SHOTS- Iffl JHÏERTEÏÏIBL1II
VOOR WEK EJ (IKTIIEEEI
p
'E'
De Vioolspeler.
No. 89.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
F
Enfin,
Het klinkt ongelooflijk,
gen.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,B0.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Vrij bewerkt door AMO.
HOOFDSTUK XV.
33). (Vervolg.)
Toen hij nog pas kort op het kasteel kwam om
Dolly te onderrichten, kwam lord Asherton op zekeren
dag onbemerkt in de kamer, terwijl de les gegeven
werd. Mr. Winter was juist boos; hij rolde de muziek
op, sloeg Dolly er mee op de handen en wierp het
papier toen op den grond zoover het vliegen wilde.
Bedaard nam lord Asherton de opgerolde muziek
van den grond, stapte naar de piano, reikte met een
beleefde buiging de muziek aan Dolly over en hoopte
dat haar vingers niet zooveel geleden hadden als de
muziek, want die was gescheurd.
Hij vroeg daarop, of hij de plaats van mr. Winter
mocht innemen en liet Dolly het stuk nog eens spelen.
Aan het einde zeide hij, dat zij zonder fout had gespeeld
en liet verder de les weer aan mr. Winter over. Deze
beleedigde echter Dolly Star nooit weer.
De jeugdige zangeres was ook veel veranderd onder
den invloed der gewijzigde omstandigheden.
Zij had nu haar eigen kamer, Maria Pia was steeds
in haar gezelschap bij de lessen, het dienstpersoneel
sprak met achting over haar. Dit alles samengenomen
boezemde mr. Winter ook wel eerbied in.
Haar kleeding was ook veel veranderd. Zij ging nu
meestal gekleed in zwart zijden japonnen, gegarneerd
met kostbare kant waarbij baar nieuw kapsel zeer goed
«Dan is het nog erger. Haar gevoelens werpen geen
gewicht in de sohaal. Giotto weet dat niet, want hij
is bijna altijd in den vreemde geweest, en gij weet het
ook niet, omdat ge nooit in de omgeving van voorname
dames hebt geleefd, maar ik weet wel hoe onuitstaan
baar trotsch de Engelsche edelvrouwen zijn. Of zij
hem gaarne ziet, maakt geen onderscheid. Zoodra hij
een streekje te ver gaat, werpt zij hem over boord
zonder genadeDe voordeelen van haar stand, haar
trotschheid en de gebruiken zouden aan haar gevoelens
toch het zwijgen opleggen
•Hoe onnatuurlijk,» meende Dolly.
»Ik zeide u, juffrouw Star, dat de liefde soms het
gansche leven van een man verwoest, ik bedoel daar
mee de liefde van een man voor een vrouw, die ver
boven hem in rang staat. Zoo’n liefde loopt altijd
ongelukkig af en slechts zelden kan een man die liefde
uit zijn hart rukken.*
Dolly zweeg en toen vervolgde mr. Winter «Ik
herinner me zoo’n geval uit mijn jongen tijd, toen ik
nog leerling was in het koor van een groote kerk. Hij
was voorzanger van het koor, bijna zoo mooi als Giotto,
en begaafd met een stem van een engel. Hij werd
vriéndelijk ontvangen en dikwijls onthaald door een
adellijke familie, waar hij verliefde op een dochter des
huizes Die arme Dankin
»Ga voort, mr. Winter Toe, ga voort zeide Dolly
met levendige belangstelling.
»Neen, ik kan het niet vertellen, het is te droevig.
Met afgrijzen denk ik er nog aan, noe die geschiede
nis mijn gemoed aangreep, maar ik moest er wel aan
denken, toen ik zag, dat Giotto betoeterd is door de
mooie oogen van lady Gwendolin; mijn hart bloedde
om hem. Maar kom, zoodoende is dit een mooie mu
ziekles Maria Pia kjjkt me zoo verwonderd aan, ze
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
uitkwam. Zij sprak ook beschaafder, en met haar vlug
begrip had zij ook beschaafder vormen in den omgang
aangenomen.
Dolly bracht aan mr. Winter de boodschap over, die
Giotto haar had opgedragen.
«Och, juffrouw Star,* antwoordde mr. Winter, «die
mooie jonge dame maakt signor Giotto heelemaal het
hoofd op hol. Ik zag het gezelschap gisteren voorbij
rijden. De lord zat naast lady Avonmore en tegenover
hen zaten de jongelui. Ik moet zeggen, dat ik zelden
zoo’n mooie jonge dame naast zoo’n knap jong heer
heb zien zitten. Een oogopslag was genoeg om te zien,
hoe de zaken tusschen die twee staan. Hij doet pre
cies als de mug die om de brandende kaars vliegt.
