l
O'
1
Als ’t wintert.
MI'IUS- EJ lhVEilTEJTIEIiL.il)
63e Jaargang.
Zaterdag 11 Januari 1908.
1'
No. 4»
De Vioolspeler.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
ons
van
Heer
vre-
>ok
me
mr
50
)or
be-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
den
van
.pu-
onze eilanden,
Zuidhollandsche en
Is-
drie wagens met bespanning en een aantal per
sonen tegelijk overgezet worden. Zoo’n gier-
pont is alleen bij tlinke plaatsen mogelijk en
ook die andere ponten kunnen niet bij elk
dorpje gelegd worden. Want ook voor die
laatste ponten is vast personeel noodig, dat
steeds bij de hand is en dus gesalarieerd moet
worden.
Bij kleinere dorpen vaart alleen een roeiboot
over, die buiten de personen hoogstens nog
een paar fietsen kan overzetten.
Op die ponten zijn dus de rijtuigen, vracht
wagens, enz. aangewezen. En vond men nog
maar b.v. op elk uur afstand zoo’n pont!
En als ’t wintert, staat al dat verkeer stil. De
roeibooten doen nog de laatste pogingen om
nog personen over te varen. Een koud baantje
voor die personen
Vrij bewerkt door AMO.
HOOFDSTUK XIX.
52). (Vervolg.)
Sir James nam plaats aan de tafel en legde de hand
schoenen en den brief naast zich. Daarop begon hij
zijn maal te doen op de gewone deftige manier, zon
der eenige overhaasting. Na afloop daarvan nam sir
James het pakje weer in de handen en ging er mee
bij den brandenden haard staan. Zoodra de tafel was
afgeruimd en niemand hem meer kon bespieden, draai
de hij de deur op slot, ging bij de tafel zitten, legde
brief en handschoenen bij zich en gaf uiting aan zijn
hevige smart. Hij huilde en snikte op hartbrekende
wijze.
Een paar zwarte handschoenen, ter nagedachtenis
van een vrouwHoe kon deze koele, hardvochtige
man, deze rijke, beroemde geneesheer, zoo ontroerd zijn
door het sterven van een vrouw, die zeventig jaar
oud was Opmerkelijk Wij zullen nagaan, wat de
reden was van zijn aandoening.
Zijn herinneringen uit de kinderjaren kwamen boven,
en die vervolgende kwam zijn geheele levensloop hem
voor den geest. In groote trekken volgt hier het voor
naamste uit zijn leven.
Meer dan zestig jaren geleden was het, en de plaats
was ver weg: in de Schotsche Hooglanden, ergens in
de bergen bij Lochmaker. Twee kinderen keerden uit
de school naar huis terug. Zij liepen op de heuvels
en hadden nog twee mijlen te gaan voordat zij thuis
uit de Poolstreken hunnen winterslaap kunnen
benijden.
We weten ’t in ons gewest, hoeveel moeite
de afgelegen dorpen, gehuchten, woningen heb
ben om zich van ’t noodige te voorzien. Als
dan alle vaarten en plassen maar goed ver
trouwd zijn, dan kan men per slede overal ko
men. Dat is zoo, in ons waterrijk Friesland.
Maar als de sneeuw het ijs bederft, als de op
gejaagde sueeuwdammen hinderpalen in
weg leggen, dan zijn we hier nog verder
huis. Niet er over en niet er door.
Doch kom eens in andere deelen
land, waar de rivieren voor vele plaaten de
Zoo’n rivier
Aphorismen uit »Land und Meer.*
Van een schoenpoetserMenige schoen glimt prach
tig, terwijl de zool stuk is.
Van een gevangenisbewaarder: De vrijheid van de
meesten bestaat hierin, dat zij niet zijn opgesloten.
Van een cijferaarDe natuur schonk alle menschen
de gave, zich in gewichtige dingen te misrekenen.
Van een apotheker: Er zijn medicijnen, waarvan
het nut hierin bestaat, dat men er aan gelooft.
