1 ft VOOR SMEEK ES ii'ISTlifkH S fflWS- ES IMEmTBLAB 9 a. 63e Jaargang. Zaterdag 18 Januari 1608. No. 6. De Vioolspeler. ONDERWIJZERS, I B Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. I ct. [□T^ schilde- on- n I 4 1 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. haar weer Vrij bewerkt door AM0. P- helpen. Zeg me daarom hoeveel ge moet hebben om de schuldeischers tevreden te stellen.* «Hoeveel AllesIk bezit niets. Vraag maar eens aan Eugenie, die zal het u wel vertellen. Ik weet het niet, ik wil het niet weten ook, want het bezorgt me maar hoofdpijn.* Hij wendde zich onmiddellijk tot Eugenie en stapte daarna haastig naar huis. Hij had eenig geld bespaard door zuinig leven en door slecht betaalden arbeid te verrichten. Hij haalde ’t uit ’n hoekje te voorschijn en telde het, doch er was niet genoeg om de deurwaar ders te voldoen. Toen ging hij heen en verpande het groote zilveren horloge, dat hij van zijn vader had ge ërfd. Nu had hij genoeg. Hij snelde terug naar Cora- lie en kwam nog juist bijtijds. De deurwaarders twist ten met Eugenie over het bed van haar meesteres. Zij waren reeds bezig de dekens weg te nemen om Coralie op den vloer te kunnen leggen, toen Duncan binnentrad en het vereischte bedrag betaalde. De arme danseres was bijna waanzinnig van smart, zij beefde over het geheele lichaam, en spreken was haar niet meer mogelijk. Hij wist later zelf niet meer wat hij in die oogenblikken gezegd had. Doch de ban den, waarin zijn koel terughoudend karakter steeds besloten was, werden thans verbroken en hij gaf uit drukking aan de gevoelens, die het laatste halfjaar in hem gewoeld en gebruist hadden. Hij verzekerde haar zijn eeuwige trouw, beloofde zijn hulp en steun, en zeide, dat hij haar zou dienen tot zijn laatsten snik. Zij hoorde daar echter niets van, want zij had het bewustzijn verloren doch eene andere hoorde het. Jessie Paterson had het spoor van haar trouweloozen minnaar gevolgd. Zij wist van zijn verhouding tot Herwijs is oud, eeuwen oud en daar moeten de onderwijzers ’t nu nog bezuren, dat hunne voorvaderen zoo weinig inkomen hadden. Want och, dat verhoogen gaat zoo moeilijk. Gelukkig kunnen de onderwijzers consta- teeren, dat in de laatste kwarteeuw grooter stappen voorwaarts gedaan zijn dan vroeger in eeuwen. Vooral de groote steden geven reeds flinke tractementen, ook aan gewone onderwijzers en binnenkort zal Amsterdam ’t maximum voor die heeren nog wel iets hooger stellen. Welk voorbeeld wel eens door Rotterdam gevolgd mocht worden, dat, zooals geklaagd wordt, meer dan royaal is, als er geld voor de havenwer ken gevraagd wordt, maar schriel, als de on wijzers om verbetering van positie vragen. We weten goed, hoe hoog nu de vaste sa larissen der onderwijzers zijn, maar hoe hoog vroeger de inkomens waren? Het is moei lijk te zeggen, omdat er vóór de 19e eeuw geen algemeene regeling was. De schoolmeester werd groote ndeels bezoldigd door de opbrengst der schoolgelden en door naturalia. (Ook in de 19e eeuw was die toestand nog niet geheel verdwenen. Ge kunt nog oude menschen aan treffen, die weten te vertellen, hoe ze des win ters beurtelings voor turf in de school moes ten zorgen en hoe er nog meer primitieve toe standen bestonden.) ’t Gevolg van dien toestand was, dat de oprichting van een bijschool of bijzondere school altijd finantiëel nadeelig was voor den openbaren onderwijzer, zoodat deze dan zijn nood klaagde bij de Vroedschap en er vaak een algeheel verbod voor ’t houden van bijscholen volgde; of de houder van zoo’n bijschool moest aan de stadsschoolmeester voor ieder zijner leerlingen zoo en zooveel geld geven. Lees b. v. ’t volgende van de stad Haarlem in den jare 1420 (Flaarlem was toen de voor naamste stad van Holland): «Gecoert by Schout, Schepenen, ende Raide, biderRycheitende Vroetschapvan