KIEÜWS- ES APVERTE5TIEBLA» VOOR SM BJ WMtt 62e Jaargang. Woensdag 13 November 1907. No. 91. De Vioolspeler. i Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Uit de Raadszaal. de verbreeding der Vijzel- i i I Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Vrij bewerkt door AMO. de talrijke bezoe- en dicht looverdak, beterd en zoowel plein als straat kregen elec- trisch licht. Wanneer we tijd van leven hebben, zullen we zeker nog wel meer verbetering van dezen grooten toegangsweg kunnen opmerken. Ons gemeentebestuur behoeft echter nooit dat ’t met de gemeentekas geen t r 1 a I r I W t HOOFDSTUK XV. 35). (Vervolg.) Toen hij uit het gezicht was en het geluid zijner voetstappen was weggestorven, gevoelde Owendolin zich zonderling te moede. Het was of haar hart in haar binnenste stierf; zij bedekte het gelaat met beide handen en riep klagend: «Wat heb ik gedaan? Och, wat heb ik gedaan «Ge hebt iets wreeds gedaan, mylady,* antwoordde een stem dicht bij haar. »0, hoe hebt ge zoo wreed kunnen zijn Gwendolin keek op, en zag op de plaats waar Giot to gestaan had een jonge dame, wier uiterlijk veel in druk op haar maakte, omdat dit zooveel afweek van alles, wat zij ooit gezien had. Zij werd boos op zich- zelve, omdat zij van de jonge dame niet op het eerste gezicht wist tot welken rang of stand die vreemde behoorde. Zij was keurig gekleed in zwarte zijde en droeg een kapsel zooals Gwendolin nooit had gezien. Misschien was het een gouvernante of zoo iets, maar dat kon toch niet zoo zijn, dacht ze, toen ze de oude zeldzame kant om haar hals en de diamanten sterren in haar ooren zag. Lady Gwendolin richtte zich op in haar volle lengte en zeide op straffen toon »Ik geloof dat gij hebt staan luisteren, en wanneer dit werkelijk het geval is, hebt ge geen recht om aanmerking te maken op mijne han- VERGADERING van den Ge meenteraad van Wymbritseradeel op Zaterdag, den 9 November 1907, des voormiddags te 101/, uur. Tegenwoordig zijn 13 leden; afwezig met kennisge ving de heer A. H. Tromp, zonder kennisgeving de heer Hokwerda. Voorzitter de heer H. M. Tromp, Burgemeester. Secretaris de heer J. Poppinga. Nadat de Voorzitter de vergadering heeft geopend, wordt het gebed door den Secretaris uitgesproken. Punten van Behandeling: 1. Notulen der vergadering van den 5 October 1907- Nadat deze notulen door den Secretaris zijn gelezem maakt de heer Okma de opmerking, dat zooals de no- delingen, waarmee gij op zulk een eerlooze manier bekend zijt geworden «Mylady, ik heb niet geluisterd, tenminste niet op zettelijk.» «Hoe zijt ge dan hier gekomen Met welk recht zijt ge hier binnengekomen En waarom zijt ge hier dan gebleven?» «Ik studeerde in de galerij op de piano, mylady. Ik heb verlof in de verschillende kamers te studeeren, ten einde mijne stem te kunnen regelen naar de ruimte, waarin ze moet klinken. Gij kwaamt onverwacht met uw gezelschap binnen; ik vreesde een ontmoeting met uw mama en verborg mij achter het beeld, wachtende op een goede gelegenheid om weg te sluipen, zoodra uw gezelschap voorbij was. Doch allen bleven hier, zoodat ik mij niet durfde bewegen; het gesprek was van dien aard, dat ik mij niet kon vertoonen.» «Wees zoo goed mij te zeggen, met wie ik de eer heb te spreken,* zei Gwendolin deftig. «Wat is uw positie? Ik heb nog nooit over u hooren spreken, nog nooit heb ik u hier ontmoet »Mijn naam is Dolly Star, mylady. Ik word gevormd tot zangeres, tot onderwijzeres of voor het tooneel; dat hangt af van de ontwikkeling mijner stem. Ik was juist aan de studie, toen ge hier binnen kwaamt.» «Het is werkelijk vreemd, dat ge hier ten platten lande wordt gevormd voor het tooneel,» merkte Gwendolin eenigszins wantrouwend op. «Och neen,* antwoordde Dolly bedaard. «Mr. Winter, de organist der abdij, is een goed leermeester, de lord