NIEUWS- EN JUVERTENTIEIILAII
ÏWR SNEES ES «WlfflEN.
1
V
Een levensles.
Zaterdag 12 October 1207.
62e Jaargang.
De Vioolspeler.
No.P82.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uit de Raadszaal.
Feuilleton.
I. school te
(Wordt vervolgd).
zijn streven,
worden be-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ter wille van anderen, terwijl zij zelven gaan
op wegen van schaduw en donkerheid.
Dat wij van hen trachten te leeren
W. C.
heeft bereid,
dan verheugd over de uiting des harten,
pogen, uw werken toonen
De lord zweeg eenige oogenblikken en vroeg toen
«Ge hebt zooeven gesproken van werk buitenshuis.
Hoe zou ik hun dat kunnen geven, tnr, Howard
>0, mylord, daartoe is gelegenheid genoeg. Wat
zou hier bijvoorbeeld een prachtig terras aangelegd
kunnen worden voor deze venstersEn de ruime
vlakte beneden wat zouden daar mooie rij- en wan
delwegen gemaakt kunnen worden, met fraaie stand
beelden hier en daar tusschen de boschjes Het zou
een prachtige Italiaansche villa kunnen worden, en
uit dit venster zoudt ge al die veranderingen kunnen
gadeslaan.*
Dit denkbeeld viel bij den graaf in goede aarde.
»Ik zal onmiddellijk een bekwamen tuinarchitect
ontbieden,* zeide hij. «Maar dit zal geen werk der
Christelijke liefde zijn, mr. HowardDat doe ik alleen
voor mijn eigen genoegen.*
«Ge besteedt dan uw geld op een waardige wijze,
en bewijst een weldaad aan uwe medeschepselen, my-
lord. Zooveel te beter, wanneer het tevens tot uw
eigen genoegen strekt. Ge behoeft een goed werk niet
na te laten, omdat het u tevens genoegen verschaft.*
Mr. Howard vertrok en lord Asherton stapte dade
lijk naar de schilderijengalerij, waarin hij zooveel geld
had besteed aan buitenlandsche kunstwerken, waarin hij
zooveel loon had betaald aan buitenlandsche werklieden.
Die vreemden hadden hier rondgezwermd als bijen in
een korf. De oude familieportretten waren op den
zolder gebracht, terwijl andere schilderijen en marme
ren beelden in de plaats waren gesteld.
«Laat de huishoudster bij me komen,* beval hij
Achille.
Ontsteld keek de knecht zijn meester aan.
Vrij bewerkt door AMO.
HOOFDSTUK X.
26). (Vervolg.)
Eenige weken na Paschen, op een Zondag met mooi
weer, liet lord Asherton zich in zijn rolstoel naar bui
ten brengen om den heerlijken zonneschijn te genie
ten. Flink ingebakerd, werd hij door twee lakeien
voortgetrokken, terwijl Achille achter den stoel liep om
te sturen. Men hield stil onder een fraaien ouden
eik, waar een leuningstoel voor den graaf gereed stond.
Daarin nam lord Asherton plaats; zijn hondje, dat den
zonderlingen naam «Fanfaron* droeg, moest op zjjn
knieën gezet worden.
«Waar komen al die menschen vandaan, die daar
uit het dal te voorschijn komen vroeg de lord.
«Dat zijn de bedienden van ons kasteel, mylord.
Ze komen terug uit de kerk, de ezels
«Waarom noem je hen ezels, Achille?* vroeg de lord
ontevreden. «Fatsoenlijke menschen geheel zonder
reden te minachten of te bespotten, daar houd ik niet
van, onthoud dit wel
«O, ik spotte niet met die menschen, mylord Ik
lachtte alleen om hun godsdienstigheid.*
«Is de godsdienst dan zoo belachelijk, Achille
«Zoo oordeelde Voltaire er over, mylord,* antwoord
de Achille met een buiging.
«Ik zou wel eens willen weten, waar Voltaire nu
is,« zei lord. Asherton ia gedachten verdiept.
«Dat kan niemand zeggen,* antwoordde Achille on
verschillig.
«Je durft er nogal voor uitkomen, Achille,* zei lord
Asherton op ernstigen toon. «Ik denk er niet zoo
over, al moet ik bekennen, dat ik niet leef, zooals mijn
overtuiging wel meebrengt.*
Hiermede eindigde het gesprek, en keerde men naar
huis terug.
Den volgenden Zondag ging lord Asherton naar de
Abdijkerk, waar hij plaats nam in de bank der familie
Graven, en waar de overige kerkgangers hem niet kon
den zien.
