o
NIEUWS- ES 1IIÏEWNTIÏRLAP
VOOR SSEEE EN 01SMEN.
Waterleiding.
Zaterdag 2 November 1907.
62e Jaargang.
l
De Vioolspeler.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
No. 88.
Feuilleton.
4
I
1
water
water
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
A
fes!
5
a
t
r
ii
r
t
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
bil
de zee een groote fabriek op te richten, die
zout uit het zeewater zou halen en het
overblijvende zoete water voor drinkwater zou
doen dienen.
Hoe kwam men tot ’t plan om op de Wad -
den-eilanden een pompstation te maken?
Het antwoord is gemakkelijk te vinden.
Thans heeft in ons gewest alleen de hoofd
stad eene waterleiding, die het gezuiverde wa
ter uit het Pikmeer, bij Grouw, naar de
hoofdstad vervoert. Maar dat is toch niet
je ware.
Men zou, als in de grooté Hollandsche steden,
duinwater of ten minste water uit de zand
streken moeten kunnen krijgen. De duinen,
ze vormen natuurlijke filters, die onder hare
heuvelen ’t heerlijkste water verbergen. En
dan in grooten overvloed. Neem de duinen
bij Haarlem. Ze zijn daar zeer breed, bijna
een uur gaans. Maar ze voorzien daar zoo
wel Haarlem als Amsterdam van het ncodige
drinkwater. Meer dan eens is men bevreesd
geweest, dat de duinen daar de noodige hoe
veelheid niet zouden kunnen geven. In de
hoofdstad des rijks wonen 565 duizend, in
Haarlem 70 duizend menschen en ieder weet,
dat met een waterleiding het waterverbruik
per hoofd der bevolking veel grooter is dan
anders. Maar de duinen hebben tot nu toe
steeds voldoende gezorgd voor het noodige
en men verwacht, dat ze zelfs bij aanzienlij
ken aanwas der bevolking in genoemde steden,
nog aan de behoefte zullen kunnen voldoen.
En bovendien er zijn nog meer duinen; al
zou ’t dan heel wat meer geld kosten om wa
ter aan te voeren.
In de hoofdstad des rijks heeft men verder
nog een Vechtwaterleiding. Wie wel eens van
Utrecht naar Amsterdam gespoord is, heeft
misschien een eigenaardigen, zeer hoogen toren
opgemerkt. Ook zij, die per stoomboot over
zee de hoofdstad bereikten, konden dien toren
gemakkelijk opmerken. Nu, daar was ’t pomp
station voor ’t Vechtwater, dat in Amsterdam
dient voor de stadsreiniging, voor vee-drink-
water, voor ’t blusschen van brand, enz.
Ook dit water is heel goed, maar niet zoo
vertrouwd als ’t duinwater.
Zoo voorziet men gemakkelijk in de reus
achtige behoefte aan water in de hoofdstad des
rijks, waar voortijds het drinkwater-vraagstuk
een nog grootere quaestie was dan in de
zooveel kleinere Friesche steden.
bemerk, dat ik het niet zoo goed kan als signor Giotto.*
«Waarde lady Gwendolin, ge moest dien proef liefst
niet herhalen,* zei lord Asherton, »de viool is geen
geschikt instrument voor u.« Hij ging weer zitten en
hervatte het gesprek met lady Avonmore. Gwendolin
reikte de viool aan Giotto toe, doch in plaats het
instrument aan te nemen, verzocht hij haar de viool
eigenhandig in de fraaie kist te leggen. Dat deed zij,
legde den strijkstok er bij en sloot op zijn verzoek
ook eigenhandig de vioolkist.
Toen zij hem den sleutel overreikte, stak hij dien
in zijn borstzak. Die plaats heeft de sleutel nooit meer
verlaten. De viool bleef in de kist opdat niemand het
instrument Ontheiligde, dat zij in handen had gehad.
En dit alles viel voor onder de oogen van hen, die
deze twee jonge lieden hadden moeten behoeden voor
een hopelooze liefde.
Een paar oogen sloeg echter nauwkeurig acht op
alles wat tusschen het jonge paar voorviel. Dat was
Dolly Star. Haar kamer zag uit op den Italiaanschen
tuin-aanleg, waar de vier hoofdpersonen van dit ver
haal verscheidene uren van den dag doorbrachten.
De indruk, die Gwendolin, bij haar eerste verschij
ning op het kasteel op signor Giotto maakte, had Dol
ly's hart getroffen als een dolksteek, en nu bestudeer
de zij met ijverige zelfmarteling de toenemende gevoe
lens van liefde tusschen die twee jonge harten. Sedert
de komst der voorname gasten had Giotto weinig be
langstelling getoond in Dolly’s oefeningen. Kort tQ
voren had hij aan mr. Winter een moeilijke zangoefe
ning gegeven, zeggende, dat juffrouw Star die wel
goed zou kunnen zingen.