der Stede van Haerlem dat nyemant Scolen houden moet van knechten dan die Groote Schole binnen Haerlem. Ende dat nyemant syn kinder dat knechtken sijn, anders ter scolen senden moet noch laten gaen anders dan in die Grote Scole, op een boete van drie ponden also dicke als sy dair off toe gesproken worden.» Dit verbod schijnt op den duur niet gehol pen te hebben, want van ’t jaar 1569 vindt men «sekeren Brief, aengaende enige wedden, emolumenten, otte voordeelen voor den Rector •Ik wil eerlijk mijn belofte vervullen, als ik in staat ben een vrouw te onderhouden en als gij de vervul ling er van wenscht», antwoordde hjj benepen. •Dat vraag ik niet Ik vraag wilt ge uw vrijheid terug hebben De woorden, die ik vandaag uit uw mond heb gehoord, mag een man slechts tot één enkele vrouw spreken, niet tot twee vrouwen, die allebei nog in leven zijnIk wil echter onze verloving niet ver breken. Spreek nu, James Duncan Verlangt ge uw vrijheid terug Hij antwoordde niet, al bleef zij op een antwoord wachten. Toen hield zij hem het halve geldstuk voor. •Als ge niet kunt of niet wilt spreken, James Dun- ca:leg dan de andere helft uw helft van het geld stuk er naast, dan weet ik, dat ge weer vrij wilt zijn.* Hij haalde zijn helft te voorschijn. Ha, dat had hij dus toch bij zichIn haar lange droevig leven was het haar altijd ’n troost te denken, dat Duncan den verlovingspenning steeds bij zich gedragen had. Hij kon geen weerstand bieden aan de bekoring; hjj kon nu vrij worden en zoo gemakkelijk. Hij nam zijn halve shilling en legde dien zwjjgend naast de helft van Jessie. Jessie nam de beide helften op, en sprak «Vaar wel, James Duncan Vaarwel voor eeuwigMoge God u beschermen en geleiden En toen ging zij naar buiten in den duisteren avond haar hart was gebroken, haar levensgeluk was ver woest en zij zou treuren, totdat de dood kwam om haar te bevrijden van den last des lijdens. (Wordt vervolgd.) 5 V ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. de Fransche danseres, en waar die woonde. Zij vond het opgegeven huis; de deur van het onaan zienlijke vuile huis stond open. Zij zag Duncan, toen hjj met het geld terugkeerde naar Coralie’s kamer en bij de deur staande had zij alles gehoord en gezien. Hij sloeg de oogen op, hunne blikken ontmoetten elkaar en geen van beiden was een oogenblik tot spre ken in staat. Toen zei James Duncan op verwijtenden toon »Dit is geen plaats voor u, Jessie Paterson •Juist, James Duncan dit is geen plaats voor mijluidde het antwoord, doch zij bleef staan, waar zij stond. >Ga dan heen, goede Jessie!* sprak hij, terwijl hij op haar toetrad. •Ik ga niet heen, voordat ge mij hebt gezegd, waar ik u kan ontmoeten en spoedig, James Duncan.* Hij noemde een adres en bepaalde een tijd. Hij stak haar de hand toe om maar spoedig van haar af te zijn, doch zij weigerde hem een handdruk en ging heen zonder een woord meer te zeggen. Op het bepaalde uur kwamen zij aan het opgege ven adres bij elkaar; hij met de stille hoop, dat hij zijn vrijheid mocht terugkrijgen. Zij wachtte hem reeds en hield een stukje zilver in de hand, de helft van doorgehakten shilling. •James Duncan,* begon zij, »ik behoef niet te vragen of ge mij lief hebt. We zullen ook niet spreken over de vraag, of ge mij wel ooit hebt bemind. Alleen vraag ik, of ge uw vrijheid terug verlangt.