n. TOWS- El AMERTESTIEBLAÜ I ia VOOR SIER EN 0I8TMEN. 63e Jaargang. Woensdag S Januari 1903. De Vioolspeler. r- No. 3. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. 1 Van den Hak op den Tak. Vrij bewerkt door AM0. is. ider, En ze konden eten, lijke j aten de blij- an of J tikel Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. zich der jven, nede uit bet elgie ver- laar- nder die dat, het men algie sten het het nder 1 lo. eder nder ving i de ving nede s en i de lees- t. 14 chen ende den tarin itre- v in- nede iken op nte- 10U- Ne- uari ge- aura- van 'O hij l het geen hij dens het 18de liens het ilgie ezer na- die dat, het aats ink- eeft; sten het van >der- nder md, r. op- i dit der- eger het het de i het Igie. inde zin- jnen ter lenst nari- ande aan- maken, of naar muziek, die Kerstmisstemming brengt We zaal, waar een zelfden een oud man, signora Stella, en ik treur nu als een hopelooze, om een oude vrouw. Ge zijt nog jong en treurt over dezen jonkman; kom, troost u en trgcht weer vroolijk te worden. Zoo lang er leven is, is er hoop.« «Ach, wilt ge komen? Gaat ge met mij mee, sir James?» Neen, signora, ik ga niet met u mee. Dat kan niet, maar ik kom u spoedig achterna, dat beloof ik u. Waarschijnlijk haal ik u onderweg nog wel in. Mocht dit niet het geval zijn, dan kom ik in ieder geval kort na u op het kasteel aan.* «Komt ge stellig,sir James? Zult ge mij niet te leurstellen «Ik zal u niet teleurstellen, en ik zal nog meer doen; ik zal een der beste heelmeesters van Londen meebren gen. En nu vaarwel, signoraIk ben den ganschen nacht niet te bed geweest, ik moet ontbijten, van kke- ding verwisselen en nog meer doen. Ga zoo spoedig mogelijk naar Asherton en bereid onze komst voor.« «Zult ge stellig komen, sir Mag ik er op rekenen vroeg Stella nogmaals. «Reken gerust op mij, signora Ik kom ten spoedig ste. En nu vaarwel Zoo ging zij heen en reed naar Asherton. Toen zij het kasteel bereikte en hoorde, dat de oude Reedy den toestand niet verergerd oordeelde, schonk dit haar veel verlichting. Zij ging dadelijk bij Giotto. Hij lachte haar toe en zei, dat hij zeer verheugd was zijn lieve zuster Stella te zien. Hare tegenwoordigheid alleen maakte reeds dat hij zich sterker gevoelde. Zij echter was zeer ontsteld, toen zij zag, hoe ziek hij was, zij voelde instinctmatig dat de engel des doods hier rondzweefde, evenals drie jaar geleden. Eenige uren later kwam sir James Duncan en sprak dadelijk met Stella. Hij vertelde dat zijn vriend, de beroemde heelmeester, binnen enkele uren zou komen; intusschen zou hij eens naar den patient gaan kijken. Stella geleidde zelf den dokter naar de folly. Zij had madame Chandoz bij den patient achtergelaten, en ging nu eerst de kamer binnen, om Giotto en madame Chan doz voor te bereiden op de komst van den geneesheer. «Wees voorzichtig, sir James,waarschuwde zij op de trap. «Houdt u aan het touw vast bij de plaats, waar de leuning gebroken is. Wij hebben dat nog niet laten herstellen om alle gedruisch te vermijden.» «Wat een ongemakkelijke trap is ditzei de dok ter onder het klimmen. «Geen wonder dat de arme jonkman in het donker hierover naar beneden gevallen isEn eene rilling voer hem door de leden. Stella trad binnen en vond Giotto alleen. Hij lag zeer 'til en hield de oogen gesloten; zijn gelaat was even bleek als het kussen, waarop zijn hoofd rustte. Zij sloop op de teenen naar het bed, op den voet gevolgd door den dokter. «Broeder,» sprak zij zacht, «de beroemde dokter sir James Duncan, is uit Londen gekomen om eens naar je te zien.