De organist had geantwoord »Ja, als zij een nach
tegaal was, zou het wel gaan.*
Dit had Dolly gehoord. Zij nam de oefening in studie
en bracht het door ingespannen ijver zoover, dat zij dat
In onze provincie is de kwestie der water
voorziening nog lang niet geregeld. En wat
het drinkwater voor menschen en dieren, èn
wat het vaarwater betreft, hangen we te veel
af van god Pluvius, die zich steeds heeft doen
kennen als een zeer grillig heerschap. Hoe el
lendig was het weer in den laatsten nazomer,
toen men hier smachtte naar regen, toen de
vaarwaters laag Waren en het drinkwater voor
mensch en dier zoowat geheel ontbrak.
Nu is de kwestie van een steeds voldoend
vaarwater niet gemakkelijk op te lossen. Men
kan hier niet, zooals in Noord-Holland, zee-
binnen laten komen, als het boezem-
te laag is. Groote verbetering zou
hier in komen, als het plan tot inpoldering der
Zuiderzee ten uitvoer was gebracht. In dat
plan is begrepen het vormen van een groot
zoetwatermeer, het IJselmeer, door den af
sluitdijk van de zee gescheiden, uit den IJsel
steeds voldoende rivierwater ontvangende en
door groote sluizen aan de uiteinden der af
sluitdijk altijd gelegenheid hebbende, het te
veel weg te laten stroomen. Dat IJselmeer
zal op een vast peil kunnen gehouden wor
den en de lage deelen der aangrenzende ge
westen zullen steeds van dat zoet water kun
nen profiteeren.
Doch zoover zijn we nog niet en we zullen
zeker nog wel jaren lang dezelfde kwestie
zien rijzen: In het voorjaar weet men niet,
tot hoever men hier ’t boezemwater zal laten
wegstroomen en dan hangt van den regen af,
hoe 't in den zomer zal gaan.
Met deze zaak staat ook de drinkwatervoor
ziening voor het vee in nauw verband en
deze is voor een zeer groot deel van onze
provincie van het hoogste belang.
Maar van nog grooter belang is natuurlijk
de zaak: hoe zullen we zelf steeds drinkwa
ter, goed drinkwater hebben?
Jaren lang is dit een quaestion brulante ge
weest.
Wat plannen hebben er al bestaan!
Hoe vaak werd niet gesproken over het plan
om een waterleiding op de Wadden-eilanden
te maken en dan van daar het water per
scheepsgelegenheid naar Harlingen en verder
door een buizennet naar die stad en naar
Bolsward en Sneek te vervoeren.
Men heeft het plan hooren opperen, om aan
Wie eenigszins bereisd is en verschillende
steden van ons land kent, zal weten, dat er
meerdere steden zijn, kleiner dan Sneek, zelfs
meer dan de helft kleiner, die reeds lang in
’t bezit, in 't genot van een waterleiding zich
mogen verheugen. Nu is ’t waar, dat vele
dier plaatsen geschikter liggenom goed water
te verkrijgen. Plaatsen als Helmond en Eind
hoven en Meppel, om maar een drietal te
noemen, hebben zandstreken in overvloed in
de buurt en dus de prise d’eau maar voor ’t
grijpen. En dat is ’t juist, wat onze Friesche
steden ontbreekt.
Dan zijn er nog meer bezwaren. Vooreerst
deze: onze huizen zijn er op ingericht, om
zich zelf, wat ’t drinkwater betreft, te kunnen
redden. Het regenwater loopt van de daken
in de regenbakken, die vooral vroeger, toen
men de portland-cementen bakken nog niet ken
de, en alle regenbakken moest metselen, nog al
duur waren.
Wanneer de waterleiding er is, zijn al die
regenbakken nutteloos en dit beteekent dus
voor de eigenaars er van eenig verlies van kapi
taal.
Er zullen er zijn, die zich niet dadelijk bij
de waterleiding aansluiten, om dat kapitaal
verlies tegen te gaan. Maar dit is slechts een
kwestie van tijd. Langzamerhand zal toch
ieder zich aansluiten. Vooreerst is ’t zoo ge
makkelijk, bij de waterleiding te zijn aangeslo
ten. Ge zet ’t kraantje maar open en ge zijt
klaar. En vooral in droge tijden, zooals de
zen zomer, zal men ’t bezit een er waterleiding
op hoogen prijs stellen.
Een groote quaestie is natuurlijk steeds:
Waar moeten de dubbeltjes van daan komen.
