leeftijd was ik schoon van lijf, leden en van gelaat. Maar toen, toen kwam ditdoor de hand mijns vaders. O, gij klaagt over uw lot en gelooft, dat het zoo hard is, denk dan aan mij en gij zult nooit weder klagen.* «Signor, gij zijt een groot musicus, gij zijt nog schoon,* stamelde Dolly. «Meent ge, dat het mij nog iets kon schelen, dat ik algemeen bekend kon worden als de wanstalligste violist? Neen, mijn leven was vernietigd. Het had alle waarde voor mij verloren.* Er volgde een poos van stilte. Dolly verborg het gelaat in haar handen en schreide. «Toen ik uwe wonderschoone stem ontdekte*, ging signor Giotto voort, «en aan hare ontwikkeling begon, was het mij, alsof mijn eigen levensloop verlevendigde, juffrouw Star. Doch ik moet u ronduit zeggen, dat ik in het vervolg niets meer doen zal voor uw toekom stig lot, wanneer gij u weder zoo gevoelig toont voor vernederingen, die onvermijdelijk zijn voor elk genie, dat het hoogtepunt van zijn roem nog niet men schepen is tot nu toe ruim een zevende deel grooter dan in denzelfden tijd van 1906. Rotterdam komt dit jaar flink over de tien millioen ton aan gezamenlijken inhoud van in geklaarde schepen. En daarmee gepaard gaat een snelle toename der bevolking. Rotterdam ligt zoo mooi en is de aangewezen haven voor een belangrijk deel van Duitschland. Die ligging kan Amsterdam nooit krijgen; geen Merwede-kanaal kan daartoe voldoende helpen. Neen, onze hoofdstad zal wel nooit weer de hoofdstad van den wereldhandel worden als in de 17e eeuw, in den tijd, dat Vondel zong: heeren van Aemstel. lief hebbers van den in die den, bah! Dat kasteel had misschien reeds een halve eeuw gestaan, toen zich visschers uit Wormer en Jisp in de omgeving er van vestigden. Zij bouwden er hutten van planken en stroo en rekenden op de bescherming van ’t kasteel. Als die visschers over eenige eeuwen eens weer konden komen, zouden ze den dichter Antonides wel mogen nazeggen: Quam nu een visscher, die voor zesmaal hondert jaeren Heeft met zijn kleine boot het eenzaam IJ bevaren, Wat zou hij denken? Als dat al ’t ontallijk zant In menschen was verkeert, gelijk als Pyrrhes steenen: Zijn laege hutten, uyt gestrooit in woeste Veenen Tot trotsche hoven uitgedegen rij aan rij. Amsterdam kreeg z’n oudste handvesten van Floris V en eerst in 1318 stedelijke rechten. Al spoedig begon het te bloeien en dreef reeds in de laatste helft der vijftiende eeuw grooten handel op de Oostzee. Ook werd het toen in het Hanze-verbond opgenomen. In 1481 werd de stad uitgebreid tot de Haarlem mersluis (begin Haarlemmerstraat), tot den Regulierstoren (thans de Munttoren op ’t So- phiapleinj en de St. Anthoniespoort (Nieuw- markt) en door muren, grachten en torens ver sterkt. Een eeuw later was Amsterdam, na Antwerpen, de grootste handelsstad der wereld. Toen scheen ’t, alsof de beroerten van den 80- jarigen oorlog den zon der roem naar de kim men wilden doen dalen. Merkwaardig is 't op te merken, dat Amsterdam zoo lang de Spaansche zijde hield. Terwijl de meeste Hollandsche steden sedert 1572 de zijde van den prins van Oranje aanhingen, maakte Amsterdam eerst in 1578 de groote overgang. Doch juist door de beroerten van den 80- jarigen oorlog werd de Amstelstad de wereld stad. In 1585 nam de bekwame Spaansche landvoogd Parma de groote en rijke stad Ant werpen in. En daarvan dagteekent de grootste roem van onze hoofdstad. Doch laten we hierover verder spreken in een volgenden. eerlijk man. «Ja, als ik je het geld leen, welken waarborg heb ik dan, dat ik het terugkryg «Het woord van een eerlijk man!