ft I OOR 851» ES «ISTREffi. Kosten nui Onderwijs. ME1WS- ES ADVEKTESTIEBLAD Zaterdag 28 December 1807. 62e Jaargang. No. 104. De Vioolspeler. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. van Burger- t stem, maar Vrij bewerkt door AMO. t1 CTvenals vorige jaren zal in ons Blad, dat op 1 Januari ver schijnt, gelegenheid bestaan tot het plaatsen van Nieuwjaarswenschen a 25 cents per Advertentie. Vroegtijdige inzending wordt ■"Satans SÖW dringend verzocht. DE UITGEVER. instellin- men er nog HOOFDSTUK XVII. 48). (Vervolg.) Hij opende den mond tot spreken, maar kon geen woord zeggen. Daarop schudde hij haar heftig heen en weer, stiet haar weg en deed dit zoo woest, dat zij bijna viel. Die ruwe behandeling deed haar gevoel van eigenwaarde wakker worden. Zij waagde ’t niet te spre ken; zij wilde geen driftig woord uiten, maar vouwde de armen over de borst en trad voor hem met bran dende oogen en bevende lippen. Trotsch in het be wustzijn van haar onschuld, keek zij hem flink in de oogen en wachtte op een verklaring voor zijne handel wijze. Vroeger had zij Giotto ook wel eens zoo driftig ge zien, maar nooit had dit haar gegolden. Hij was door gaans heel zachtzinnig, maar in z’n driftige bui ver loor hij alle zelfbeheersching; dan scheen zelfs zijn verstand op den loop. En voor die buien was meest al even weinig oorzaak als nu. Ten laatste kon hij spreken, maar toen braakte hij niets anders dan scheldwoorden uit en verweet haar dat zij haar belofte had verbroken; zij had toch een bezoeker ontvangen, zij had toch gewoon Engelsch ge sproken. Hij beschuldigde haar van ondankbaarheid en van zelfzucht; kortom hij maakte het zoo bont, dat Stella moed vatte en zich flink verdedigde. »Ik heb geen bezoek ontvangen,» sprak ze. «Madame Chandoz was ongesteld; wij ontboden een dokter, en die zei onmiddelljjk, dat hij in mij een Engelsche her- Wees maar niet bang, zuster Stella.* De storm was geheel overgedreveu. Giotto was weer dezelfde van vroeger: het was alsof er nooit iets tusschen hen was voorgevallen. •Heb maar geen zorg. Als ik nog leef, zal ik hier bij het concert zijn. Natuurlijk zal ik zelf op de pi ano je zang begeleiden. Alles is beschikt, je welslagen is verzekerd, zuster Stella, maar je moet toch je best doen. Nu, vaarwel en tot wederziens!* De dag van het gewichtige concert was aangebroken. Stella was dien morgen zeer angstig. Den vorigen dag had zij een briefje van Giotto ontvangen, waarin hij schreef dat hij ’s avonds terug zou wezen. Dan zou hij nog bij haar komen om eenige kleinigheden te be spreken, die hij vergeten had. Zij had tot laat in den avond op hem gewacht, en nu was het reeds middag, dus nog slechts een paar uren vóór den aan vang van het concert hij kwam niet opdagen. Van Craven House was juist een bode gekomen om te zeggen, dat de signor nog niet was teruggekeerd; zij werd er moedeloos onder. Zij was nog nooit voor ’t publiek opgetreden zonder den steun van zijne te genwoordigheid, en zij stelde haar welslagen slechts op prijs voor zoover het waarde had in Giotto’s oogen. Dat zij naar zijne komst verlangde, vloeide dus niet voort uit de vrees, dat haar zang niet goed zou uitval len. Neen, de aanzienlijke dames en heeren, de kunst kenners vreesde zij even weinig als de stoelen, waarop zjj zouden plaats nemen. Zij kende hare kracht en wist die te gebruiken. Neen, zij verlangde naar hem, op dat hij getuige mocht zijn van haar triomf. O, als hij eens niet kwam! Zij zat aan de piano en beproefde haar Geen nood dat was in orde Als hjj nu kwam. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. kende. Hij beloofde mij echter dat hij mijn geheim zou bewaren. Ge hebt dus geen reden om boos te zijn, signor Giotto Mijne belofte heb ik niet verbroken.