Vele gemeenten hebben reeds groote moeite
om de stedelijke financiën zoowat in orde te
houden en ’t kost vaak groote moeite om,
zonder te hooge inkomstenbelastingen de be-
grooting sluitende te maken.
En dan nog zooveel geld voor een water
leiding! Is 't wonder, dat men huiverig wordt,
der gemeente dien nieuwen last op den hals
te schuiven? En men zou meer dan eene
stad kunnen noemen, waar men werkelijk
eenigszins gebukt gaat onder den schuldenlast,
die door de waterleiding zoo groot gewor
den is.
Doch gelukkig, in 't begin van October van
het jaar 1907 heeft de gemeenteraad van on
ze goede stad besloten, eenstemmig besloten,
stuk zeer goed zong, al was zij geen nachtegaal.
Op zekeren morgen zat zij met Maria Pia in de ka
mer van Giotto aan diens groote piano te studeeren.
Tegenwoordig was hij daar zelden bij; vroeger bijna
altijd. Doch dezen morgen kwam hij in de kamer.
«Goeden morgen,* klonk het van zijn lippen en haastig
begon hij iets te zoeken. Zoodra hij het verlangde
gevonden had, wilde hij heengaan, maar Dolly was
opgestaan en hield hem bij de deur staande.
«Mijnheer,* begon zij eenigszins beschroomd, «ik ge
loof, dat ik nu die oefening wel kan zingen, waarover
ge met mr. Winter hebt gesproken. Zoudt ge eens
willen luisteren
Giotto maakte eene beweging, die duidelijk zijn on
geduld verried, en fronste het voorhoofd.
Luisteren naar Dolly, terwijl Gwendolin beneden op
hem wachtteDat zingen was hem geheel onver
schillig, vooral op dit oogenblik Doch de teleurstel
ling op Dolly’s gelaat ziende, zeide hij«Ik heb haast,
er wacht iemand op mij, maak vlug voort, dan zal ik
luisteren.*
Hij stapte naar de piano, nam de muziek driftig uit
haar hand en zette die op den grond, zoodat Dolly het
moest oprapen. Hij sloeg een paar tonen aan, doch
blijkbaar waren zijn gedachten niet bij de muziek.
«Begin maar dadelijk.* zeide hij. «Waar wacht ge
op?< En hij speelde het stuk, waarbij Dolly zong
alsof zij een nachtegaal in de keel had.
«Nu zal hij wel tevreden zijn, en mij een woordje
van lof geven,* dacht zij. Maar toen het stuk uit was,
wierp hij de muziek op de piano als een schooljongen,
die vacantie krijgt en zei: «Heel goed, juffrouw Star,
beter dan ik had verwacht. 0 ja, wilt ge aan mr.
Winter zeggen, dat ik vandaag de oefeningen van de
koorkapel niet kan bij wonen? Mylord wenscht ook
dat ik aanstaanden Zondag hem en de dames verge-
Vrij bewerkt door AMO.
HOOFDSTUK XV.
32). (Vervolg.)
Een paar dagen later waren lady Avonmore en hare
dochter, lord Asherton en zijn vriend, bij elkaar in de
bibliotheek. Om den lord genoegen te doen, had lady
Avonmore den signor verzocht, voor hen op de viool
te spelen. Zij zat bij den lord aan tafel.
Gwendolin stond in een uitspringende vensternis,
zoo groot, dat het wel een afzonderlek kamertje geleek.
Giotto stond daar niet ver van af, en toen de markie
zin zeide«Ik dank u wel, signor,* ten teeken dat zij
muziek genoeg had gehoord, sprak een zachte stem
«Signor, wilt ge me even helpen dit raam te openen
Oogenblikkelijk was hij bij Gwendolin, legde zijne
viool voorzichtig neer en opende het venster. Daarop
nam hij zijn instrument weer en bleef in afwachtende
houding staan. Het gesprek, dat nu tusschen de twee
jonge menschen ontstond, liep over de muziek en kwam
zoover dat Gwendolin ook eens zou beproeven op de viool
te spelen. Zij trok den strijkstok over alle snaren te
gelijk, zoodat een onbeschrijfelijk geluid werd voort
gebracht. Verschrikt sprong lord Asherton op alsof
hij door een adder gebeten werd en riep «Mijn hemel,
Giotto, ben je gek geworden
«Wat is er aan de hand?* vroeg de markiezin, ter
wijl zij opstond.
Een beetje bedremmeld antwoordde Gwendolin
«Dat deed ik, mamaHet spijt me, d at ik u gestoord
heb. Ik wilde ook eens op de viool spelen, maar ik
dat de leiding zal komen.
Die datum zal steeds gedenkwaardig blijven
en later zal men met genoegen op dien dag
wijzen.
