NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR SNEER EN OMSTREKEN. 62e 1 Jaargang, Woensdag!December 1907. De Vioolspeler. yiTo. 97. B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Uitgever: Feuilleton. k I Amsterdamsche Brieven. I wa- Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Vrij bewerkt door AMO. fv de kaarten. Ik heb juist een spel kaarten in mijn zak. Kom, ik zal de kaart eens voor u leggen.* Giotto haalde de kaarten te voorschijn, schudde ze flink door, liet ze door Stella weer schudden en begon toen zijn werk. Hij legde ze op den grond uit, be studeerde ze, schudde ze nogmaals, legde ze weer uit en bestudeerde ze ten tweeden male heel ernstig. Toen stak hij ze in den zak en zeide •Stella, de kaarten voorspellen precies hetzelfde als de lijnen van uw hand. Ge wordt een aanzienlijke dame, ge krijgt een beroemden naam, die door geheel Europa zal klinken, en als ge zeer gelukkig zijt, wordt uw geluk bedorven of vernietigd door een donkerkleu- rigen man. Hoort ge, Stella Een donsere man ik hoop, dat ik zelf dien man niet zal wezen.* Zij antwoordde niet, want zij beefde van ontroering. En nog eens zei Giotto dat hij hoopte niet de donkere man te zijn, die haar geluk zou bederven. •Het is niet vriendelijk van u, zoo tot mij te spreken,* zei Stella toen. »Het hindert me, want ik besef zeer goed, dat ik een eenvoudig boerenmeisje ben. De vor ming, die ik in het afgeloopen jaar heb genoten, heeft mij de oogen geopend voor mijn eigen tekortkomingen. Ik heb een mooie stem, doch dat is alles. En mijne stem bezorgt mij benijders, die mijn nederige afkomst tel kens ter sprake brengen om mij tegen te werken of onaangenaam te zijn.* «Hoor eens, Stella, laat die nederige afkomst nu maar rusten; het is dwaas daarover te peinzen. Er is heusch geen waarzegger noodig om u een prachtige toekomst te voorspellen. Ik verzeker u uitdrukkelijk, dat in de gansche wereld geen stem te vinden is, die de uwe evenaart of overtreft. Toen ge dezen morgen bezig waart met zingen, was ik verbaasd over den omvang, de kracht, de buigzaamheid van uw geluid. De geheele is dus ’t eerst aan de beurt. Met geen der eigenaars van te onteigenen perceelen is nog onderhandeld, zoodat ’t uit breidingsplan wel niet zoo spoedig zal tot stand komen. Gemakkelijker zal ’t gaan met ’t andere plan, om voor den postpakketten-dienst een ge- bouw aan de De Ruyterkade te plaatsen, ’t Is daar onmiddellijk grenzende aan de perron- overkapping van ’t Centraalstation en de Holl. Ijzeren Spoor heeft reeds hare medewerking toegezegd. We gaan dus zeer waarschijnlijk een heele verbetering van onzen postdienst te gemoet. Als die er is, zal ’t Rijk misschien geen f 3000 gld. per jaar meer behoeven te betalen voor ’t gebruik van 't oude commandantshuis op den Dam, tegenover ’t Paleis en ’t is te hopen, dat dit alsdan begrepen is in de sloopings- plannen, die men heeft ter uitbreiding van den Dam. Reeds zijn de onteigeningsplannen voor ’t Dam-vraagstuk, waarover ik indertijd eens uitvoerig schreef, bij de Tweede Kamer inge komen. Dat belooft een reusachtige verande ring in ’t aanzien van den Dam, nog heel wat grooter dan bij ’t Postkantoor. En ’t zal geld kosten om al die waardevolle panden aan Dam, Vijgendam, Warmoesstraat, enz. te onteigenen. Natuurlijk zullen de stukken gronds, die na de Dam-vergrooting overblijven, heel wat waarde hebben, maar dat zijn toch maar deeltjes van al wat geamoveerd moet, ’t Is te hopen, dat we dan ook spoedig een goede bestemming zien gegeven aan ’t oude Beursterrein. We hebben nu reeds lang genoeg op die verve lende houten schutting aangezien. Ik had eigenlijk dezen brief willen wijden aan ’t bespreken der groote, zeer groote wer keloosheid en over de middelen, die men wenscht aangewend te zien, om hierin ten minste eenigszins te voorzien, lijk misere en niet prettig om Volgens een adres aan den kwam niet; zijn gezondheid bleef zwak en begon later weer minder te worden. Hij begon te kwijnen, zijne