betaalt voor mij alle kosten en signor Giotto houdt toezicht op mijne studie.» »De lord betaalt en signor Giotto houdt toezicht Dat is zonderling dacht Gwendolin met een blik op het schoone meisje tegenover haar. Doch die blik ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groots letters naar plaatsruimte. Ik heb me in m’n laatsten brief vergist. Onder de instellingen, die financieel zeer ach teruitgegaan waren, noemde ik de Koninklijke Petroleum Maatschappij, waarvan de aandee- len zooveel gedaald zouden zijn, van ver over de 800 tot op 250 ongeveer. Dat is de schuld van m’n vacantiereisje in Augustus. Ik wist, dat de aandeelen ook in Juni nog boven de 800 stonden; een paar weken lang volgde ik niet zoo nauwkeurig de couranten en daar zie ik plotseling de aandeelen der Koninklijke zoo véél lager staan. Ik kon ’t me niet begrijpen, daar nog niet zoo lang geleden bericht was, dat deze groote maatschappij een aanzienlijk dividend, ’k meen 70 pet., zou uitkeeren. Later las ik in een ander blad ook nog berichten, die de ge dachte moesten steunen, dat de Kon. zoo veel gedaald was. Nu ik echter verneem, dat de aandeelen in drieën zijn gesplitst, zoodat daar door ’t kapitaal driemaal zoo groot berekend wordt, is de daling der koers niet zoo onge woon groot. De noteering van Vrijdag j.l. bijv., ruim 240, staat gelijk met ruim 720 vóór de splitsing, dus wel een daling in koerswaarde, maar niet zoo bijzonder groot. Ondertusschen zijn we al aardig met ’t na jaar opgeschoten. Onze welbekende grach ten missen grootendeels den bladertooi harer boomen. Dat groene kleed was dit jaar toch al niet zeer dicht, omdat de alles verslindende ringelrupsen de boomen bijna kaal zouden gevreten hebben, als niet van gemeentewege maatregelen genomen waren, om het kwaad ten minste eenigszins te keeren. Het schijnt, dat Artis, met z’n rijk geboomte, er het vol gende jaar ook weer van zal moeten lijden. Men heeft ten minste reeds opgemerkt dat er heel wat eitjes in de boomen zitten en reeds is den raad gegeven, dezen winter zooveel mo gelijk dat goedje te verdelgen. We hopen, dat Artis gespaard moge blijven van den rup- senplaag en ook in 1908 kers onder een heerlijk i schaduw zal bieden. Intusschen hebben we de laatste dagen ons zelf de puzzle kunnen stellen: Komt Keizer Wilhelm met de Keizerin in onze hoofdstad, of komen de hooge gasten niet? Het zou voor ons een heele teleurstelling zijn, als ’t bezoek overging. Zooals ge weet was het hoofddoel van de reis van ’t Duitsche Keizerpaar het bezoek aan Engeland. Dit had al lang eens moeten zijn. Zoo na aan elkaar verwant en dan steeds van elkander verwijderd. Keizer Wilhelm, een vorst, die toont groote geestesgaven te be zitten en waard is aan ’t hoofd te staan van een machtig, vooruitstrevend volk als het Duit sche, waar nijverheid en handel buitengewoon bloeien. Koning Edward, die gedurende de lange jaren, dat hij Prins van Wales was, niet deed vermoeden, dat hij, als zestiger den Brit- schen troon bestijgende, met zooveel handig heid de Engelsche buitenlandsche politiek zou leiden. Twee vorsten, aan ’t hoofd van twee machtige, op den voorgrond tredende volken, welke eikaars concurrenten en naburen zijn. Twee volken, waartusschen vaak een zekere spanning, een duidelijk merkbare prikkeling bestond. En eindelijk zal een pompeus officieel be zoek van Wilhelm aan Edward en aan Lon den de bedreigde vriendschap tusschen beide vorsten en landen herstellen of bevestigen. Het Duitsche Keizerpaar zou per extra trein naar Vlissingen reizen, waar het Keizer rijk jacht met begeleidende oorlogsschepen zou gereed liggen, om het over de zee te brengen. Op de terugreis zou ons land bezocht wor den en de hoofdstad zou de eer van dat be zoek genieten: Amsterdam zou de honneurs van ons land waarnemen. Velen zullen