* Hij schaamde zich om deze vraag toestemmend te beantwoorden, en daarom vermeed hij een beslissend antwoord te geven. waar nu van ’t groote schole (te Haerlem) eertijds getrokken uyt de Byscholen.» We zullen die oude stukken niet geheel afschrijven, maar er blijkt bijv, uit, dat een zekere Hendrick Dircxz. verlof krijgt binnen Haarlem een bijschool te houden, mits hij de lijst der leerlingen (waarvan de grootte bepaald wordt) aan den Rector der Groote School geeft en dezen van eiken jongen 5 groot per 3 maanden betaalt. Uit een stuk van ’t jaar 1624 blijkt, dat de houders van bijscholen verzoeken van die betaling af te mogen zijn. Vele onderwijzers waren ook kostschool houders, blijkens de volgende aanhaling •Meester Dirck van der Goude is school meester geweest van St. Jeronimusschool te Utrecht. Boudewijn van der Boe hadt syn twee soons Arnold en Willem bij hem, ieder voor 44 karolus guldens op school en in huis gedaan. Voor die 44 guldens wierdt yder kind onderhouden in havenen van 't lichaam, wormcruyt geven, ende in lappen, benayen, wasschen, vier ende licht, eeten, drinken, be- sorgen van voor yder een bedde ende deckelen.* In 1801 kwam de eerste Onderwijswet, maar die bracht nog weinig verbetering na den tijd van inzinking, die ons land in de 18e eeuw be leefde. Wel werd er bepaald, dat »de Gemeen- te-Besturen zullen zorge dragen, dat op alle Dorpen en plaatsen, waar de wekelijksche, maandelijksche of andere schoolgelden niet toe reikend zijn om een onderwijzer der jeugd een ordentelijk bestaan te bezorgen, aan den zelven behalve vrije inwoning, ook een geëvenredig- de toelage tot vermeerdering zijner inkomsten worde gegeven en de kosten, daaruit voort vloeiende, ten laste der gemeente worden ge vonden, terwijl in zoodanige gemeenten, welke buiten staat mochten zijn om de daartoe ver eischte penningen op te brengen, door het Uitvoerend Bewind, op na te melden wijze, zoo verre mogelijk, zal worden voorzien, dat voor dit onvermogen de kinderen niet beroofd worden van het noodig onderwijs.» Dit was een stap in de goede richting, maar die in de praktijk nog weinig gaf. Op 27 Mei 1830 werd bepaald Aan de Onderwijzers zal, zooveel mogelijk, toegewe zen worden lo. Woning en hof; 2o. een vast inkomen3o. een veranderlijk inkomen, het welk naar evenredigheid der schoolgaande kinderen zal worden betaald. Eerst de wet van 1857 noemt een bepaald HOOFDSTUK XIX. 54). (Vervolg.) Coralie babbelde gaarne met James Duncan in gebroken Engelsch; nadat zij ook dien morgen over allerlei nietigheden hadden gepraat, zei ze plot seling «Mijnheer, gij zijt arm, niet waar •Ach ja, juffrouw Ik ben arm, zeer arm •Ja, ik zie het, uw jas is uitgerafeld. Och, ik ben ook arm, en gij kunt mij niet helpen. Helaas helpen dat is het rechte woord.* Hij was zoo vroeg gekomen, dat zij nog te bed lag, en in het zwakkere licht maakte zij met haar ingezon ken oogen een pijnljjken indruk op Duncan. •Ik heb schulden weet ge. De deurwaarders zullen komen vandaag om alles weg te halen, de canapé, den armstoel, al het andere, ja zelfs het bed, waarop ik lig. Eerst zullen zij mij op den vloer leggen en dan op de straatsteenen en dan maar sterven Ik kan geen geld meer verdienen met dansen. Ik heb geen vrienden dan u en Eugenie. Zij is arm, ik ben arm, gij zijt arm. Ach, arm zijn is een kwaad ding.* •Is het zoover gekomen dacht Duncan met ontstel tenis, en toen hij zijn stem weer kon beheerschen, zeide hij»Juffrouw, zeg mij eens hoeveel ge schuldig zijt. Ik ben wel arm, maar misschien kan ik u toch VROEGER EN THANS. Ieder heeft wel eens in de geschiedenis of in historische schetsen gelezen, dat ’t onder wijs vroeger op een veel lageren trap van ontwikkeling stond, over allerlei toestanden, die we nu óf bespottelijk óf ergerlijk zoud en vinden; over de geringe bekwaamheid der vroegere schoolmannenhun gering inkomen; over de slechte lokalen, waarin de kinderen opeengedrongen zaten, met ongemakkelijke banken, slecht licht, slechte ventilatie, enz. Ieder onthoudt ook uitstekend, dat vroeger met de plak en de roede geregeerd werd, het slaan geheel uit den tijd is. Velen weten ook uitstekend zich de rijen voor te stellen, die zoo’n ouderwetsch schooltje voorstellen. Natuurlijk, de bespotte lijke zijde van de dingen wordt ’t best ont houden, vooral van dingen, waar