De preek handelde over de Christelijke liefde en
over de plichten der rijken tegenover hunne arme
medebroeders. Met het oog op de armoede, die te
Asherton werd geleden, deed de geestelijke een wel
sprekend betoog op zijn hoorders om hulp voor de
armen. Ter wille van de liefde Gods moesten zij
weldoen aan hun broeders en zusters, die dankbaar
zouden zijn voor de kruimels, die van de tafels der
rijken vielen.
Den volgenden dag was iedereen op het kasteel
verwonderd bij het vernemen van de tijding, dat lord
Asherton eigenhandig geschreven had aan den gees
telijke, en die verwondering werd nog grooter, toen
men vernam, dat nauwelijks een uur later de geestelijke
reeds bij den lord was toegelaten tot een vertrou
welijk gesprek onder vier oogen.
Lord Asherton kwam zonder omwegen tot de zaak.
«Gisteren was ik in de kerk en heb ik uwe preek
gehoord,* zeide hij, «en ik was zeer getroffen, toen ik
hoorde, hoeveel armoede er in Asherton geleden wordt.
Ik ben u dankbaar, dat ge mij gewezen hebt op een
plicht, dien ik tot heden verwaarloosd heb.*
Daarop reikte hij den geestelijke een banknoot van
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Wymbritseradeel, op Zaterdag, den
5 October 1907, des voormiddags te 10 y,
uur.
Tegenwoordig zijn 13 leden; afwezig met kennis
geving de heeren Wesselius en Van der Leij.
Voorzitter de heer H. M. Tromp, Burgemeester.
Secretaris de heer J. Poppinga.
Nadat de Voorzitter de vergadering heeft geopend,
wordt het gebed door den Secretaris uitgesproken.
Punten van behandeling:
1. Notulen van den 3 September 1907.
Deze notulen worden, na lezing door den Secretaris,
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
honderd pond sterling over met de woorden «Wees
zoo goed deze som naar uw beste weten te besteden
ten behoeve der armen.*
«Woorden zijn niet staat mijne dankbaarheid uit te
spreken, mylord 1 Deze liefdegave verheugt mijn hart.
Helaas zijn mijne middelen op verre na niet toereikend
om al de ellende te lenigen, die ik dagelijks onder de
oogen krijg.*
«Geen dank, eerwaarde heer 1 En als ge in het ver
volg behoefte hebt aan geld, hoop ik, dat ge bij mij
zult aankloppen. Ik was reeds op gevorderden leef
tijd, toen ik tot mijn tegenwoordigen hoogen rang
werd geroepen. Zoodoende ben ik niet geheel bekend
met den aard van mijne nieuwe plichten. Wat ik tot
dusverre aan de vervulling daarvan te kort kwam, is
niet te wijten aan mijn goeden wil. Plotseling ben
ik tot het inzicht gekomen, dat vooral de armen iets
van mij mogen verwachten.*
«Het is mij aangenaam dit te hooren, mylord 1 Met
uwe milde gave nog in mijne handen, vraag ik geen
geld voor de armen, maar zij hebben nog iets anders
noodig, veel nuttiger dan geld. Ik vraag werk voor
hen; gebrek aan werk is de oorzaak van al hunne
ellende.*
«Werk Hoe zou ik hun werk kunnen verschaffen
vroeg lord Asherton moedeloos.
«Het onderhoud en de verbetering aan uw park en
tuinen zouden aan vele handen werk verschaffen,*
antwoordde mr. Howard, doch ziende dat de lord daar
over de schouders ophaalde, vervolgde hij
«Als het niet buitenshuis kan, misschien is er dan
binnenshuis wel werk te vinden, mylord. Uw kasteel
is vol met vreemde werklieden, tot groote droefheid
van uw eigen volk, dat vurig verlangt te werken om
in zjjn onderhoud te voorzien.*
gemeente en «Groene Kruis* meer
op het gebied van ontsmetting van
enz. bij besmettelijke ziekten.
Wordt besloten dit adres bij de begroeting te be
handelen.
h. Eene mededeeling, dat door het Dagel. Bestuur
aan den heer M. Dotinga, wegens zijne benoeming tot
le klerk ter Secretarie van Zwolle, eervol ontslag is
verleend als 4e beambte ter Secretarie en in zijne
plaats is benoemd de heer T. Krol te Woudsend, thans
volontair ter Secretarie dezer gemeente.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
3. Missive van Ged. Staten dezer provincie, betref
fende verhooging van de jaarwedde van den gemeente
ontvanger.
Bij schrijven van 29 December 1904 werd door Ged.
Staten het oordeel van den Raad gevraagd over eene
verhooging der jaarwedden van den Burgeester en den
Secretaris; toen werd ook medegedeeld dat eene her
ziening der jaarwedden van de gemeente ontvangers in
bewerking was. daar de laatste regeling werd vast
gesteld in 1877.