Van een baker: Als ze hun toekomst kenden,
zouden velen weigeren op de wereld te komen.
Van een schoorsteenveger Menige huiselijke haard
verwarmt weinig en rookt veel.
Van een psychiaterAls de mensch zijn egoïsme
verloren heeft, is hij ongeneeslijk.
Van een hotelhouder: Er zijn jonggehuwden, wier
geluk duurt zoolang zij in het hotel wonen.
Bedelaar«Och mijn beste mijnheer, een ruime gift
asjeblieft. Ik heb in langen tijd niets verdiend.»
Heer'. «Zoo, wat ben je dan?»
Bedelaar«Sneeuwschepper.*
Heer'. «Schaamje jeniet? Midden in den zomer
hebben wij toch geen sneeuwschepper noodig.*
Bedelaar: «Nu nog mooier, hebben wij dan in
destijd ook niet een Minister van Oorlog
Hoe ons ook het lot met arbeid bedeeld heeft,
laat ons niet zelf het juk verzwaren door eigen ruste
loosheid en de gewoonte geen tijd te hebben.
Zoo het goed zal zijn, behooren gezelligheid en
eenzaamheid, samenzijn en alleenzijn, tot elkander te
staan in een wisselwerking.
gewoon hunne gevoelens in woorden te luchten.
Ten laatste zeide Jessie «God bescherme je, James,
en geve je vee) voorspoed. Maar mijn hart is droevig
en bezwaard, alsof wij elkaar nooit zullen wederzien.»
«Kom, zeur niet, Jessie. Ik kan niet veel zeggen
van mijne plannen, maar ik heb een voorgevoel, dat
ik eenmaal later zal geteld worden onder de beste dok
ters van Londen.*
«En dan vergeet je stellig je arme Schotsche vrien
din,* zei Jessie met een voorgevoel van vrees en ja
loezie.
«O neen, Jessie, dat nooit. Wij zullen elkaar nu en
dan schrijven, en als ik een vrouw kan onderhouden,
kom ik je halen en anders zend ik je geld, zoodat je
naar Londen kunt komen. Vaarwel, lieve Jessie
D<' postkoets stond stil om hem op te nemen. Hij
stapte vlug in, met een bundeltje in de hand, dat al
zijn aardsche bezittingen bevatte. Terwijl de koets
wegreed, knikte hij Jessie vriendelijk toe, doch onder
het rijden keek hij niet weer naar haar om, al bleef zij
nog zoo lang de koets nakijken met diep treurig ge
laat en vochtige oogen.
«Geen enkele maal heeft hij omgekeken,» mompelde
Jessie telkens weer op haar terugreis naar huis.
Zij hielden briefwisseling met elkaar maar dit ging
niet zoo druk, omdat het briefport in die dagen zoo
hoog was. James vond weldra vrienden in Londen.
Schotten hangen in den vreemde «als een klit* aan el
kaar en helpen elkaar voort als vrienden. Spoedig
kreeg bij een betrekking als derde geneesheer in een
ziekenhuis, zoodat hij in zijn onderhoud kon voorzien,
al was het niet ruim. Hij behield daarbij zijn levens
lust, want hij hoopte, hij twijfelde niet, of hij er wel
bovenop zou komen als de gelegenheid zich aanbood,
zou hij ze niet ongebruikt laten.
Wordt vervolgd).
Begrijpt ge nu dat‘ er heel wat stoornis komt
in ’t verkeer, als ’t wintert?
nog eens op
en
En kom dan
Wadden-, Zuiderzee-
Zeeuwsche eilanden
Als ’t wintert, is er veel vermaak, maar ook
veel hinder.
Een winter op z’n tijd. Liefst op Kerstmis!
Ja, maar dat behoort zoo ongeveer tot de vro
me wenschen. Doch dan ten minste spoedig
daarna, zooals ’t ditmaal ’t geval was. Dan
zeggen velenzoo’n winter werkt goed. Sneeuw
bedekt de velden en beschut ’t wintergraan,
geeft, vereenigd met den vorst, aan den grond
hoogere groeikracht voor de volgende lente.