* «O, dat is goed! Kom dan vanavond terug en breng dien eerlijken man mede.* Aan d’ Amstel en aan ’t IJ, daar doet zich heerlijk ope Zij, die, als Keizerin, de kroon draagt van Europe, Amstelredam, die ’t hoofd verheft aan ’s hemels as, En schiet op Pluto’s borst, haar wortels door ’t moeras. Wat wateren worden niet beschaduwd van haar zeilen? Op welke markten gaat zij niet haar waren veilen? Wat volken ziet ze niet beschijnen van de maan, Zij, die zelf wetten stelt den ganschen Oceaan? Zij breidt haar vleugels uit, door aanwas veler zielen, En sleept de wereld in met overladen kielen. richt in het pianospel zou geven. De organist had daartegen veel bezwaar. «Het is te laat om haar nog tot het meesterschap op eenig instrument te brengen,* knorde hij. «Hare vingers zijn veel te stijf. Jonge dames, die sedert haar prilste jeugd onderwijs in de muziek gehad hebben, geven een leermeester nog handen vol werk, en die betalen dan nog het volle leergeld.* «Zooals ge wilt, mr. Winter. Mylord neemt alle kosten van de muzikale vorming van juffrouw Star voor zijne rekening; gij kunt er dus wel op rekenen, dat hij het volle leergeld zal betalen. Als gij u echter niet met die taak wilt belasten, dan zijn er nog wel andere meesters, die dit wel zullen willen doen.* Natuurlijk nam de organist de zaak op zich en juf frouw Jenner kreeg de boodschap, dat zij zich van een ander meisje moest voorzien, omdat hare nicht voor taan op verlangen van mylord al haar tijd aan de mu ziek zou besteden. Thans begon voor het jonge meisje een nieuw leven, waarvan zij zich veel goeds voorstelde. Van top tot teen was zij muziek, voor haar was nu muziek alles en alles. Muziek bedwelmde haar, zooals een Oosterling bedwelmd wordt door opium. Zij verdroeg de booze buien van mr. Winter met engelachtig geduld, zij ver droeg zijne vloeken, zijne slagen met een bos sleutels op haar ongeoefende vingers, ofschoon zij die slechte behandeling niet verdiende; immers zij brandde van verlangen om goede vorderingen in de kunst te maken. Giotto was meermalen getuige van zijn booze uit vallen, en sprak er ten laatste over. «Ge zijt te hard, Winter,* zeide hij. «Hoe zoudt ge kunnen verwachten, dat uw leerling zulke moeilijke stukken op het eerste gezicht zonder fout speelt Dat Het schijnt, dat hier weer groote annexa tieplannen bestaan. Zooals bekend is, heeft de hoofdstad geen te groot grondgebied. Daarom werd dit in dertijd heel wat vergroot ten koste van aan grenzende gemeenten. In ’t Zuiden bijv., aan den linker-Amstelboord, werd een heele voor stad ingepalmd. Nieuwer-Amstel was voor een twintigtal jaren van landelijke gemeente met heel weinig duizendtallen inwoners een voor stad met vijf en twintig duizend menschen ge worden. Tegen de hoofdstad aan was een heele stad gegroeid. Reeds had Nieuwer-Amstel een aardig ge meentehuis met toren aan den Amstel ge bouwd, reeds bestonden plannen voor een Hoo- gere Burgerschool, toen het heele stedelijk ge deelte met nog meer grondgebied bij Amster dam gevoegd werd. Nieuwer-Amstel werd weer een kleine plattelandsgemeente en thans dient het oud-raadhuis voor politiebureau en andere doeleinden. Dat groote steden steeds aan grondgebied sukkelen, laat zich gemakkelrjk