De bezoldiging van deze ambtenaren wordt over
’t algemeen té laag geacht en niet in verhouding tot
de groote verantwoordelijkheid en de uitgebreide ad
ministratie, waarom Ged. Staten gaarne het oordeel
van den Raad vernemen om de jaarwedde van den ge-
meente-ontvanger in deze gemeente met ingang van
1 Januari 1908 van f 1000 te verhoogen tot f 1300.
Burg, en Weth. stellen voor in gunstigen zin aan
Ged. Staten te adviseeren, waartoe zonder discussie en
hoofde'.ijke stemming wordt besloten.
4. Rapport van de commissie voor de armenzaken,
omtrent het onderzoek der armvoogdij-begrootingen
voor 1908.
De commissie, bestaande uit de heeren Hokwerda,
Visser en Kooistra, rapporteert dat zij bovengenoemde
begroetingen heeft onderzocht en bevonden dat deze
met nauwkeurigheid en gepaste zuinigheid door de
Tel niet gering de vreugde over het ont
vangen wij mogen jubelen in onze ziel
over verkregen weldaden, over vervulde hoop,
over verwezenlijkte droomen en verwachtingen.
Dat men juiche als zijn arbeid,
zijn strijden met goeden uitslag
kroond.
Als uw kind u een verrassing
wees
Als menschen uw
te willen steunen, waardeer hun openbaring van
sympathie.
Blijdschap, reine verheuging vervullen ons
als door woord of daad, door bezoek of hand
druk een weldaad ons bewezen wordt. Veler
harten zijn verkild omdat koelheid het ant
woord was op dat, wat aangeboden werd uit
innerlijke aandrang. Ontvangen zóó, dat wie
gaf, voelt, dat de gave begrepen werd, dat
moeten wij leeren, altoos beter.
Het groote geheim van ’t leven is te kennen
de vreugde over het gehot van te leven.
Vele menschen kennen dat genot niet zij
zuchten, klagen eeuwig en altoos. Zij mis
kennen ’s levens waardij en vergallen anderer
en eigen leven. Misschien hebben zij zelf
wat hun hart maar kan wenschen en toch
zijn ze niet gelukkig tengevolge van omstan
digheden of van eigen schuld. Wellicht werpt
een fout in hun karakter een donkere scha
duw over alles. Nu ontmoeten zij iemand
die hun leert zich te verheffen boven de om
standigheden, die hen op weg helpt hun fout
te oyerwinnen, die hen doet inzien welk een
heerlijke plaats ook zij kunnen innemen in
de maatschappij, die hen doet beseffen wat
er als men wil van het leven te maken
en in de wereld te doen is, die hun een
vriendelijken blik doet werpen op de men
schen kortom zij komen in aanraking met
iemand, die hen hoopvol en moedig doet terug-
keeren tot het leven en nu komt er in hun ziel
vreugde, hooge blijdschap.
De oprecht blijde vraagt lof, noch dank.
Stil doet zulk een mensch zijn liefdewerk. Zijn
lust en leuze is het een traan te drogen, een
wond te heelen, een zwakke te steunen, een
nooddruftige bij te staan steeds de hel
pende hand uit te steken.
Aan deze blijdschap, die zonder om te zien
haar werk verricht, kleeft geen zelfzucht,
’t Hart alleen drijft hen. Zij verheugen zich
onveranderd vastgesteld en gearresteerd.
2. Ingekomen stukken en mededeelingen.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
a. Een schrijven van den heer L. Brouwer te 01-
deboorn, berichtende dat hij onder dankbetuiging zjjne
benoeming tot hoofd der o. I, school te Hommerts
aanneemt;
b. Een idem van mej. T. Dijkstra te Stavoren, waar
bij zij hare benoeming tot onderwijzeres aan de o. 1.
octrooi te Heeg uanneemt;
c. Eene resolutie van heeren Ged. Staten, houdende
goedkeuring van het raadsbesluit tot wijziging der ge-
meente-begrooting, dienst 1907;
Op voorstel van den Voorzitter worden vorenge
noemde ingekomen stukken voor kennisgeving aange
nomen.
d. Twee beschikkingen op reclames tegen aansla
gen in den hoofdelijken omslag, in hooger beroep bij
Ged. Staten, van IJ. IJkema te IJsbrechtum enM. G.
Slippens te Blauwhuis.