men weinig verstand van heeft, of die men tot de kinder zaken rekent. Men herinnert zich uit museums meer dan één van die caricaturen. Ieder kent de beroemde «Avondschool» van Gerard Dou, (als men Franschen voor die schilderij ziet staan, denken ze een Franschen naam voor zich te hebben en ze zeggen »Doe«gelijk men op een deftige school te Arnhem of nog verder weg, onze Friesche plaatsnaam Joure hoort uitspreken als »Zjoere«). Dat heerlijk stukje, zoo groot als een flinke schoollei, maar dat een waarde vertegenwoordigt, groot ge noeg om er meer dan één flinke school voor te bouwen, geeft een avondschool te zien, waarop men met moeite de weinige kaarsjes vindt, die als ’t ware ’t donker nog zicht baarder maken, geeft de meester in z’n strenge kracht, de leerlingen vol ijver en vrees voor de plak. Dit stukje is echter ernstig. Een ander bekend stuk is sarcastisch, spot tend. De oude, magere schoolvoogd heeft juist met moeite een bengel over de knie gekregen en is bezig dien delinquent een warm zitvlak te bezorgen. Intusschen halen andere jongens allerlei streken uit. Het doosje met de veeren pennen raakt onder den voet, grappenmakers nemen de gelegenheid waar en één hunner teekent een ezelskop op bord met de duide lijke intentie, hiermee een vleiend beeld van den meester te willen geven. Meester zweet van de inspanning en juist komt een papa binnen, die meester een nieuwen leerling wil toevertrouwen. Men onthoudt zulke dingen, men onthoudt ’t best de bespottelijke zijde van een zaak. Vraag ’t u zelf maar eens af, lezer. Weet ge niet ’t best te verhalen, met ietwat overdrij ving, van heldendaden uit uwe schooljaren? Ge hebt slechts eens gehoord, dat voorheen de heer van ’t dorp, als z’n koetsier ’m te min werd, dezen dorpsonderwijzer liet worden. Ge behoeft maar eens te hooren, dat de meester vroeger koster, klokkenist, voorzanger in de kerk, aanspreker, doodgraver, z’n vrouw sto- venzetster in de kerk moest zijn, en dat dit samen zooveel gaf, dat meester met z’n gezin niet van honger crepeerde. Maar eens leest ge, dat, bij ’t zoeken naar een nieuwen mees ter, de gegadigde in de kerk als voorzanger moest fungeeren (de school zelf werd overge slagen), en dat de heeren keurmeesters op verschillende afstanden buiten de kerk gingen staan, om te weten, wie der sollicitanten ’t krachtigste geluid had, om dien dan te be noemen. En zie, zulke dingen onthoudt ge voorgoed. Langzamerhand echter is de idee over derwijs en onderwijzers heel wat gewijzigd. Men weet nu te goed, dat op goed onderwijs zooveel steunt. Moge er overdrijving schui len in ’t bekende gezegde, dat de Pruisische schoolmeester de slagen bij Sadowa (1866, te gen Oostenrijk) en bij Sédan (tegen Frankrijk) gewonnen heeft, dat gezegdeteekent toch. En met ’t onderwijs is ook de onderwijzer geste gen in de algemeene achting. Al blijkt die algemeene achting nog niet voldoende, zeggen de onderwijzers, uit de salarissen, die worden uitbetaald en die nog ten achter staan bij die in landen, die met Nederland aan de spits der beschaving staan. Ons lager onderwijs is reeds oud, zegt de heer J. C. Wirtz in «School en Leven»; en nu is ’t heel mooi een geschiedenis te hebben, maar soms is dat ook lastig. De geschiedenis doet ons hier kwaad, zegt deze heer schoolopziener, en dit blijkt wel, als we het L. Ond., dat oud is, vergelijken met takken van dienst, die nieuw zijn, b.v. met de Rijksverzekeringsbank. Wan neer men eene vergelijking maakt tusschen heeren van de R. V. B. en heeren bij ’t on derwijs, dan vallen de salarissen der laatsten in ’t niet bij die der eersten. De Rijksverz.-Bank en de Dienst der Volksgezondheid zijn nieuwe instellingen, waarbij de salarissen dadelijk op de hoogte gebracht zijn; maar ’t Lager On- URANT 9 I .1 o i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1