« Verschrikt sloeg Giotto de oogen op, een kreet kwam over zijn lippen en die kreet was «Vader Terwijl de oude dokter, als van den bliksem getrof fen, zijn gelaat met beide handen bedekte en kreunde «Allan, mijn zoon sloop Stella stil de kamer uit, sloot de deur en liet vaderen zoon, die elkaar zoo onverwacht terugvonden, hun hart voor elkander uitstorten. HOOFDSTUK XIX. Op het uur, dat Stella zich kleedde voor het concert in Graven House, bereikte sir James Duncan zijne wo ning, in de Harleystraat. Hij had dien dag buitenge- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. schreven zoo even, dat in dezelfde het Leger des Heils voor zoovelen voedzaam middagmaal verschatte, dien avond de Italiaansche Opera eene uitvoering gaf. Die Italiaansche Opera is hier werkelijk ingeburgerd. Nederlandsche Opera’s, onder directie van De Groot en C. van der Linden, bestonden en verdwenen. Maar de Italiaansche Opera komt ieder jaar terug en viert ieder jaar triomfen. De heer M. de Hondt is waarlijk een flink impressario. Wat een betrekking, zal menigeen uitroe pen, dat vak van impressario. Maar zoudt ge niet denken, dat ’t een van de lastigste be trekkingen is? Ge ziet zoo’n man, ondernemer van circussen, van zanggezelschappen, leider van de tournee eener diva, en ge denkt, dat de man, om ’t zoo eens uit te drukken, steeds vol pleizier door de wereld gaat. En in werkelijkheid, wat hebben die menschen een hoofdbreken. Ze moeten er florissant en prettig uitzien, om dat ’t vak zulks vereischt, maar waarlijk, ’t is een moeite vol bestaan. Roemen moet men daarom onzen heer De Hondt, die telken jare zijne Italiaantjes weet te vereenigen, die een driejarig succes had met den vermaarden tenor Isalberti, die in dit seizoen den priester-com- ponist Don Giocondo Fino en voor zang Gemma Bellincioni wist te engageeren. De heer De Hondt, men mag ’t zeggen, hij weet zich te handhaven. Niet weinig verrast was ik dezer dagen, toen ik, mijn’ vriend Seppel bezoekende (tusschen twee haak jes, dames, een aangenaam jongmensch van circa 45 jaar), hem bezig vond de snaren van een viool te be strijken op een wijze, als een oude juffrouw haar poesje streelt, trachtende daaraan de zoetste tonen te ontlokken, wel te verstaan mijn vriend aan de viool en niet de oude dame aan haar poes. Ik stond verstomd, want ge moet weten, dat Seppel juist zooveel verstand heeft van muziek en van een muziekinstrument als een uil van het daglicht. «Ja, jongen,» nep hij me tegemoet, mijn verbazing be merkende, «dat is wat nieuws, een ontdekking van het grootste gewicht.» «Wat bedoel je vroeg ik. »Wel,« zei Seppel, op zijn maneschijutje wijzende, «daarvoor, mijn jongen, daarvoor «Wees wat duide lijker asjeblieft en spreek niet zulken onzin «Heb je dan nog niet gelezen, kerel, van de wereldschok kende ontdekking van een bekend Londensch orkest- Terwijl het aantal werkloozen, vooral in de diamantindustrie, toeneemt, groeit ook de lief dadigheid. De groote commissie voor onder steuning der werkloozen heeft vóór de Kerst dagen reeds een heele som gelds uitgedeeld. Zij zal dat niet zoovele weken kunnen doen, als de financiëele steun niet nog veel grooter wordt. Vóór de Kerstdagen was reeds pl.m. 75.000 gld. ingekomen, maar wat is dat voor zoo velen en met zoo’n langen winter nog in 't vooruitzicht Evenals in Den Haag tracht ook hier de gemeente te helpen, door werken te laten uitvoeren, die anders nog zoo’n haast niet hadden. En ook particulieren zoeken wat extra werk, maar met dat al is de werkeloos heid niet verdwenen. Ook niet, al komt de Cullinan-diamant, door Transvaal aan koning Edward van Engeland geschonken, al komt die reuzensteen, die alle andere groote diaman ten verre in aantal karaten overtreft, ook naar onze hoofdstad om gekloofd en geslepen te worden. Die eene steen helpt geen vier duizend slijpers, die thans straatslijpers in plaats van diamantslijpers zijn, aan het zoo noodige werk. Wie er echter ook werkeloos mogen zijn, niet de inbrekers. Schier dagelijks wordt er ingebroken, zoowel door het beruchte Trio- gezelschap als door anderen. Zeer brutaal was wel de inbraak in het gebouw Koningins- plein, hoek Heerengracht, waar de heer Broek- mans zijne kleedermagazijnen en werkplaatsen en «De Standaard» (niet het bekende dagblad, want dit heeft met «De Heraut* z’n kantoor en werkplaatsen in de Warmoesstraat) kantoor heeft. Ge zult zeggenhoe is ’t mogelijk, dat op zoo’n plaats, in een winkel, die een en al glas is en dan zoo van alle kanten te bespieden, een inbraak is aangedurfd. De couranten zullen u reeds uitvoerig omschre ven hebben, hoe alles in zijn werk is gegaan en hoe de inbrekers denkelijk in hun werk gestoord werden door de komst der werklie den van den heer Broekmans, die op de hoogste verdieping werken. Doch genoeg hierover. Ook over branden wil ik niet spreken, of schoon er in de laatste weken nog al groote geweest zijn, zooals de brand in een deel der «Koninklijke» de bekende bierbrouwerij aan de Weesperzijde. Of die in ’t gebouw van HOOFDSTUK XVIII. 