krachten verminderden, hij verloor de eetlust, en wat nog erger was - hij toonde weinig belangstelling meer voor hetgeen er rondom hem voorviel. Lord Asherton hield hem voortdurend gezelschap en Maria Pia en Stella brachten het grootste deel van den tijd ook bij hem door. Stella zong dan veel; als zij ophield, verzocht hij haar voort te gaan. Dan gaf hij haar meestal een vriendelijk woord van lof, maar de echte belangstelling toonde hij niet, zelfs niet voor zijn lieveliugs-instru- ment. Soms nam hij zijn viool in handen, maar spoedig legde hij haar weer weg. Mijne vingers willen niet meer, zei hij dan en met een zucht ging hij weer op de canapé zitten. Lord Asherton was zeer bezorgd wegens zijn vriend. Hij raadpleegde meer dan een geneesheer; allen ver klaarden, dat de toestand van den patiënt achteruit ging en de uiterste zorg eischte om hem in het leven te houden. »Wat kan ik voor hem doen?* vroeg de lord. •Neem eens proef met verandering van omgeving. De zeelucht aan den zuidkant zou goed voor hem zijn.* Het zal onmiddellijk gebeuren,* verklaarde de lord. Hij sprak er met Giotto over, en deze was met het plan zeer ingenomen. •Stella,* sprak de violist den volgenden morgen, toen zij de kamer binnenkwam, »Stella, hebt ge ooit de zee gezien •Neen, nooit,* luidde het antwoord. Nu lag Asher- -- geen excursie-treinen. •Zoudt ge naar de zeekust willen, beste zuster •Stella’s oogen glinsterden van vreugde over zulk een vooruitzicht. Zij was nooit verder dan twee uren ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. In het begin van 1906 werd bij beschikking van den minister van Waterstaat een commis sie ingesteld, om te onderzoeken of het Rijks Post- en Telegraafkantoor alhier nog voldoen de voorzien kan in de behoeften van deze diensten, en zoo niet, op welke wijze dan in de bestaande leemten zal zijn te voorzien, het zij door vergrooting van het bestaande, hetzij door het stichten van een nieuw gebouw. Een flink post- en telegraafkantoor! Deze kwestie is ongeveer in alle plaatsen van eenige beteekenis gerezen. En het is niet alleen door de vermeerdering der bevolking, dat de ze gerezen is. De toename der bevolking heeft reeds veel moeite veroorzaakt. Denk bijv, aan de spoorwegen; hoevele nieuwe of vergroote stations zijn er niet! Maar met de postkantoren is ’t nog iets an ders. Evenals op de spoorwegen het verkeer nog grooter toename vertoont dan de bevol king, is ook het vervoer van brieven, couran» ten, enz. veel sterker toegenomen dan de aan was der bevolking zou eischen. Maar boven dien heeft »de post* er nog zooveel andere drukte bijgekregen. De Rijkspostspaarbank is gegroeid tot een enorme instelling. Wel is ’t eigenlijke hoofdkantoor dier bank ge heel apart; ge kunt het groote gebouw vin den in ’t Museumkwartier, vlak bij ons Ste delijk museum. Maar dat hoofdkantoor moge de hoofdadministratie hebben, de postkantoren hebben er toch geregeld de drukte van. En dan de Ongevallenwet! Wat geeft deze alleen reeds niet een drukte aan de post. Boven dien is de besteldienst veel uitgebreider dan vroeger. Meer brievenbussen, meer bestellin gen per dag. Dit laatste is vooral voor kleinere plaatsen van belang. Hier in de hoofdstad is toch altijd zóóveel te bestellen, dat de bestel lers geregeld belast en beladen zijn. Ge moet ze hier zien komen uit ’t Postkantoor, ondanks ’t zware vrachtje toch nog pogingen doende, de tram te bereiken, die hen in de buurt moet brengen, waarvoor de bestelling is. Naar ik meen, betaalt het Rijk f 65 per jaar voor ei ken besteller aan de gemeente Amsterdam; daarvoor mogen de bestellers voor den dienst steeds gebruik maken van de gemeentetram en daarvoor laat de gemeente ook extra-trams rijden, die de bestellers van huis naar ’t kan toor en omgekeerd vervoert. Een extra aan- HOOFDSTUK XVI. 41). (Vervolg.) Giotto luisterde vol belangstellingen zeide eindelijk: •Beste Stella, die droom was nog zoo kwaad niet, als ge wel denkt. Dikwijls genoeg zult ge in de gelegen heid komen een hoogen rang te verkrijgen hooger nog wel dan die eener gravin Asherton.