MEI «S- Eli mmWIBLlD F L II Woensdag 20 November 1907. 92e Jaargang. De Vioolspeler. No. 93. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. van t Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. van Noordzeekanaal onze ijsbrekers doen hebben, Toen zoover flinker uit Vrij bewerkt door AMO. A ‘t* i t f en richtte toen het woord tot Dolly; deze was immers de voornaamste der aanwezige huisgenooten. «Onze patiënt heeft vooral stilte noodig, juffrouw Star. Er moeten dus zoo weinig mogelijk menschen in zijn nabijheid komen. Ik zal u medicijnen zenden en kom dan over een paar uur terug. Als er geen ver andering ten goede intreedt, zal ik van nacht bij hem blijven.» Mr. Reedy bleef dien nacht niet op het kasteel; doch den volgenden morgen bevond hij, dat de toestand van den lijder erger was geworden. Hij deelde aan de ver schrikte huishoudster mede, dat er geen twijfel mo gelijk was signor Giotto had de pokken en er moesten alle doenlijke voorzorgsmaatregelen genomen worden, om verspreiding der ziekte te voorkomen, daar het een kwaadaardig geval was. Deze tijding verwekte groote ontsteltenis bij alle bewoners van het kasteel. Ofschoon de pokken niet meer zoo’n geesel waren als in de achttiende eeuw, waren ze toch een gevreesde ziekte. De geneesheeren kenden nog geen afdoende geneeswijze en beproefden nu eens dit middel, dan weer een ander. Zoo laat het zich gemakkelijk verklaren, dat iedereen doodelijk verschrikt was bij het vernemen van de tijding, dat de pokken in de buurt waren. De kamenier van lady Avonmore vertelde aan hare meesteres het nieuws, toen zij naar gewoonte haar ’s morgens een kop chocolade bracht. De schrik sloeg de markiezin om het hart. Anders stond ze nooit voor twaalven op, maar nu wipte zij nog voor negen uur het bed uit. Onmiddellijk liet zij hare koffers inpakken en postpaarden bestellen. Twee uren waren nog niet ver- loopen, sedert zij van Giotto’s ziekte hoorde, en daar «Op mijn woord, Asherton, het is een ongelukkig geval werkelijk een ongelukkig geval. Ik was zeer verbaasd. Ik verzeker u, dat ik zeer verbaasd was I Nog nooit in mijn leven was ik zoo verbaasd. Maar wat deedt ge met zoo’n vreemden vioolspeler in uw huis Ge hadt een Engelschman moeten nemen, die flink vleesch eet en geen last heeft van zulke narig heden. Beloof me nu dat ge bij het koffiedrinken een flinken biefstuk eet; dat sterkt de krachten. Het is een beter voorbehoedmiddel dan al de pastilles mijne vrouw.» »Dank u, markies Ik zal uw raad volgen, maar dan zal ik me laten blinddoeken. De smaak van het vleesch, op Engelsche manier toebereid, bevalt me wel, maar dat bloederige kan ik niet onder mijn oogen verdragen.» «Heer in den Hemel, doe dat nooit, Asherton ik zou niet durven instaan voor de gevolgen neen, stel lig niet! Geblinddoekt moet ge nooit iets eten Dat heb ik eens gedaan, maar ik doe het nooit weer. Ik leed aan oogontsteking, daarom had men mij een doek voor de oogen gebonden en werd ik uitsluitend met visch gevoed. Op zekeren keer kreeg ik een graat in den keel, waardoor ik bijna stikte. Dat zal ik nooit ver geten, zoo lang ik leef Toen lord Asherton Gwendolin naar het rijtuig ge leidde, zei hij «Denk wel om ons vriendschapsverdrag, mylady. Ik zal niet vergeten, dat Percival Craven mijn erfgenaam is; vol vertrouwen wacht ik den tijd af, dat hij voor mij zal wezen als een zoon en gij als eene dochter.» Tot antwoord drukte Gwendolin hem dankbaar de hand; toen hij haar aankeek, bemerkte hij met leed- HOOFDSTUK XV. 37). (Vervolg.) Weder stak zij hem de hand toe. Ditmaal nam hij die. Zij drukte de zjjne hartelijk en zeide «Laat ons thans een feit vaststellen, signor Giotto. Na mijne verklaringen zult ge begrijpen, dat ik deze hand niet kan geven, zooals ge zoudt wenschen. Doch ik beken gaarne, dat ik aan geen enkel man in de wereld liever mijne hand zou schenken dan aan u, indien de mogelijkheid daartoe bestond.