51). (Vervolg.) «Mevrouw, gij zult mijn meester spreken; daar zal ik voor zorgen,* verklaarde hij. Hij verdween, en na eenig wachten opende hij de deur van de eetzaal. Met veel buigingen noodigde hij haar uit om binnen te komen. Stella trad vlug voor uit, duwde hem ter zijde, trad binnen en sloot de deur achter zich. Sir James keek verwonderd op over deze manier van binnenkomen en vestigde een onderzoekende blik op Stella. «Sir James beste sir James, ik kom uwe hulp en bijstand afsmeeken voor een patient op Asherton Castle. Een vreesdijk ongeluk is mijn broeder daar overko men, zijn leven hangt aan een zijden draad. Ik ga naar hem toe. Ik stel alleen vertrouwen in u alleen in u. O, ik smeek u, ga mee naar Asherton Castle.* Sir James herkende haar niet. De gordijnen waren nog niet opgehaald, zoodat de zaal alleen verlicht werd door twee kaarsen op de tafel. «Het spijt mij, dat ik u niet helpen kan, mevrouw,* antwoordde hij koel. «Gij spreekt van een ongeluk; ik ben een geneesheer maar geen heelmeester. Hoe het ongeluk ook gebeurd moge zijn en welke hulp er noodig is ik kan u niet helpen, doch mijn vriend sir Henry Holloway zal u zeker van dienst willen zijn.« ’t «Nut van het Algemeen,* aan f Voorburgwal, onmiddellijk achter ’t Konink lijk Paleis. Dit was maar die toch nog al heel wat ongerief ver oorzaakte. Wie de lange lijst van gelegenheden ziet, waar men zich kan vermaken, zou niet denken, dat we hier zoo in de misère zitten. Vooral voor de beide Kerstdagen was dat lijstje lang. Gewijde en niet-gewijde muziek, opera, schouw- I burgen, varieté’s, bioscopen en nog meer. Men I zqu zeggen hoe is 't mogelijk, dat al die gelegenheden nog volk kunnen trekken. Intusschen heeft het Leger des Heils van uit zijn hoofdkwartier aan de Prins Hendrik kade z’n 1500 goedgevulde manden verzon den, die zeker met vreugde door even zoovele huisgezinnen ontvangen zullen zijn en, moge er een enkele uitzondering mogelijk wezen, ook welbesteed zullen zijn. Bovendien had ’t Leger, evenals vorige jaren, een paar dui zend armen ontvangen in de groote zaal van het Paleis voor Volksvlijt, waar zij onthaald werden op een flink warm maal! Buiten was ’t koud en in hunne woningen was ’t ook koud en bovendien een hongerige, die dunne tjes gekleed is, heeft altijd last van koude. Tegen tweeën stonden ze in drommen voor het Paleis, mannen en vrouwen, grijsaards en vele kinderen. Die twee duizend menschen, wat hun uiterlijk aangaat, te bestudeer en, zou heel wat gedachten geven. Hier ziet ge de armoede in al hare verscheidenheid. Het minst ziet ge de stille armendie worden zelfs door ’t Leger niet alle gevonden en - die gaan liefst niet naar ’t Paleis, zoodat ieder ’t zien kan. Ge ziet er fatsoenlijke menschen, die ’t hart nog hoog houden, maar ’t allermeest diegenen, die zich hunne armoede niet scha men, die er gaarne mee te koop loopen, dat ze arm zijn, als 't maar wat oplevert. Ge ziet er echte paupers, ge ziet er gedegene reerden, lieden bij wie arm en misdadig bij elkaar behooren. Maar toch de meesten, bijna allen hebben zich tóch wat opgeknapt. En dan binnenstroomen in zoo’n groote, lichte, heerlijk verwarmde zaal, waar een gezond en voedzaam en warm maal w ordt opgedischt. Plechtige orgelmuziek weerklonk door de groote ruimte, terwijl ieder een plaats opzocht. De vriendelijke zusters van ’t Heils leger deden hun best om ieder zoo goed en zoo spoedig mogelijk te helpen. Dampende «Ach, sir James, ik smeek u, weiger uwe hulp niet Zeg niet, dat ge niet wilt komen. Kort geleden waart ge zoogoed, zoo vriéndelijk voor mij. Verlaat mij niet in mijn grooten nood.