* •Ach, signor, houd me niet voor den gek ant woordde zij met tranen in de oogen. Wel neen, Stella, ik spreek in vollen ernst. Kom, laat me U eens waarzeggen. Geef me uw hand.* Zij stak hem de open hand toe, en nadat hij de lijnen daarvan had bekeken, zeide hij »Stella, het is zooals ik gezegd heb. Over u zal waarschijnlijk meer gespro ken worden dan over eenige andere vrouw in Europa; ge zult zeer worden bewonderd. Ik zeg er uitdrukke lijk bij: waarschijnlijk, want er loopt een tegenstrijdi ge Ijjn dwars door uw levenslijn, en die kwade lijn eindigt juist, waar uw levenslijn het hoogtepunt be reikt.* »U houdt me wat voor den gek Dat vind ik niet aardig,* zeide Stella pruilend. •0 neen, volstrekt nietIk spreek in ernst, en geloof zelf wat ik zeg.* •Heb ik al eens verteld, dat mijne grootmoeder eene Spaansche waarzegster was Hare kunst heb ik ook geleerd, en bovendien kan ik voorspellingen doen uit beschaafde wereld zal met lof over u spreken; ge zult gevleid en bewonderd worden door de aanzienlijksten der aarde, door de duizenden der menigte.* Zij stond bevend op, aanvankelijk niet in staat te spreken, zoo overstelpt werd zij door allerlei denkbeel den. Zichzelf geweld aandoende, vroeg zij eindelijk •Zal tusschen het gejuich der menigte geen spotwoord klinken, dat allen herinnert aan mijn dienstbodentijd Zal mijn eenvoud, mijn uitspraak, mijn voorkomen geen hinderpaal zijn Doch broeder, heb toch medelijden en spaar mijBij het uitspreken dezer laatste woor den dreigde zij ineen te zakken, doch Giotto sprong bij tijds op, sloeg de armen om haar heen en zette haar voorzichtig op hare zitplaats naast de zijne neer. •Beste Stella,* zei hij, »die overgevoeligheid is wel wat dwaas. God heeft u begaafd met een wonderschoone stem, maar het was ook Zijn wil, dat ge van nederige afkomst zijt. De meeste beroemde zangers en zange ressen zijn van burgerlijke afkomst geweest; de uitzon deringen zijn zeldzaam.* •Maar mijn voorkomen, mijn uitspraak, mijn eenvou dige manieren?* wierp Stella hem tegen. •Als een aardig meisje een jonkman dwingt om zijn meening te zeggen over haar voorkomen, dan weet ze vooruit, dat het op een complimentje uitloopt.* •Neen, zoo bedoelde ik het niet •Ja, dat geloof ik wel, lieve Stella; maar gebruik uw gezond verstand nu eens Uw voorkomen en manie ren worden nog met eiken dag beter; wanneer ge uw roem echter aan uw schoonheid mocht te danken heb- »x,ccu, u»™,. luiuuo uw «umwra. xiu xaö asura- ben, zou dit aan uw roem als zangeres nadeel doen, ton midden in Engeland en in die dagen liepen er nog üw uitspraak zal u niet schaden, want ge zult niet optreden als een Engelsche kuntenares. En laat ons nu maar naar huis gaan; ik ben een weinig vermoeid.* De dagen verliepen, maar Giotto’s volledig herstel ’t bespreken der groote, zeer groote middelen, die om Het is werke- te beschrijven. Raad zijn er bij de metaalbewerkers, diamantbewerkers, tim merlieden, metselaars, opperlieden, stucadoors, schilders, winkelbedienden, bootwerkers, be hangers, meubelmakers en meer dergelijke vak ken wel 8000 werkeloozen, waarvan de meer derheid reeds maanden geheel of gedeeltelijk zonder werk is. Dit zijn natuurlijk de werke lijke vak-menschen. Bovendien heb je in een stad als Amsterdam nog zoovele menschen, die in ’t geheel geen vak' kennen en waarvan gebracht bordje ïPost* duidt aan, dat die gens geen gewoon publiek opnemen. Wat ons Post- en Telegraafkantoor betreft, moet ge niet meenen, dat ’t te klein is, door dat ’t al zoo oud is. Het is nog betrekkelijk nieuw. Het is prachtig in ’t centrum van de drukte gelegen, onmiddellijk bij ’t Koninklijk Paleis en ’t ziet er kolossaal uit. Of ieder den bouwstijl mooi zal vinden, is een andere kwestie. Velen zul len dien wel wat reclame-achtig vinden. In het gebouw is een groote ruimte, waarin men de verschillende loketten ziet. Voor postze- zels natuurlijk