Laten we hulde brengen aan onzen Raad,
hulde aan de heeren, die er toe meegewerkt
hebben om de groote zaak voor te bereiden,
hulde ook aan het bestuur van het Old Bur
ger-Weeshuis, dat op kloeke wijze z’n mede
werking toonde.
Na niet te langen tijd zullen we eene water
leiding hebben. Het zal geld kosten, dat is
waar. Het stadsleven zal weer een ietsje duur
der worden. Maar dan zijn we hier ook weer
een heel stuk grootsteedscher geworden.
En onze kinderen, die niet anders dan de
waterleiding kenden, zullen zich niet kunnen
voorstellen, hoe wij ’t zoo lang buiten die lei
ding konden redden.
’t Leven zal iets duurder worden! Dat is
waar. Maar ook weer iets gezonder. En
dat is toch zeker eene zaak van ’t aller
hoogste belang. Goede woningen. Goed voed
sel. Goede kleeding. Gezonde levenswijze.
Goede verpleging bij ziekte. Maar ook goed
drinkwater! Dat zijn de voorwaarden om een
gezond, krachtig en langlevend menschenge-
slacht te krijgen.
En wanneer we ons in dit opzicht vergelij
ken bij onze voorouders, dan zijn we er bui
tengewoon veel op vooruitgegaan.
Men hoorde vaak beweren (thans niet meer
zooveel), dat onze voorouders zooveel sterker
waren. Doch nu weet men wel beter, dat
niet voor honderd en meer jaren de menschen
zoo oud werden, maar dat juist in de laatste
honderd jaren de gemiddelde levensduur Van
den Nederlander bijna verdubbeld is. Vergelijk
de sterfte hier eens met die in Rusland. Daar
is de sterfte even groot als hier de geboorte
en alleen doordat daar ’t geboortecijfer ook
een stuk hooger is, neemt de bevolking er
nog goed toe. Maar in Nederland is ’t sterfte
cijfer zeer laag, zoo gering als bijna nergens
elders. En zou dit niet komen, doordat nu
zooveel beter voldaan wordt aan de voorwaar
den die we zooeven noemden?
Met de statistiek vóór zich kan men be
wijzen, dat bijv. te Amsterdam sedert den aan
leg der duinwaterleiding de sterfte belangrijk
minder is geworden.
We mogen daarom ons-zelven gelukwén-
schen met onze aanstaande waterleiding.
zei naar de Cravenkapel.*
Hij ging heen; dat was al den lof, dien zij van hem
kreeg. Arme Dolly!
Zij keek het venster uit en zag Giotto naast Gwen
dolin. Hij bood haar een roos aan, die hij in het
voorbijgaan had geplukt. Dolly keerde zich om met
zulk een pijnlijke uitdrukking op ’t gelaat, dat Pia, die
alles zag en wist, haar omhelsde en haar aan haar boezem
liet rusten. Dolly vergoot in stilte haar tranen, toen
plotseling op de deur werd geklopt. Beide vrouwen
gingen haastig op hare gewone plaats zitten.
Daar kwam Rafael.de kunstschilder binnen. Hij ver
toefde gaarne in Giotto’s kamer, vooral wanneer Dolly
er was. Hij had een portefeuille bij zich, die hij op
tafel legde. Spoedig had Dolly zich hersteld en vroeg
nu, wat Rafael in die portefeuille had.
«De schetsen van mijn groote schilderij. Mylord
keurt ze goed, hij wil de schilderij laten tentoonstel
len, zoodra ik er mee gereed ben. Wilt ge eens zien?*
En de portefeuille openslaande, toonde hij zijn werk,
waarvan de verschillende teekeningen weldra de tafel
bedekten, aan welke allen hadden plaats genomen.
Rafael kon al aardig wat Engelsch spreken en vertelde
wat de schilderij voorstelde. Rafael was zeer in zijn
schik, dat hij zoo met juffrouw Dolly kon praten, maar
spoedig moest hij de kamer uit, daar mr. Winter kwam
om les te geven.
Tusschen onderwijzer en leerlinge was de verhou
ding thans geheel anders dan in den beginne. Vroe
ger kwam zij bij hem aan huis op het uur door hem
vastgesteld, doch nu kwam hij op het kasteel en be
paalde zij het uur. Hij sloeg haar niet meer op’ de
vingers met zijn sleutel, hij werd niet meer driftig.om
een verkeerde noot of een minder juiste maat. Mr.
Winter had op zekeren keer een lesje gekregen dat
hem voor immer genas. (Wordt vervolgd.)
OURAN
k
ff. Jr<'
j
Nee*. -I
I
l
i 1
‘t