« Thans herkende hij haai. «Ga zitten,* sprak hij vriendelijk. «Ge zijt de jonge zangeres, zie ik, ga zitten, en vertel mij uw leed.« Zij vertelde hem alles. Terwijl zij haar hart voor hem uitstortte, bemerkte zij niet, hoe hij zelf gedrukt werd door eigen leed, hoe hij gebogen ging onder eigen smart. Zij zag niet hoe verouderd hij was in dien korten tijd sedert zij zijn patiënte was. Neen, zij dacht alleen aan haar leed en aan hem, dien zij zoo teeder beminde. «A's ge niet komt, zal hij sterven. En dat zal mij dooden of mijn geheele leven bederven klaagde zij op dringenden toon. «Ja, zoo denkt ge, omdat ge nog jong zijt, maar door den tijd gaat dat wel weer over. De wond sluit zich even als het graf, als men slechts kan vergeten. Jonge menschen beminnen en verliezen wat zij lief hebben, en beminnen weder. Maar in den ouderdom gaat dat anders, dan sluit de wond zich niet en het graf is steeds geopend. Wij beminnen en verliezen wat wij liefheb ben, maar het verlies wordt niet meer vergoed.* Hij liet het hoofd op de borst zinken en legde de hand op het pakket, dat bij hem op de tafel lag. Ge deeltelijk kon Stella het gedrukte opschrift lezen; zij zag de woorden «Ter nagedachtenis van «Ik heb juist de tijding ontvangen van den dood van een vriendin mijner jeugd, de eenige die mij was overgebleven, en die tijding heeft mij zeer aangegrepen. Ja, ik wil aan uw verzoek gehoor geven. Het is zwak heid, dat wij ons laten neerdrukken door het noodlot; de smart geeft ons onze dooden niet terug. Ik ben de N.-Zijds 1 schotels met een echt winterkostje aardappelen ’r Knninlr. met snijboonen en worst. En ze konden eten, maar een binnenbrand, zooveel ze wilden. Stel u voor, lezer, dat er onder die armoe dige kleedingstukken magen zitten, die porties kunnen verdragen, waarvan gij, rijke, die steeds goed gevoed zijt, u geen voorstelling maakt. Wat een verschil, als ge nu of anders de zaal ziet. De groote zaal, waarvan het toch soms jammer is, dat ze niet haar vroegere grootte behouden heeft. Want vroeger was niet een groote aischutting, die van eene er twee, een groote en een kleine, ge- ’t Is begrijpelijk, waarom men heeft. Gewoonlijk toch is die thans de groote zaal heet, meer dan groot genoeg en slechts zelden had men liever meer ruimte gehad. Maar dat komt in ons land zoo zelden voor. Maar welk een verschil in aanblik met andere tijden. Thans de armoede, die om brood gaat en over eenige uren de kunst, zult ge zeggen, die ook zoo dik wijls om brood gaat. Maar dat bedoelen we nu niet. Over eenige uren komen de men schen, die gemakkelijk hun f 3.50 of minder kunnen missen om de Italiaansche opera te hooren. En op ’t zelfde uur, dat daar de 2000 armen zich te goed deden en hunne magen met veel capaciteit en weinig inventaris, eens waarlijk vulden, kon men in den deftigen stadsschouwburg de deftige Amsterdammers vinden, luisterend naar ’t matinee der maat schappij Apolloop ’t zelfde uur gaf ’t niet minder aristocratische concertgebouw-orchest eene gekuischte uitvoeringop dat uur werd in de Ronde Luthersche kerk gewijde muziek gegeven door een aantal onzer eerste kunste naars, kon men in meerdere kerken naar uit stekende orgelmuziek luisteren. En mede op dat uur kon men in Carré (waar nu werkelijk weer eens een «paardenspel* komt), in ’t Rem brandt-theater, in den Hollandschen schouw burg, in Artis, in Bellevue, in ’t Bioscope theater, en misschien nog meer plaatsen, uitgaan. Wat een verschildie tweeduizend in ’t Paleis, hongerende naar brood, naar voedsel voor ’t arme lichaam, en daartegenover die velen, hongerende naar kunst en daaraan kun nende voldoen, omdat die andere honger niet plaagt, of hongerende naar wereldsche ver- er niet een zaal er twee, maakt heeft, dit gedaan ruimte, r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1