* Hij boog, bracht hare hand aan zijne lippen en ver liet haar zonder een woord meer te uiten. Hand in hand met Dolly stapte hij de galerij door, gevolgd door de blikken van Gwendolin, die als vastgenageld op hare plaats bleef staan. Had zij een voorgevoel, dat zij Giotto nooit zou wederzien Dolly bereikte met Giotto gelukkig nog zjjne kamer, maar op den drempel zakte hij ineen en bezwijmde. Met behulp van Maria Pia en hare zoons, werd hij te bed gebracht, terwijl onmiddellijk mr. Reedy werd ont boden. Mr.. Reedy oordeelde het een bedenkeljjk geval; de patient was zeer ziek en blijkbaar was er iets gebeurd, dat hem zeer had aangegrepen. Had signor Giotto misschien de een of andere slechte tiiding ontvangen ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. inzegening gehouden, die natuurlijk met de noodige reclame was aangekondigd om het noodige publiek te lokken en vooral ook, om I de aandacht van het groote publiek op het streven en werken van het Leger des Heils te vestigen. Zoowel hier als elders werkt het -eger steeds, ook in figuurlijken zin gesproken, met de groote trom en het vaart daar wel bij. De meestbekende inrichting van het Leger zal wel zijn het groote gebouw, midden in de 1 Warmoesstraat, op den hoek van de Oude- brugsteeg, waar voor weinig geld gegeten en gelogeerd kan worden en ook de gewone Le- ger-godsdienstoefeningen gehouden worden. Het Leger is daar echt op z’n plaats. Het zoekt niet de eenzaamheid, geen stilte,* geen deftige omgeving; neen, het moet midden in ’t men- schengewoel zijn en dan liefst in die stadsge deelten, waar rommelig gedruisch is van men schen, die ook op minder nette wijze uitgaan en leven. En dan is ’t hier juist de buurt. In de nabijheid is ’t Oude Kerksplein met zijn minder fatsoenlijke omgeving, is de Zeedijk met z’n tingeltangels, is de Warmoesstraat-zelf, die ook voor een gedeelte niet zoo heel netjes kan genoemd worden. Het Leger heeft in Amsterdam z’n hoofd kwartier voor Nederland en dat hoofdkwartier bloeit en werkt steeds meer voor de min be voorrechte leden der hedendaagsche maat schappij. Een maatschappij, die ook voor de kleinere menschen nuttig werkt, is de Maatschappij voor Volkskoffiehuizen, waar men voor enkele cen ten goed brood en behoorlijke dranken, geen sterke, kan bekomen. Ik liep zoo langs de De Ruyterkade, be gon ik, om te zien of aan den kop der Han delskade reeds aanstalten waren gemaakt voor de ontvangst van den Duitschen Keizer. Maar die aanstalten zal men denkelijk niet behoeven te maken, want Keizer Wilhelm blijft, na het officiëele bezoek aan Koning Edward en aan Londen, nog een poos op een Engelsch kas teel, om herstel voor zijn keelaandoening te vinden. Het bezoek aan Amsterdam is uitge steld, zooals ook dat van j.l. Zaterdag, toen de Keizerin op Het Loo zou komen. En van uitstel wil wel eens afstel komen. Er was dus niets aan den IJkant te zien dan het gewone drukke beweeg, dat steeds zoo prettig is te aanschouwen; en ik vervolgde m’n weg langs de Prins Hendrikkade, waar, vlak Nuttig afval. Er zit een tegenstelling in dit opschrift. Afval is immers iets waarvoor wij zoo niet den neus optrek ken, dan toch zeker geen andere belangstelling heb ben, dan dat wij peinzen, hoe het beste en veiligste het afval uit den weg te ruimen. En toch heeft ook deze onnutte stof haar nuttigheid. De industrie laat niets meer los, er is voor haar geen waardeloos pro duct meer. Alles wordt gebezigd, alles krijgt een be stemming en het veilgewaande vuil der straten wordt zelfs voor uitstekende doeleinden gebruikt. Dit is echter niet alleen met het straatvuil het geval en daardoor oogst de industrie de vruchten der staathuis- oij het Leger des Heils, de Nicolaaskerk, de hoofdkerk der Katholieken haar koepels trots verheffen. Den hoek omgaande, wordt al spoe dig de aandacht getrokken door de bekende Schreierstoren. Wie dat gebouw voor ’t eerst ziet, denkt bij zich zelven: Hoe is ’t mogelijk, dat zoo’n leelijk gebouw daar is blijven staan. Een leelijk stukje werk, dat eigenlijk geen aanspraak op den naam van toren kan maken en in ’t niet valt bij de hooge huizen, die men verderop aan de Prins Hendrikkade vindt. Die huizen zijn werkelijk zeer hoog en zien er dettig uit. Ze he. inner en er ons aan, dat hier, aan de zijde van het Oosterdok, voorheen het drukke havenbeweeg was, waar men thans niets ziet dan een opene watervlakte met een paar marine-opleidingsschepen aan den eenen kant en de rustende Ijsbrekers aan den an deren. Die ijsbrekers, de «Ijsbreker I» en de «Ijsbre ker II* hebben ’t al heel gemakkelijk. Het zijn geen reusachtige booten, zooals de Rus sische «IJermack*, die gemakkelijk door ijs van meer dan een voet dikte vaart. Het zijn slechts kleine stoomers, doch zóó in gericht, dat ze gemakkelijk ’t ijs kunnen breken en zorgen, dat niet weer, als in den strengen winter 1890, de verbinding door ’t gestremd zij. Het kan dus gebeuren dat een geheel jaar lang niets te inaar als ’t noodig is, dan zijn ze gereed om ’t mooie kanaal open te houden. Ons mooie Noordzee-kanaal! Het is nu over al op de verlangde diepte gebracht en kan zich met elk kanaal in andere landen meten, vooral ook, als binnenkort langs z’n oevers het electrisch licht is aangebracht, dat ’t moge lijk maakt, ook bij duisteren nacht op te stoomen. Bij al de plannen, die er geweest zijn voor ’t bezoek des Keizers, waarbij beurtelings Vlis- singen, Den Haag en Amsterdam genoemd werden, heette ’t van Vlissingen, dat ’t mogelijk kon zijn, dat de Keizer niet onmiddellijk zou kunnen landen. En zoo vreesde men in de omgeving des Duitschen Keizers, dat de groote oorlogsschepen, die het Keizerlijk jacht «Ho- henzollern* begeleiden, niet gemakkelijk ge noeg door ’t Noordzeekanaal zouden kunnen varen. Allemaal praatjes. De Duitsche oor logsvloot heeft tot nu toe nog geen zeekastee- len, die niet naar Amsterdam zouden kunnen opvaren. Ten minste tot nu toe. Want als de nieuwste reuzenmonsters gereed zijn, die thans door de concurreeuende groote zeemogendheden ge bouwd worden, is zelfs onze prachtige verbin ding met de zee te ondiep. Ik had het zooeven over den Schreierstoren. Vroeger leek dit vreemde, leelijke bouwwerk ten minste nog iets meer dan thans, was de Prins Hendrikkade nog niet opgehoogd en zag men den toren het water oprijzen. De Schreierstoren is gebouwd in 1487 en heeft dus zijn vier eeuwen al stevig achter den rug. Hij is dus gebouwd in den tijd dat Maximiliaan van Oostenrijk deze landen voor zijn zoon Filips de Schoone bestuurde, in den tijd, toen de hoofdstad nog lang niet was, wat ze eens zou worden: de hoofdstad van den wereldhandel. De beroemde grachten met hare deftige hui zen waren er nog niet. De toren is een halfrond gebouw met spits dak. Thans dient ’t voor de havenbeweging en ziet men er de lijst der in de havens lig gende schepen geregeld bijgehouden. De naam Schreierstoren herinnert aan ’t verle den. Daar namen in den bloeitijd der Republiek weeklagende vrouwen afscheid van hare man nen, die de verre reis naar de nog zoo onbe kende «landen van overzee* zouden aanvaarden. Boven de deur van den toren ziet men een steen, waarop een weenende vrouw en een schip zijn uitgehouwen, alsmede het opschrift: SCRAXER HOUCK, 1569. Het oude volks verhaal zegt, dat deze steen met opschrift moet dienen ter herinnering aan een zeemansvrouw, die hier ook van haar man afscheid nam en toen zoo bedroetd was, dat ze op de plaats zelve krankzinnig werd. weinige uren bespoedigd. Den vorigen avond had zij vergeefs beproefd lord Asherton op zeker punt aan het spreken te brengen. Zij had met den lord afge sproken, dat hij bij de eerste gelegenheid lady Gwen dolin ten huwelijk zou vragen. Juist om hem daartoe gelegenheid te geven, had zjj haar dochter bij den lord achtergelaten in