Alles goed en wel. Maar is overigens een
flinke winter wel zoo voordeelig
Als ’t wintertDan is de lucht helder, dan is
er niet zooveel kans op groote sterfte. Toege
geven, maar niet altijd. Wanneer de strenge
vorst vergezeld gaat van een hal ven of heelen
storm, die u er aan doet twijfelen, u, die goed
gekleed zijt, of ge wel gekleed zijt, is het weer
toch zeker niet zoo gezond. Vooral niet voor
hen, die ondanks ’t onmogelijke weer op straat
moeten zijn en zich niet kunnen kleeden, zooals
dat behoort. Niet voor hen, die in hun scha
mele woning de koude door de spleten voelen
binnen dringen; die zich niet kunnen koeste
ren om een goed gloeienden kacheldie nog
in hun bed rillen van de koude.
Als’t wintertDan is ’t medelijden grooter;
dan begrijpt de rijke beter, dat hij den armen
broeder moet bijstaan. Dan wordt de stille
armoede, die men in zachte winters vergeet, be
ter bedacht. Ja zeker, maar die armoede, dat
koude-, honger- en gebreklijden is dan ook wel
zooveel grooter als ’t medelijden toeneemt.
Als ’t wintertAls er ijs is, dan komt er
geld onder de menschen. Zeker, met baanve
gen en sneeuw opruimen wordt verdiend. En
kele kasteleins zien in hunne toonbanklade pro-
feiten, die er anders heelemaal niet inkwamen.
De schaatsenfabrikant en-verkooper en-slijper
verdient.
’t Is waar en ieder vischt op zijn getij en
ook de schaatsenindustrie moet leven. Maar de
groote massa? Heeft die er voordeel van?
’t Vervoer van personen en goederen, naar
de streken, die niet zijn aangesloten aan ’t ijze
ren net van spoor- en tramwegen, wordt duur
der. De waren worden duurder. Er is meer
brandstof noodig, waarvan alleen de handelaar
in dat artikel profiteert, maar de groote massa
schade lijdt.
Wat een ongerief. Men kan zich niet zoo
goed redden en velen zouden sommige dieren
bruggen), schipbruggen, gierponten, veerpon
ten aan een stalen reep, die de beide oevers
verbindt, sfoomponten, (zooals in Kennemer-
land over ’t Noordzee-kanaal; ge kent de lij
densgeschiedenis van de barensweeën dezer
pont En dan ten slotte de gewone roeibooten.
Al deze middelen vormen talrijke verbindin
gen. De spoorbruggen en andere vaste brug
gen blijven, of er zich ijs in de rivier vormt
of niet, of dat ijs kruit of zich vastzet. En ze
zijn sterk genoeg om den sterken aandrang
van de ijsmassa’s te weerstaan. Op sommige
plaatsen mag ook de voetganger van den spoor
wegbrug gebruik maken, als ijsgang andere
vervoermiddelen buitensluit.
Maar er mogen verscheidene spoorwegbrug
gen en een enkele vaste brug voor rij- en per
sonenverkeer zijn, daarmee zijn de andere ge
deelten niet geholpen. De stoompont bij Velzen
gaat niet over een rivier en heeft toch moeite
om de verbinding te blijven bewerkstelligen.
Maar stoomponten over de rivier, waar vindt
ge die
Nu de schipbrugDie wordt weggenomen
bij ijsgang, omdat ze anders vernield wordt.
Het ijs kan tusschen de sterke pijlers eener
spoorwegbrug of andere vaste brug zijn weg
vinden, omdat die pijlers ver genoeg van elkaar
verwijderd zijn. Weg is dan de verbinding,
opgeheven, tot stilstand gedoemd het anders
zoo drukke verkeer. Begrijp eens het onge
rief voor den handel, die over zoo’n schipbrug
zich moet bewegen.