begrijpen. Van heel klein plaatsje zijn ze uitermate gegroeid en hadden zoodoende eindelijk last van «te weinig grond Ge weet, dat Londen bijv, uit een reeks ge meenten bestaat, terwijl de vrij kleine City de eigenlijke stad is. Het werkelijke Brussel heeft slechts een paar honderd duizend inwoners, maar het is geheel met de negen voorsteden tot één grooter-Brussel saamgegroeid en telt daarmee over de zes honderd duizend bewo ners. Komt ge van uit Holland in de Belgi sche hootdstad aan, Gare du Nord, dan meent ge te Brussel te zijn en ge zijt in een voor stad. Kom uit Parijs met den Noorder-ex- pres, ge stapt uit aan het Zuiderstation (Gare du Midi), maar ge zijt alweer niet te Brussel. Van de groote Europeesche steden is vooral Berlijn snel gegroeid. In 1670 telde de hoofdstad van het destijds nog niet zoo groote Pruisen slechts 10,000 in woners, in 1770 reeds honderdduizend, in 1870 een millioen en thans is de eigenlijke gemeente Berlijn reeds flink de twee millioen gepas seerd, terwijl er groote voorsteden mee samen groeiden, o. a. Charlottenburg, een voorstad met een bevolking als Den Haag. Aldus ook, in geringere mate, met Amsterdam. Nu doet men in ons land nog al gaarne aan annexatie, ten minste voor de grootste steden. (Want kleinere, als Leeuwarden, had den ook wel v ergrooting van gebied noodig; naar ’t Zuiden toch is de Schrans een stuk van Leeuwarderadeel, dat eigenlijk Leeuwar den had moeten zijn.) Neem Rotterdam, dat er eerst Delfshaven en later Kralingen en Charlois bij kreeg. Maar een zich zoo verbazend snel uitbrei dende havenstad als Rotterdam de 400,000- ste inwoner werd onlangs geboren, dat voor z’n havenwerken reusachtige terreinen noodig heeft, kon onmogelijk blijven, zooals het was. Zoo’n havenuitbreiding kan alleen goed worden als alles tot éene gemeente behoort. Doch laten we nu bij onze hoofdstad blijven. Wel breidt ze zich in de laatste jaren slechts langzaam uit en is de toename der bevolking alleen te danken aan het grooter geboorte- dan ’t sterfte-cijfer; wel zijn er nog groote stuk ken gronds, die nog wel eenige honderddui zenden menschen zouden kunnen herbergen, maar in de richting, w aar de stad zich hoofd zakelijk uitbreidt, is geen grond meer over. Aan beide zijden, vooral ten Westen van ’t Von delpark, is de grens reeds bereikt en verder aan den geheelen Zuidwest- en Westkant. Ten Zuiden van buurt IJ IJ, in ’t verre Oosten, buiten de Indische buurt en aan den overkant van het IJ zijn nog heele stukken over. Thans schijnt men, om overal ruimte te ge ven aan de hoofdstad, met al de gemeenten in den omtrek te willen beginnen en volgens de berichten hebben Gedeputeerde Staten van N.-Holland aan de respectievelijke gemeente besturen, zelfs aan dat van Zaandam, verzocht hun oordeel uit te drukken omtrent eventueele annexatie. Amsterdam zou er dan meer grond gebied bij krijgen als ’t reeds heeft, waaruit de lezer kan opmaken, dat het nog al een heel brokje moet zijn. We weten natuurlijk niet, wat er van deze plannen zal terechtkomen, maar wel bewijzen ze, dat men hier nog steeds gelooft aan een steeds verder gaanden bloei. Al ziet het er thans volstrekt niet rooskleurig uit; duizenden zijn al zoolang zonder werk en dat in den bes ten tijd. Is ’t wonder, dat de bevolking zoo weinig toeneemt? Als we naar Rotterdam zien, is ’t om jaloersch te word en. Daar een toename van de handelsbeweging, zooals