de schilderijen-galerij, toen zij met Giotto het park inging. Zij brandde van verlangen om te vernemen, hoe het gesprek tusschen die twee was afgeloopen; doch lord Asherton wilde niets zeggen, dat Gwendolin een on aangenaam leven kon bezorgen, en daarom ontweek hij handig een gesprek over die aangelegenheid. Toen zij Gwendolin er naar vroeg, vond die het vervelend, werd boos en klaagde over hevige hoofdpijn, zoodat de markiezin niet anders kon doen, dan stil heengaan. Zoo slim was de dame echter wel, dat zij begreep, dat haar plan, om haar dochter aan lord Asherton uit te huwelijken, schipbreuk had geleden. Beleefd maar koel nam zij afscheid van lord Asher ton. Het speet haar wel, zei ze, dat de genoeglijke dagen van haar verblijf op Asherton Castle eindigden met zoo’n ongelukkig ziektegeval. Onder het wegrijden waschte zij gelaat en handen met reukwater, «want*, zei ze, «ik heb met dien Itali aan gisteren nog arm in arm gewandeld. Men kon nooit weten.* En de kamenier brandde ondertusschen in het rijtuig voortdurend ontsmettende pastilles. Een paar uur later verliet ook lord Avonmore het kasteel in gezelschap van zijne dochter, op den voet gevolgd door het meegebrachte bediendenpersoneel. De markies was ook al bevreesd voor de pokken, het haastig vertrekken was hem onaangenaam en vol- Ik liep zoo langs de De Ruyterkade, naar het bekende koffiehuis «De Hoop*, dat steeds zoovele Friezen tot zijn logeergasten rekende en misschien van eigenaars en bestemming verandert. Het is eigenaardig gegaan met dieVolkslo- gementen. De daarvoor opgerichte maatschappij had er eerst twee, het pas genoemde en dan een aan ’t Rapenburg, dat indertijd aan het Le ger des Heils overging. De maatschappij be doelde voor den kleinen burger, die niet te veel geld mag uitgeven en toch fatsoenlijk en zindelijk wil zijn, voor weinig geld logies te verschaffen. Het schijnt dat de zaak niet uit kon. Neen, dan floreert het Leger des Heils er beter op. Als ge van het Centraal-station komt, ziet ge op den hoek van de Prins Hen drikkade, aan de linkerhand, met groote let ters aankondigen, dat het vroegere hotel Prins Hendrik veranderd is in het Hoofdkwartier van het Leger des Heils. Het Leger is er al meer dan een jaar ge vestigd en men kan niet zeggen, dat het er op alle verdiepingen even goed uitziet. Onder is een soort winkelkast gemaakt, waarin allerlei godsdienstige en andere zaken, op het Leger betrekking hebbende, zijn geëtaleerd. Doch van de hoogere verdiepingen zijn zeker werk- en woonplaatsen gemaakt. Wanneer binnenkort het Sinterklaasfeest gekomen is, zullen er wel weer, evenals verleden jaar, honderden pakjes uit dit gebouw verhuizen naar even zoovele hon derden behoeftige gezinnen. Vroeger was het hoofdkwartier gevestigd in de drukke Damstraat. Daar passeerende hoor de men ’s avonds, door’t drukke straatgewoel heen, ’t geboem van een Turkschen trom, dat veel verder hoorbaar was dan ’t leven, dat de zang en de andere instrumenten gaven. In ’t groote gebouw aan het Rapenburg waren jaren lang de drukkerij en andere in- dustriën van het Leger gevestigd. En bovendien bezit het Leger nog gebouwen in een paar buitenwijken en op de Rozen gracht, zoodat men, lid van ’t Leger zijnde, steeds behoorlijk de godsdienstoefeningen kan bijwonen. In één dier hulp «kerken*, midden in buurt IJ IJ, werd verleden jaar de eerste huwelijks- I vroeg hij, maar niemand wist daar iets van. Die het wist zweeg. Herhaalde malen schudde hij het hoofd was zij met hare kamenier reeds op weg naar Londen. De vrees voor besmetting bad haar heengaan slechts gens zijne gewoonte babbelde hij aanhoudend over de dingen, die zijn arm hoofd bezig hielden. wezen, hoe bleek en veranderd zij was. Zij kwam hem op dit oogenblik voor, alsof zij maanden en jaren R COURANT. voor su:n es omm. i Il I F I i r 1 1 i 1 IC F *-■

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1