meer dan één loket, voor post wissels zijn er verscheidene. En dan kan ’t ’s morgens gebeuren, dat ge verlegen zijt in de keuze van ’t loket. Voor ’t betalen zoo wel als voor ’t ontvangen van postwissels ziet ge een drie- of viertal rijen menschen, die goed gewend zijn queue te maken. (In dit opzicht is de hoofdstad toch nog al geciviliseerd. Npem bijv, ’t rechtshouden, dat hier gewoonte is; kom te Rotterdam in de Hoogstraat, van rechtshouden geen sprake. En hier ziet men dadelijk aan ’t niet-rechtshouden, wie de pro vincialen zijn.) Ge kiest natuurlijk de rij uit, waar de minste menschen staan en komt dan soms nog bedrogen uit. Ge hebt juist ge troffen, dat aan uw loket iemand staat met een groote serie wissels, die toch één voor één moeten behandeld worden, en terwijl de men schen in de langere rij naast u geregeld op schuiven, blijft ge een kwartier of nog langer op dezelfde plaats. In de groote ruimte zijn twee tafels, waar men schrijven kan en die soms geheel bezet zijn. Ook is er een bus, die eens per half uur gelicht wordt. Omdat in den winter de centrale verwarming zorgt voor een aangename temperatuur, komt menigmaal een armen drommel er zich even warmen. Voor de postpakketten en de telefoon zijn weer aparte gebouwen, zoodat het hoofdge bouw daar geen last van heeft. En bovendien zijn er nog tal van bijkantoren in verschillen de deelen der stad. Ge vindt er bijv, een aan de Prins Hendrikkade, in ’t gebouw Mercurius, vlak tegenover het Centraal-station, ge vindt er een bij de Haarlemmerpoort, vlak bij den in gang van ’t Vondelpark, aan ’t Amstelhö- tel enz. Al die bijkantoren mogen de drukte van ’t hoofdkantoor heel wat ontlasten, toch blijft dit te druk. De door den Minister van Waterstaat be noemde commissie, waarvan de heer Hubrecht, lid der Tweede Kamer voor een Amsterdamsch district, voorzitter was, heeft haar rapport uit gebracht. De slotsom, waartoe de commissie komt is, dat ’t gebouw te klein is, doch kan worden uitgebreid tot de Molsteeg en dat daarnaast dan nog noodig is het stichten van een ge bouw, in hoofdzaak voor de expeditie, in de onmiddellijke nabijheid van het Centraal-station. Voor een behoorlijke uitoefening van den postdienst in de hoofdstad wordt een centrali satie van de hoofdtakken van dit bedrijf, te weten de expeditie, de ontvangst en de be stelling der briefpost, in één gebouw niet ver- eischt. In hoeveel postdistricten de stad zal verdeeld worden en op welke punten de districtspost- kantoren zullen komen, kan nader gevonden worden; maar vast staat, dat onmiddellijk bij ’t Centraalstation een gebouw moet komen, waar de noodige voorsorteering der posten zal die nen te geschieden. Voor de postpakkettendienst wordt eveneens een gebouw vlak bij 't Centraalstation geëischt. De Commissie wil f 60.000 besteden, om ’t bestaande Hoofdpostkantoor inwendig anders te verdeelen, wil meerdere bijkantoren. De telegraaf- en de gewone telefoondienst moeten in ’t hoofdkantoor zijn, dat na de her- verdeeling van ’t inwendige belangrijk dient vergroot te worden. Die vergrooting kan slechts naar ééne zijde geschieden, want aan drie zijden grenst ’t ge bouw aan de Raadhuisstraat, de N. Z. Voor burgwal en de Spuistraat. Blijft dus alleen over de zijde naar de Molsteeg; de daar te onteigenen panden zijn samen 1000 M3 groot, maar hier gaat iets af om de nog geen 6 M. breede Molsteeg te verbreeden. De Commissie rekent voor aankoop van de perceelen en uitbreiding van ’t hoofdkantoor (buiten de zooeven genoemde 60.000 gld.) nog 1.166.500 gld. Dit sommetje zal echter wel te gering geschat zijn, want er zijn nog al waardevolle panden te onteigenen. Onlangs werd bijv, voor den sponsen winkel, hoek Mol steeg, tevergeefs f 43,000 geboden. En dan •die Porte van Cleve*, het bekende, drukke biefstuk-café, waar ’s middags heel wat veror berd wordt, dat zal nog heel wat meer eischen. En dit koffiehuis grenst aan ’t Postkantoor en 1| OURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1