nog nooit geweest is. De tonnenmaat der ingeko- lijk gedrag te beheerschen en bovenalverwijt mij niet, dat het mij aan gevoel ontbreekt. Ach, ik wenschte, dat ik niets behoefde te gevoelenPlotseling veran derde hij van toon en vroeg vriendelijk «Wilt gij mij thans volgen en medezingen »Ja,« antwoordde zij ootmoedig, «en ik zal mijn best doen. Ach, wilt gij mij mijne wreede woorden verge ven, signor Hij lachte haar vriendelijk toe, bood haar weder de hand en geleidde haar ten tweeden male naar de ka mer, waar de leden van het zangkoor bijeen waren. Zij lette nu nergens op, zij was verheven boven alle kleinzielige dingen. Zij hoorde het half gesmoord ge lach van de dames Gale niet; zij zag de glurende blikken der mannelijke leden van het zangkoor niet; zij dacht niet aan hare japon, niet aan hare krullen, kortom zij vergat zich zelve. Zij dacht slechts aan signor Giotto, die haar in zijn vertrouwen had geno men en haar vergiffenis schonk en daarbij bezielde haar een verlangen om zoo goed mogelijk te zingen, teneinde hem genoegen te verschaffen en hare onrechtvaardige beschuldiging te doen vergeven. Hare stem rees en daalde en trilde zóó frisch en vol in den grootschen ouden lofzang, dat zij overal in den hal duidefljk verstaanbaar was. Aan het einde gekomen, verlieten de toehoorders de hal zóó stil, zij waren zóó onder den plechtigen indruk, dat ’t wel leek, of zij uit een kerk kwamen, waar een lijkdienst was gehouden. Lord Asherton riep dadelijk na afloop signor Giotto bij zich en zeide«Mijn beste vriend, gij hebt daar een geboren kunstenares ontdekt; zorg voor hare verdere ontwikkeling. Op de kosten komt het in het geheel niet aan; ik zal alles wel betalen.* Den volgenden dag werd mr. Winter ontboden en Ze waren zeker geen gezelligheid, want daar mid- nattemoerassige veengron- Zoo zong de groote dichter, toen Amster dam op het toppunt van zijn roem stond. (En toen was ’t toch niet half zoo talrijk in bevol king als thans!) Carrara putte zich uit om de Amsterdamsche paleizen te versieren. De luis ter van het machtige Venetië, de trotsche stad der Doge’s, verbleekte voor den glans van ’t Noordsch Venetië. Toen voelde men hier de polsslag, de krachtigste polsslag van den we reldhandel. Toen konden onze matrozen den bezem in den mast steken, ten teeken dat ze de zee hadden schoongeveegd van vijanden. In z’n bloeitijd had onze stad grooten invloed op de politiek, op de wereldgeschiedenis. We hadden ’t zoo even over den snellen bloei der groote steden. Vele daarvan zijn nog niet zeer oud, en ook Amsterdam is geen oude stad. Hare geschiedenis verliest zich niet als die van Athene en Rome in de oud ste tijden en ook voor ons land is ’t geen oude stad, Stavoren had zijn bloeitijd reeds gehad toen Amsterdam nog een stad moest worden. Utrecht was reeds meer dan twee eeuwen een ommuurde stad met veel macht en aanzien, toen er van onze stad nog geen spoor was te vinden. In ’t midden der twaalf de eeuw werd er een kasteel gebouwd, ver tellen de kronieken, ter plaatse van het Water of Damrak en wel door de nog al machtige heeft bereikt Tracht uw gevoel, of althans uw uiter- gebrek zoo goed, dat zij zelfs geen zwak vermoeden verzocht signor Giotto hem, dat hij Dolly Star onder- «De waarheid is, dat er te veel tijd verloren gegaan t r ii r i I COURANT N I ■ent it i. u

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1