* Hij wilde echter niet naar haar luisteren, en ging voort met haar bittere verwijten te doen. Zij liet hem daarom stil uitrazen. Bij het heengaan sprak zij bedaard: •Daar ik weldaden van u heb ontvangen, is het billijk, dat ik u deze beleedigingen vergeef, signor. Ik wil derhalve dit tooneel vergeten, alsof het nooit was voor gevallen.* Den volgenden dag verlangde Giotto, dat Stella aan sir John Duncan zou schrijven, dat madame Chandoz hersteld was en niet langer zijn hulp noodig had. In dien brief moest zij een wissel sluiten om zijn diensten te beloonen. •Daar deze man uw geheim kent, is het beter, dat dat wij niets meer met hem te doen hebben. Ik zal wel voor een anderen dokter zorgen als ge er een noo dig mocht hebben.* Hij was nu kalm, maar bleek en weinig spraakzaam. Hij zei niet, dat hij spijt had van hetgeen hij den vo rigen dag had gezegd en gedaan. Lord Asherton was nu in de stad; alle toebereidse len werden gemaakt voor het concert in Craven House, waarop Stella zou zingen en waarna zij het contract zou teekenen voor een verbintenis aan de Londensche opera voor de weken, dat het winterseizoen hier nog duurde. Een paar dagen voor dien gewichtigen avond kwam Giotto bij de dames en vertelde, dat hij onmiddellijk naar Asherton moest om voor den lord iets te regelen. Hij zou daarvoor slechts enkele uren noodig hebben en daags voor het concert terug zijn. •Zorg vooral, dat je op tijd hier bent,* zeide Stella. •Wat moet ik beginnen, als je er niet bent indie uren van spanning!* Eeuwen is ’t geleden, dat de steden het recht om onderwijs, gewoon lager onderwijs, te geven, tegen een somme gelds vergaven. De schoolmeester, die zelf er zijn schoollokaal op na moest houden, die zelf moest zorgen, dat alles in orde kwam, gaf geld aan het ste delijk bestuur en kreeg daarvoor het recht, om van de ter school gaande kinderen zoo en zooveel schoolgeld te heffen. Later behoefde men zelfs niet eens meer geld te geven aan ’t stadsbestuur voor ’t hou den eener school. Men kan zich thans zoo’n toestand bijna niet meer voorstellen. Ja, er zijn nog genoeg inrichtingen van on derwijs, instituten, kostscholen, die zich zelf redden en waarvan dus de eigenaars bestaan van de gelden, die de leerlingen betalen. Maar zulke instellingen zullen er altijd blij ven bestaan, al wordt het onderwijs nog veel duurder dan het nu is. Steeds zullen er enke le rijke families zijn, die een gouverneur of gouvernante aan huis verlangen; steeds, en vooral nu iedereen moet leeren, wil hij iets beteekenen, wil hij mee kunnen komen, steeds zullen er instituten blijven bestaan, waar de middelmatigen kunnen gedrild worden tot ze voor een of ander vak of betrekking de noo- dige kennis opgenomen hebben, waar aan werpen. Maar wat is alles ook veranderd en vooral in de allerlaatste tijden. Men behoeft geen eeu wen terug te gaan, om toestanden op onder- wijs-gebied te kunnen aantreffen, die we nu onmogelijk zouden achten. Het is pas een eeuw geleden, midden in den Franschen tijd, dat de eerste onderwijswet tot stand kwam, doch nog vele jaren daarna bestonden toestanden, geheel tegenstrijdig met wat men nu gewoon is. Men behoeft nog niet eens de alleroud ste menschen op te zoeken, die nog weten te vertellen van de turven, die ieder op z’n beurt mee moest brengen voorde school. Men kan zich dat nu haast niet meer voor stellen. Wat een verschil tusschen nu en vroeger, al rekent men dat vroeger ook maar' op een halve eeuw. Neem ’t verschil in de gebouwen. Ge kent allen de beroemde «Avondschool* van Gerard Dou; ge kent ook meerdere afbeeldingen van de vroegere scholen, kleine, lage