Laten wij hopen, dat hij er afkomt met een paar ge
schroeide vleugels.»
«Misschien is het niet alleen van zijn kant,* merkte
Dolly zacht op, terwijl zij bloosde en de oogen op de
toetsen gevestigd hield.
«Ge bedoelt, dat lady Gwendolin het misschien ook
beet heeft. Wel natuurlijkIk zou de vrouw wel
eens willen zien die koel blijft, als Giotto het er op
gezet heeft haar genegenheid te winnen. Laten we
niet eens spreken over zijn knap uiterlijk dan heeft
hij toch iets, dat een magnetische kracht lijkt. Maar
al is zij verliefd, hij heeft het ook beet.«
«Ik dacht dat de mannen zich daar gemakkelijk over
heen konden zetten, mr. Winter. Maar het schijnt, dat
ik me toch vergis.«
«Neen, ge vergist u niet. De meeste mannen komen
dat wel spoedig te boven maar toch zijn er enkele
die zich dat heel erg aantrekken. Ze sterven er niet
aan, maar hun gansche leven is toch verwoest.*
«Maarmaar als de dame zijn liefde beantwoordt,
maakt het toch een grootverschil, niet waar mr. Winter
mocht er eens over spreken. Laten wij dus beginnen
en zing dit lied eens, juffrouw Star.*
Zoo verliepen de dagen. Gwendolen's voorkomend
heid en Giotto’s verliefdheid namen steeds toe, en
voerden noodzakelijk tot een verklaring, tot een be
slissing, helaas niet tot een gelukkig einde.
Op zekeren dag in de laatste week van October
moest Giotto voor lord Asherton naar Londen om een
muzikale aangelegenheid te regelen. Hij ging met
tegenzin heen, regelde de zaak zoo haastig mogelijk en
keerde met den meesten spoed naar het kasteel terug.
Hij kwam laat in den namiddag aan en zocht dadelijk
den lord op, die met zijn gasten in de bibliotheek ver
toefde.
>Wat is u overkomen, mijn vriend?* vroeg de lord,
toen Giotto was binnengetreden. «Ge ziet zoo vreese-
lijk bleek
«Ik ben wat vermoeid ik heb me 'n beetje gehaast,*
antwoordde hij. »lk heb zware hoofdpijn.*
«O, ik heb een goed middel tegen hoofdpijn,* riep
Gwendolin en zij belde haar kamenier, die spoedig 't
middel bracht. Gwendolin reikte onmiddellijk het fleseh-
je over met eenige aanwijzingen omtrent het gebruik.
Giotto deed zijn best om wat op zijn verhaal te ko
men, maar dit gelukte hem niet. Hij ging daar
om naar zijn kamer. Onderweg ontmoette hij Dolly.
«Wat ziet ge er slecht uit, signor. Kan ik iets voor
u doen Wat scheelt u
«Ik ben zeer vermoeid, juffrouw Star 1 Ik zal een
poosje gaan liggen. Als ge Cola ziet, wilt ge hem
dan bij mij zenden
Dolly zocht onmiddellijk Cola op en ook zijn moe
der Maria Pia.
«Signor Giotto is uit de stad terug; ik geloof, dat
hij zeer ziek is, Maria I Ga toch met Cola mee; gij
Ons land doorleeft moeilijke tijden. Na jaren
van betrekkelijken voorspoed is er een krach
gekomen. Een krach, die als een veelhoofdig
monster om zich heen grijpt. Want het is
niet alleen een slechte tijd voor de steden,
maar voor heel het land. Het is moeilijk, die
veelzijdige ramp geheel te verklaren, maar ze
is er en ze werkt na tot in de uiterste hoeken
des rijks.
Reeds lang was 't geld buitengewoon duur.
Een prolongatie van vijf, zes, zeven en soms
zelfs nog eventjes hooger percentage, maakte
dat ’t geld voor degenen die 't zoo noodig
hebben, haast niet te krijgen was.
Vooral de bouwondernemers hadden daar
schade van.
Zet eens, met eigen ondernemingsgeest en
bijna geheel andermans geld, huizenreeksen
met zoo’n geldstandaard.
Er werd dan ook weinig of niets aange
bouwd in den laatsten tijd. Bezoek de nieuw
ste stadsgedeelten en ge ziet bijna geen ver
andering.