En nu de ponten
aangewezen verkeerswegen zijn,
is steeds een barrière.
In de aardrijkskunde leert men van natuur
lijke en staatkundige (kunstmatige) grenzen.
Tot de natuurlijke grenzen worden de zeeën
en de bergkammen, maar ook de groote rivie
ren gerekend.
Nu zult ge zeggen: zoo’n rivier, die men
gemakkelijk overzien kan, wat zou die Och
ja, zeeën en bergkammen kan men niet overzien.
Maar de zee kan men over varen met stoom-
en zeilschepen. Vooral de stoomschepen schep
pen een goedkoope en vlugge verbinding,.
Door de gebergten leiden passen, waardoor
beide aangrenzende landen verbonden worden
en gebergten doorboort men met tunnels.
Dus die natuurlijke grenzen zijn niet onover
komelijk.
De rivieren Ge zult zeggen, dat ze prach
tige natuurlijke verbindingswegen vormen. Ge
zult roemen op Rotterdam, dat in 1907 zijn
zeescheepvaart met een achtste zag vermeer
deren, vergeleken bij 1906, dat toch ook al
een jaar van vooruitgang was. En die ver
meerdering werd toch hoofdzakelijk veroorzaakt,
doordat Rotterdam zulke prachtige rivieren
heeft, die ’t met andere deelen van ons land en
vooral met Duitschland verbinden.
Goed, maar als ’t streng wintert, houden
die rivieren op verbindingswegen te zijn.
Doch dit groote verkeer bedoelen we nu eens
niet. We denken aan de gemeenschap tusschen
stadjes en dorpen en buurten, die zoo dicht bij
elkaar gelegen zijn, en die toch zoo ver van
elkaar verwijderd liggen, omdat de rivier er
tusschen ligt.
Nu gaat ge aan ’t opsommen der verbindings
middelen over zoo’n rivier; ge noemt alzoo op
spoorbruggen, voet- en rijbruggen (beide vaste
waren. Het was bitter koud winterweder en de sneeuw
lag overal dik op den grond. Daar kwam plotseling
een storm op, een verblindende sneeuwstorm. Zij vielen,
stonden weer op, en trachtten verder te komen, maar
raakteneindelijk verdwaaldde arme kinderen. Het
meisje was slechts zeven jaar oud, de knaap telde tien
jaar. Toevallig kwamen zij terecht in een holte van
een heuvel, die hen tegen de ruwste vlagen van het
weder beschermde.
Ouders en buren zochten twee dagen lang terer-
geefs. Eindelijk werden de kinderen gevonden: het
meisje toonde eene bewonderenswaardige tegenwoor
digheid van geest; zij hield met inspanning van alle
krachten den knaap wakker, wetende dat zijn insla
pen onvermijdelijk den dood tengevolge moest hebben.
Zij had zich overspannen en viel in zwijm, doch haar
laatste woorden waren «Och, het is niets, vader. Zorg
maar voor James
De knaap was de zoon van een geestelijke van het
dorp, zij de dochter van den schaapherder. Tusschen
de kinderen was echter geen verschil in stand, want
de knaap was uit een huishouden met twaalf kinderen,
en de geestelijke was arm, zeer arm. De schaapher
der werd echter goed betaald en bebouwde ook nog een
paar akkers voor eigen rekening; hij had ook niet veel
kinderen, behalve Jessie nog een klein meisje, een
wiegekindje. De groote hongerige jongen, die thuis
niet veel te eten kreeg, kwam daarom gaarne bij den
schaapherder, waar niet op een hapje eten werd geke
ken; hij was er bijna als kind in huis.