vertrekken, slecht verlicht en des winters slecht, en niet erg sanitair verwarmd. En dan ook een groot deel der kinde ren kregen in ’t geheel geen onderricht. Het getal analphabeten was in vroegere tijden zeer aanzienlijk, terwijl het thans in een land als Nederland zoo gering is, dat men onderdeeltjes van een procent noodig heeft om het aantal er van, in verhouding van het geheele volk, uit te drukken. Thans gaat ieder ter schole en de scho len zijn veel beter, de onderwijzers beter on derlegd en beter betaald. Is ’t wonder, dat thans het Lager onderwijs zoo’n aanzienlijk gedeelte eischt van de jaar- lijksche begrootingen, zoowel van ’t rijk als de gemeenten. En nog steeds wordt ’t onderwijs duurder. De onderwijzers ontvangen veel beter salarissen dan vroeger, zoodat ze beter kunnen bestaan en niet meer zoo zeer als voorheen tot de kale meneeren behoeven gerekend te worden. Behalve het Lager Onderwijs hebben ech ter het rijk en de grootere gemeenten ook nog te zorgen voor Middelbaar of voor Middelbaar en Hooger Onderwijs. Volgens de wet is iedere gemeente boven de tienduizend inwoners verplicht een Hoogere Burgerschool te bezitten; volgens de wet ook moet elke gemeente boven de twintig duizend zielen een Gymnasium hebben. Gelukkig geeft de wet aan de Koningin het recht, sommige gemeenten vrij te laten van ’t nakomen dezer bepalingen. Wat maar goed is ook. Wat zouden sommige groote plattelandsge meenten, zooals er ook in Friesland zijn, met een Hoogere Burgerschool doen en waar zou men die school plaats a? En neem eens de Drentsche gemeente Em men, een gemeente, die ’t in uitgestrektheid van de grootste Friesche gemeenten wint en die thans hare snel aangroeiende bevolking tot omstreeks 25,000 heeft zien aanwassen. Men heeft daar reeds moeite genoeg met de lagere scholen, waarvan men de gebouwen als kasteelen boven de omgeving ziet uitsteken. Wat zou men daar met een gymnasium doen? Wat in de laatste tijden ook steeds meer geld vraagt, dat is ’t Hooger Onderwijs. Nu ja, de gymnasia worden ook bij Hooger Onderwijs gerekend (de Hoogere Burger scholen bij Middelbaar Onderwijs), maar we bedoelen de Hoogescholen. In den bloeitijd onzer Republiek had bijna iedere provincie haar Hoogeschool. Leiden, Utrecht, Groningen, Franeker en Harderwijk waren academiesteden. Het provincialisme vier de. ook hierin zijne triomfen. Wat een verschil bij thans. Er wonen nu bijna driemaal zooveel menschen in ons land als in den Franschen tijd en thans, nu Franeker geen universiteiten Harderwijken meer hebben, zitten we eigenlijk nog met te veel van die inrichtingen. Meermalen is de wensch uitgesproken om één der hoogescholen op te heffen. Nog ver leden week kwam het in de Tweede Kamer ter sprake. De minister van Binnenl. Zaken zei ’t nog: beperking van het getal onzer uni versiteiten laat zich in theorie gemakkelijk verdedigen, maar zou ’t ook practisch mogelijk blijken er eene meerderheid voor te vinden? Zou de heer Blooker (zittende voor Amster dam) aan de hoofdstad, zou de heer Bos (af gevaardigde voor een Groninger district) aan Groningen, de voorzitter der Kamer (jhr. Ro- ëll, voor Utrecht) aan Utrecht de universiteit willen zien ontnemen Verleden jaar meldden de telegrammen door heel het land, dat de Hoogeschool te Gro ningen in brand stond en voor een groot deel uitbrandde. Dadelijk gingen er stemmen op, Daar kwam madame Chandoz met veel drukte bin nen. Het toilet der signora was gebracht. O, wat een prachtige japon, neen maar prachtig, zoo iets had ze nog nooit gezien! Doch plotseling hield madame zich stil, toen zij het bedrukte gelaat van Stella zag, en tranen in haar oogen. De goede vrouw werd er van aangedaan. Zij trad op Stella toe en kuste haar, ter wijl zij zeide, dat hij stellig komen zou. O ja, hij zou stellig komen. Doch ziende, hoe weinig uitwerking hare woorden hadden, riep zij uit: »Och, Hemel, mijn lieveling, wat heb je hem toch lief!