Voor de timmerlieden, metselaars en aan
verwante ambachtslieden een slechte tijd. W ant
ook de burgerij liet bijna niets doen. De ver
bouwingen werden tot een minimum geredu
ceerd en van de reparaties alleen de hoogst
noodige aangegeven. Het gevolg is geweest
dat er nog nooit zooveel menschen om
liepen in onze hoofdstad als dit jaar. En
dan menschen die een vak kenden, ambachts
lieden dus. Midden in den afgeloopen zomer
liepen er zeer vele duizenden om. Zeer vele
duizenden! En er waren er bij, menschen, die
goed hun vak kenden, en die reeds een jaar
zonder werk waren,
maar 't is waar.
De gevolgen zijn gemakkelijk uit te leg-
Waar geen geld verdiend wordt, is ook
geen koopkracht. De winkeliers hebben dus
ook schade, een schade, die lang nawerkt.
Want als er eindelijk eens werk aan den win
kel komt, moet er langen tijd gespaard wor
den van het te ontvangen loon om het ach
terstallige aan te zuiveren. In de buurten waar
de werklieden wonen, is 't dus misère voor
allen.
En nu is ’t seizoen voorbij; de winter komt
en belooft dus nog lange maanden van doorloo-
pende werkeloosheid.
Een Voedingskwestie.
De bekende voedingsspecialiteit dr. S. de Lange
heeft onlangs een zeer belangwekkend artikel geschre
ven over 't algemeen gebruik van specerijen bij de
voeding. Vooral in den tegenwoordigen tijd, waarin
zoowel voor wetenschappelijke doeleinden als voor re
clame zooveel geschermd wordt met het begrip voe
dingswaarde, vindt hij het van belang eens de aandacht
te vestigen op eenige specerijén, die inderdaad onont
beerlijk zijn om de voedingswaarde der voedingsmiddelen
zooveel mogelijk tot haar recht te doen komen. Bij gezon
de menschen, zoowel als bij zieken en onder deze laat
ste vooral bij maaglijdenden is de opname van
voedsel alleen niet voldoende, om zekerheid te heb
ben, dat de persoon een goede spijsvertering heeft.
Maar al te dikwijls wordt een groot deel van het
voedsel in onverteerden staat weder met de ontlasting
verwijderd en heeft zoodoende hoogstens nut gehad als
darmvulling, doch niet, of zeer onvoldoende als voe
dingsmiddel. Ieder kent in zijn omgeving dergelijke
gezonde menschen, die eten als wolven, maar bij wie
het voedsel niet «aanslaat*, zooals de volksterm luidt.
Alle oorzaken hiervoor na te gaan, zou mij te ver voe
ren. Slechts stip ik aan, dat onvoldoend kauwen een
van de hoofdoorzaken is en vervolgens de toebereiding
der spijzen en de wijze, waarop zij genuttigd worden.
Over de laatste twee punten wil ik wat uitvoeriger
zijn en dat wel juist met het oog op de specerijen.
De niet-Amsterdammer, die dezen zomer
onze hoofdstad bezocht, bemerkte daar niet
veel van. Hij ziet de hoofdstraten even floris
sant, in de hotels en café’s is het vol logeer
gasten en bezoekers, op 't Rembrandtplein,
het Leidsche plein en aan het Damrak zitten
er honderden hunne biertjes te drinken, in de
open lucht; in de schouwburgen en variété-zalen
is 't vol als altijd; de trams zijn vol en rijden
maar al door, alsof 't een eeuwigdurende be
weging is, een perpetuum mobile van men-
schenbeweeg.
Maar in die beweging op de hoofdwegen,
in café’s en schouwburgen bemerkt men niet,
waar ellende geleden wordt.
En ook bij feestelijke gelegenheden zou
men zeggen: Het is in Amsterdam alles
vreugde, die door voorspoed gedragen wordt.
Het lijkt zoo. De Amsterdammer, de fat
soenlijke Amsterdammer blijft even goed net
jes als de kleine man uit de provincie.
Ik stond met Koninginnedag in 't Vondel
park, even ziende naar de drukte om de mu
ziektent, waar het ex-schutterij muziekcorps ons
op zeer goede nummers onthaalde. Vlak bij
me zaten menschen, die zich konden laten
zien. De man, die daar met vrouw en kinde
ren voor niets profiteerde, vertelde me dat hij
nu een half jaar omliep, doch zoo gelukkig
was, over een week weer aan den arbeid te
kunnen gaan. Gelukkig verdiende z’n vrouw,
die goed op de naaimachine terecht kon, nog
geregeld enkele guldens. Enkele guldens,
maar dan moest er haast dag en nacht ge
werkt worden. Ze werkte voor een der groote
magazijnen in wit goed en och, die lui kun
nen de rokjes en boezelaars en al 't andere
gemaakte goed zoo goedkoop gemaakt krij
gen. Als ge voor die mooie winkels staat
en ge ziet daar die fraaie poppen en bustes,
keurig aangekleed, dan denkt ge er niet aan,
dat alles zoo goedkoop is, omdat er voor zoo
heel weinig gewerkt wordt. Zestien uren per
dag gonst de naaimachine en dan eerst kun
nen er eenige guldens verdiend worden.