zich, ook buiten de hoofdstad, nog herinneren, hoe druk ’t was, toen Wil helm voor jaren onze Amstelstad met een be zoek vereerde. Nu, zoo’n drukke dag ver wachtten we weer en daar kwamen verle den week telegrammen, die berichtten over ziekte van de verloofde van ’s Keizers derde zoon, over ’t thuisblijven der Keizerin en ook over den minder gunstigen gezondheidstoestand van Wilhelm-zelven. Al heeft ’t bezoek aan Amsterdam weinig beteekenis in vergelijking van dat aan Enge land, toch voelden we ons verleden week te leurgesteld, toen de minder gunstige berichten kwamen. Intusschen bemerkt men in een groote stad niet veel van zoo’n hoog bezoek. Natuurlijk, het Paleis op den Dam, dat bijna altijd verla ten staat, begint weer wat levendiger aanzien te krijgen. En dan moet er een overdekte verbinding gemaakt worden aan den Kop der Ml ic r 1 overtuigde haar, dat elke verdenking was uitgesloten Zij keek naar de muziek en zag daarop Giotto’s naam met de aanduiding »voor juffrouw Star.« Op beleefden, doch koelen toon zeide zij nu »Ik neem de beschuldiging van eerloos gedrag terug, juffrouw Star. Ik aanvaard de verklaring van uwe tegen woordigheid in dit vertrek; maar ik ontken, dat ge het recht zoudt hebben om u te mengen in de zaken, die ge hier vernomen hebt. Die gaan u niet aan, en het is niet goed en niet verstandig, dat men zich be moeit met andermans zaken.» «0, mylady, ik kan niet zwijgen Gij zijt zeer schoon, ge hebt zulk een edel voorkomen God heeft u zoo liefelijk geschapen, dat alle vrouwen u benijden en alle mannen u beminnen; zou het nu mogelijk zijn, dat Hij u een steen in plaats van een hart in de borst gegeven heeft? Ach, neem me niet kwalijk, maar hebt ge wel gezien hoe slecht signor er uitzag Ik weet, hoe op recht hij meende wat hij zei; maar hij zou gezwegen hebben als hij geweten had, wat hij deed Hij is van nacht erg ziek geweest; in de koortsvlagen lag hij te ijlen Maria Pia en haar zoon hebben bij hem gewaakt; als die twee niet goed voor hem gezorgd hadden, zou hij vandaag nog te bed hebben moeten bljjven. O, my lady, stellig hebt ge wel opgemerkt, hoe slecht hij er uitzag.» Gwendolin werd doodsbleek; ja, werkelijk, hij zag er slecht uitNu herinnerde zij zich het ook. »Ja,« zei ze, «ik bemerkte wel, dat hij er slecht uit zag; maar dat verontschuldigt toch niet de woorden, die hij tot mij richtte. »Maarmylady, ge hebt hem toch aangemoedigd; hij moest wel denken, dat zijne bekentenis u aange naam zou wezen.» »Wat? Aangemoedigd? Moest hij dat denken?» te vreezen, raad zal weten. Want ook op andere punten der stad valt nog genoeg te veranderen. Gezwegen nog van de grootsche plannen tot oplossing van ’t Dam vraagstuk en straat. Er zijn reeds heel wat krotten opgeruimd, kelder- en andere woningen onbewoonbaar ver klaard, maar er is nog veel ongezonds te ver beteren. Kom eens in de buurt van ’t Marken-eiland, Uilenburgerstraat, enz. Deze wijk ligt tusschen Jodenbreedstraat en Prins-Hendrikkade. Aan de andere zijde der Jodenbreedstraat is reeds lang groote verbetering aangebracht. Vroeger liep het water van den Binnen-Am- stel door tot vlak voor de Mozes- en Aarons- kerk. Dat was daar een vrij vuil gedeelte. Doch reeds lang is dat vuile water gedempt en een deel van ’t groote Waterlooplein is plantsoen geworden, terwijl er nog ruimte ge noeg over is voor de groente- en de oudroest- markt. Doch in die Markenbuurten is zeker wel het vuilste deel van oud-Amsterdam te vinden. Vuile huizen, vuile menschen, allervuilste grach ten, waarin alles en nog wat drijft, schuiten met oud ijzer, straten vol vuil. Neen, daar kan heel wat verbeterd worden. Handelskade. Want het Keizerlijk jacht zal vlak bij de groote 30-tonskraan (een electri- sche kraan, die 30,000 Kilogram kan heffen) vastgemeerd worden, dus juist vóór de lig