Zoo ging de tijd voorbij. James en Jessie leerden
samen hunne lessen, zaten op dezelfde schoolbanken
en lazen uit hetzelfde boek. Samen gingen zij naar
school, samen speelden zij onderweg op de heuvels,
samen keerden zijnaar huis terug. Zoo beschouwden
de buren het ten laatste als een vaststaande zaak, dat
De gierpont is tot stil
stand gedoemd, omdat ze door ’t ijs zou ge
keerd worden. Ook de andere ponten, die langs
een van oever tot oever gelegde (lang niet ge
spannen!) stalen reep zoo aardig den overtocht
maken, ze worden van de reep genomen, die
doelloos op den bodem der rivier blijft liggen,
wachtende tot ze weer haar nuttige diensten
kan bewijzen.
Deze ponten zijn een groot gemak voor ’t
verkeer. Gij, die nog al eens een zomerreisje
maakt, hebt zeker bij Nijmegen die groote gier
pont wel gezien, die meerdere zwaar beladen
wagens met bespanning en heel wat personen
tegelijk overbrengt. Als leek hebt ge u wel
eens afgevraagd: Begrijp ik nu wel goed, hoe
zoo’n pont tegen den stroom in toch met een
gangetje den anderen oever bereikt?
Op andere plaatsen vindt ge de veerponten
aan de staalreep. Op zoo’n pont kunnen twee,
James Duncan, de zoon van den geestelijke, zou trouwen
met Jessie Paterson, de dochter van den schaapherder.
Zij was een knap meisje en goed van aard en
James had haar lief, tot eindelijk een scheiding kwam.
De geestelijke en zijn vrouw oordeelden den tijd geko
men, dat James naar Aberdeen zou gaan om te studee-
ren. Den laatsten Zondag, na het uitgaan der kerk,
wandelden James en Jessie met elkaar de vrije natuur
in en beloofden elkaar daar eeuwige liefde en trouw.
James Dunean werkte zeer hard en leefde zuinig.
Hij beloonde de opoffering zjjner ouders door aanhou
dende vlijt bij de studie. Doch in het tweede jaar stierf
onverwacht zijn vader, vrouw en kinderen in armoede
achterlatende. Na een poos van bange zorg kwam er
uitkomst; er waren nu vrienden, er was geld. Het
eerste wat de moeder deed, was, haar zoon weder naar
Aberdeen zenden. Nooit sprak hjj over de ontberingen,
die hij verduurde, en ook nooit over zijn stellig voor
nemen om alle krachten in te spannen, ten einde in
de wereld tot rijkdom en aanzien te komen.
Binnen den kortst mogelijken tijd legde hij alle exa
mens af en verkreeg den graad van doctor in de medi
cijnen, zoodat hij als geneesheer mocht optreden. Hij
kwam thuis om zijne moeder en Jessie vaarwel te
zeggen, voordat hij naar Londen vertrok. Londen, de
hoofdstad met hare millioenen inwoners, was de plaats,
waar hij fortuin dacht te maken.
Hij kwam slechts voor een enkelen dag. Den vol
genden morgen vergezelde Jessie hem eenige mijlen
ver naar de plek, waar de postkoets voorbijkwam. Op
die plek zou hij instappen en vandaar tot Londen in een
rijtuig reizen. Toen zij op de bepaalde plaats stonden,
was de postbode nog niet te zien, zoodat er tijd over
bleef om afscheid te nemen.
Zwijgend stonden zij minuten lang. James met de
handen van Jessie in de zijne. Geen van beiden waren
i
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Qroote letters naar
plaatsruimte.
i,
ld,
'oor
loos
d,
n
;t
n
n
e-
ng
is
0
e
e
O
n
g
n,
;e-
et
ig
jd
ge-
ens
ge
ien
L-
»t
aan
ling
igen j
in-
loek
af-
de
1 13
?6
O,
as
?d
ie
le
en
ro
n
in
m
3F
le
in
s-
ae
ie
de
md-
>ver
be-
107;
per-
ier,
en
re-
ft,
■st
g-
>e-
de-
liet
go-
ist-
jen
stil
ing
ik-,
oon J|
wee
:ht,
2o.,
100-
■ag,
der
Ier-
16,
ost
ot
er
op
net
;ns
jon
of
hot
sing
als
ten
a