Verder zei me de man, hij was in ’t tim
mervak, dat ook twee zijner dochters nette
betrekkingen hadden. Ze waren nog te jong
om zich geheel te kunnen redden, maar alle
beetjes hielpen toch.
Hij was zoo gelukkig over eenige dagen
weer te kunnen verdienen. Maar hij had een
kennis, die ook in ’t vak was en z’n werk
verstond, een vader van kinderen, en die reeds
sedert 't vorige jaar October niets te doen had.
En ik verzeker u, zei hij me, dat er hier in
Amsterdam wel dertig duizend menschen zon
der werk zijn.
Ik kon dit laatste niet beoordeelen. Maak
eens een juiste statistiek van de werke
loosheid! Doch zeker is 't, dat hier, in 't beste
van ’t seizoen, een slapte in 't werk heerschte,
alsof 't midden in den winter was.
En de vrouw had toch, omdat ’t Koninginne
dag was, nog een zakje met versnaperingen
en daarvan werd nog heel gul ook aan nabij
zijnde kinderen medegedeeld.
In de diamantnijverheid gaat 't niet meer
zoo goed als 't gegaan is.
Er is een beste tijd voor dat vak achter den
rug. Er werd door de tienduizend menschen
van dat vak geld verdiend, veel geld. Heel
veel van dat geld kwam in handen van drin
kebroers, die de eerste drie dagen van de week
omzwerven, van kroeg tot kroeg, en daar
schulden maken en kunnen maken, omdat ze
weten, dat ze in de laatste drie dagen der week
weer genoeg kunnen verdienen. Maar ook in
dit vak zijn flinke menschen. Er zijn verle
den jaar scholen der le klasse (scholen voor
on- en minvermogenden) in scholen der 2e
klasse (voor burgers) veranderd, omdat vele
diamantwerkers hunne kinderen op een betere
school wilden hebben.
Maar thans is er al heel wat minder fleur
in dit vak. En 't zal nog veel minder worden.
Niet alleen omdat zoo vele Nederlanders min
der rijk zijn geworden, maar ook en vooral
omdat ’t in het rijke Amerika hommeles is.
Ge hebt ’t kunnen lezen in de financiëele ru
brieken der groote bladen, hoevele groote en
minder groote banken te New-A ork en elders
gesprongen zijn. Nu dan, het geslepen goedje
van de Amsterdamsche juweliers gaat voor een
belangrijk deel naar Amerika en daar zal thans
de koopkracht ook minder geworden zijn.
Het gevolg is natuurlijk, dat die juweliers
nu bevreesd zijn, te veel geslepen goedje in
voorraad te hebben.
En zoo kondt ge voor eenige dagen lezen,
dat een paar der grootste slijperijen zouden
worden stop gezet, omdat uit Amerika geen
flinke bestellingen verwacht werden.
Dat zijn van die dingen, die over meer dan
ééne schijf werken. De groote juwelierswin-
kels in Amerika zitten steeds met een groote
sorteering juweelen, die voortdurend aangevuld
wordt. Maar thans zal dat aanvullen wel
niet zoo dringend noodig geacht worden.
En eerst lang nadat aan de overzijde van
den Oceaan weer beste tijden zijn aangebro
ken, bemerkt de Amsterdamsche juwelier, dat
er in Amerika groote behoefte is.
De groote krach voor Nederland is echter
de financiëele. Flinke kapitalen zijn tot kleine
gereduceerd. Rijkaards zijn arm geworden.
Financiëele instellingen zijn gesprongen of
houden met moeite het hoofd boven water.
In Amerikaansche waarden is hier enorm, ook
in Indische zeer veel verloren. Om één voor
beeld te noemen: Ziet in de effectenlijst de
Koninklijke Nederlandsche petroleum, die met
een groot kapitaal werkt, een kapitaal als in
dertijd de beroemde Oostindische Compagnie.
Voor enkele maanden stonden de aandeelen
over de 800 en zeer snel daalden ze tot onge
veer 250.
Dat beteekent een verlies van bijna hon
derd millioen gulden, alleen voor die ééne maat
schappij.
Is 't wonder, dat de bevolking der hoofd
stad gedurende eenige maanden bepaald achter
uit is gegaan?
we hopen maar op betere tijden.
a
t
r
ii
r
R COURANT
NE