* Op droevigen toon antwoordde Stella: »Achja, ik heb hem lief ik heb hem zoo lief. Ach, kwam hij hij toch maar!* Het werd avond. Zij werd in gala-costuum gekleed, en liet het begaan als een onwillige bruid. Zoodra het kleeden gedaan was, lieten madame en de kamenier haar alleen en gingen zich ook kleeden. Kort daarna kwam het rijtuig van lord Asherton om de dames naar Graven House te brengen. Madame Chandoz kwam dadelijk; zij was smaakvol gekleed en zoo lief, als alleen Franschedames, die niet jong meer zijn, dat kunnen doen. Shanker stond als lakei aan het portier van het rij tuig Shanker, met zijn welverzorgde bakkebaarden en knevel, zag er flink en knap uit. Toen Stella bij het uitstappen een oogenblik op zijn arm leunde, moest zij inwendig lachen om het tooneeltje ir het park te Asherton, waarbij zij geworsteld had om .os te komen uit zijne omhelzing. Zij durfde hem niet weer aankij ken, zijn geheugen mocht eens even goed zijn als het hare. Zij zelf daarentegen was veranderd als een rups in een mooien vlinder. In de vreemde zangeres, in die prachtig gekleede dame, herkende onze lakei echter niet de dochter van den boschwachter, die als kamer meisje op Asherton Castle gediend had. Wordt vervolgd.) achterlijken gepoogd wordt, ten minste nog iets te leeren, waar de flinke leerlingen heel vlug worden afgericht op ’t gevraagde examen. Die instituten, kostscholen, redden zich, door dat de menschen, die er hunne kinderen naar toe zenden, behoorlijk geld betalen. Sommige van die instituteurs worden zelfs zoo rijk, dat ze na verloop van vele jaren stil kunnen leven. Voor een deel bestaan die inrichtingen lieden, die ’t flink kunnen betalen, die 't bene den zich zouden achten, hunne kinderen op een gewone school te doen; voor een deel van ouders, die hunne kinderen niet bij zich aan huis kunnen hebben om hunne bezighe den, of ook omdat zij met die lieve spruiten niet kunnen opschieten en de instituteur ze maar in toom moet houden. Men zou nog meer categoriën kunnen noemen van menschen, die hunne kinderen naar een kostschool zen den. De gedachte, die bij flinke menschen voorzit om hunne kinderen naar zoo’n instel ling te zenden, is, dat die kinderen goed ver zorgd zijn en dat ze, op wat manier dan ook, veel leeren in de gewenschte richting. Maar voor velen blijft het een soort van gemak zucht. Doch er zijn ook instituten, die gewoonweg verboden moesten kunnen worden, die leer lingen trekken, nu ja, omdat ’t instituten zijn, terwijl de betreffende ouders veel verstandiger deden, hunne kinderen voor veel minder geld op de beste gewone scholen te zenden. Dit zijnde roofvogels op onderwijs-gebied, die azen op wat ze maar kunnen krijgen. Behalve deze gewone instituten heeft men nog enkele groote kostscholen, voornamelijk in het Zuiden des lands, die zeer vele leerlin gen trekken en door de groote massa en de goedkoope leerkrachten kunnen bestaan. Maar toch, al die instituten te zamen vor men slechts een heel klein onderdeeltje van het geheele onderwijs, zooals dat in onzen tijd is ingericht. De groote massa der leerlingen gaat op de gewone lagere scholen, de verder studeerenden gaan op Hoogere scholen, Gymnasia en Universiteit. En wanneer men nagaat, wat deze gen tegenwoordig kosten, dan staat over verbaasd, dat vroeger de scholen voordeel aan het stedelijk bestuur konden af- Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. COURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1