Worden voor de leden op de Secretarie ter inzage
neergelegd.
e. Een adres van Jelle Nijdam en andere hoofden
van huisgezinnen, wonende aan het noordeinde van de
Ee te Woudsend, verzoekende aan den wal der Ee
een stoep te willen maken, wijl het spoelen in dat
water thans met levensgevaar geschiedt;
Met algemeene stemmen wordt besloten dit adres
ter afdoening te renvoyeeren aan B. en W,, die zoo
mogelijk aan het verlangen van adressanten zullen te
gemoetkomen.
f. Een adres van Pier van der Meer, dorpsreini-
ger te Oppenhuizen, verzoekende: 1. f 50 verhoo
ging van zijne belooning (toelage), wijl de werkzaam
heden tegenvallen en hij hulp van zijn zoon moet heb
ben; in ’t geheel kan hij nu f 750 maken, waar alles
af moet; 2. een bergplaats voor zijn gereedschap;
3. een andere praam, daar de nu in gebruik zijnde te
kort is en het vervoer van faecaliën bij harde wind
gevaar oplevert; 4. een goot, door Jan Sijsling ge
maakt, op taxatie te willen overnemen.
De Voorzitter stelt voor ook dit adres ter afdoe
ning aan B. en W. te renvoyeeren. Spr. zegt dat ’t
B. en W. nog niet is mogen gelukken een goede
bergplaats voor ’t gereedschap van adr. te vinden.
De heer Jorritsma veronderstelt dat ’t pleintje ach
ter de kerk, waar vroeger de school stond, wel een
geschikte plaats zal zijn voor’t maken van een bergplaats.
Spr. is van meening dat de thans gebruikt wordende
praam inderdaad te klein is en gevaar kan ople
veren.
De Voorzitter antwoordt dat ’t volstrekt niet noodig
is dat adr. met alle wind vaart, dit wordt hem niet
opgelegd; er is hem reeds toegezegd dat een andere
praam zal worden gemaakt; de tegenwoordige kan dan
weer elders dienst doen. Spr. zegt voorts toe, dat B. en
W. omtrent de bergplaats nogmaals een onderzoek zul
len instellen.
Hierop wordt met algemeene stemmen besloten het
adres ter afdoening te stellen in handen van B. en W.
g. Een adres van het hoofdbestuur van de Prov.
Friesche Vereeniging «Het Groene Kruis*, verzoeken
de op de gemeente-begrooting een eenigszins hoogere
som dan gebruikelijk is, uit te trekken voor ontsmet
ting van woningen, opdat door samenwerking van
Tz-..:-kunne geschieden
huizen, lijfgoederen
Dat het leven vol afwisseling is evenals de
natuur, die geen eentonigheid kent, wie weet
het niet zoowel uit ervaring als uit waarne
ming der menschen om zich heen? Lief en leed,
teleurstelling en verrassing, nederlaag en over
winning vervangen elkaar gedurig en wekken
beurtelings een lach en een traan, een stem
ming van moed en moedeloosheid.
Heerlijke verscheidenheid!
De grootste factor tot geluk is wel tevre
denheid en het verlangen er naar leeft in een
ieder. Allen streven er naar, soms op averecht-
sche wijze, vergetend dat uitwendige omstan
digheden niet de alles beslissende zijn.
Er worden benijd, die beklaagd moesten
worden en omgekeerd.
Ons heerlijk woord «blij* drukt zoo juist de
gemoedsstemming der ware vreugde uit. Welk
een voorrecht o’precht blijde te zijn! Men
voelt zich rijk en wil rijk maken, ’t Werk
vlot en de lasten drukken lichter. Niet licht
zinnig en dartel, maar opgewekt en moedig
en hoopvol gaan we verder, tartend de hin
dernissen, niet struikelend over iederen stroo-
halm.
Ze ontaarde echter nimmer in een opwel
ling van het oogen blik, uit een voorbij gaanden
indruk. Zij doet altoos, ook te midden van
duisternis, een licht zien.
Zij leert het geringste waardeeren, zij is
vrucht van zeltoverwinning en doet stand
houden waar ze op zware proef wordt gesteld.
Dit overheerlijk geluksgevoel wordt telkens
in gevaar gebracht! Allerlei invloeden van
omstandigheden kunnen de opgewektheid uit-
dooven.
Niet allen zijn sterk genoeg om dien in
vloed het hoofd te bieden. Laten we toezien
dat onze stemming der blijdschap niet worde
gebluscht!
Want ware vreugde veredelt, loutert, stemt
tot dankbaarheid, verruimt het hart. Reine
vreugde sluit het gemoed voor het ruwe en
lage. Zij is een kapitaal dat goede rente af
werpt, doch ze is ook een fijne bloem, die
met teedere, zachte hand moet verzorgd wor
den. Ze is het deel der edelfin, die in arbeid
en kamp, in voor- en tegenspoed vrede met
zichzelven hebben.
J
a
t
r
ii
r
RCOURANT