plaatsen der bekende booten van de maat schappij «Nederland» (de booten op Oost-Indië.) Doch in de stad gaat alles z’n gewonen gang. De mooie herfstdagen, die nog zoo lang ’t mogelijk maakten, dat ’t publiek vóór de koffiehuizen ’n zitje nam, zijn voorbij en het winterseizoen is voor goed ingetreden. De Schouwburgen en andere gelegenheden voor ’t uitgaand publiek zijn natuurlijk alle ge opend en hebben over ’t algemeen behoorlijk succes. Nu ik die gelegenheden noem, denk ik al weer aan het Concertgebouw, waar de hoogste kunst op muzikaal gebied gegeven wordt. De begaafde directeur, de heer W. Mengel berg, is verleden week naar Parijs geweest, om daar een Colonne-concert te leiden en als men de verslagen en correspondenties leest, heeft de kunstenaar in ’t dirigeeren daar veel succes gehad. Hetgeen nog al iets wil zeg gen. Want Parijs is voor kunst op muzi kaal gebied ook nog de wereldstad, waar men gewoon is het beste te hooren. Dat onze Mengelberg aldaar grooten bijval verwierf, be- teekent dus, dat hij een kunstenaar van den eersten rang is. Zooals we trouwens ook reeds lang wisten. Als Keizer Wilhelm onze stad bezoekt en, groot minnaar van kunst als hij is, ook het Rijks- museum bezoekt, zal hij onze fraaie grachten niet op z’n voordeeligst zien, daar het groen ont breekt, maar als Z. M. dan verder door de Leid- sche straat en over ’t Leidsche plein gaat, kan hij opmerken, dat dit gedeelte sedert z’n vo rig bezoek heel wat mooier is geworden. Ons gemeentebestuur heeft gezorgd, dat de toegang tot het Museum-kwartier, waar veel rijkdom woont, naar de binnenstad, heel wat deftiger geworden is. Op ’t Leidsche plein met z’n keurige bestrating geven de Stadsschouwburg en Hotel Americain en Maison Hirsch en nog meer gebouwen een voornaam geheel. De ge meente zelf heeft gezorgd dat ’t politiebureau er flink uitziet; als nu nog enkele oude gebouwen der Leidsche dwarsstraat verdwijnen om door moderner woningen vervangen te worden, is alles daar in orde. Een mooi centrum van druk verkeer. Ook de Leidsche straat is aanzienlijk ver- herhaalde Gwendolin verbaasd. »Ja, mylady Ge hebt zelf gezegd, dat die koningin zich niet vernederde, toen zij de liefde van den hoveling beantwoordde. Zij kon er niets aan doen, dat hunne harten voor elkaar ontgloeiden.* »lk heb er niet aan gedacht, dat mijn woorden ver keerd begrepen konden worden,* antwoordde Gwendo lin met ongeveinsde spjjt, nu zij de waarheid van Dolly’s woorden gevoelde. «Geloof mij, juffrouw Star, daaraan heb ik werkelijk niet gedacht.* «Juist, ge hebt er niet aan gedacht. Onze daden zijn altijd hartvochtig, wanneer wij er niet bij denken.* «Ge hebt gelijk, juffrouw Star; ik zie nu in, dat ik verkeerd heb gehandeld.* «Hebt ge wel naar hem gezien, toen uw mond zulk een stroom van harde woorden naar hem uitgoot Hebt ge zijn blik toen opgevangen Niet voor de eerste maal zag ik zulk een blik.« «Waar hebt ge zoo’n blik dan ooit te voren gezien, juffrouw Star «Toen ik nog een klein meisje was, speelde ik dikwijls met de kinderen van den jachtopziener. Hun vader had een jong hert meegebracht, dat zijn poot had bezeerd. De opziener en zijne vrouw verbonden den poot van het dier en waren er zeer bezorgd voor, ja zoo bezorgd als voor een kind. Het dier knapte dan ook op en begon weer gebrekkig te loopen. Op een mooien dag lokte de opziener het naar den vjjver, om het te laten drinkep. Juist boog het beest den kop naar het water, toen een knecht het neerschoot. Misschien wist de man niet dat zijn geweer geladen was, en legde hij slechts voor de grap aan; misschien dacht hij niets, maar het schot ging toch af.« Zij hield op; de tranen stonden haar in de oogen, maar zjj bedwong zich en vervolgde«Ik vloog naar NEEKER COURANT o f O J L 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1