NIEUWS- EN 1BÏERTENTIEBL1» ÏOOR SNEER EN MSTRMN. n. 63e Jaargang. Woensdag 22 Januari 1908. Wo. 7. De Vioolspeler. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. zag 50-tal Durgendammers tevergeefs tracht- aan Maar 3t. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Vrij bewerkt door AMO. onze len. 0. T. rijg- Hij bracht haar naar een kasteel in het gebergte en daar leefden zij wel twee jaar zeer gelukkig met elkaar. In dien tijd werd hun een dochtertje geboren. Doch toen had hij genoeg van haar. Hij begon reizen te maken; telkens grootere, telkens bleef hij korter bij haar en eindelijk bleef hij geheel weg. Haar vader kwam haar opzoeken en vertelde haar, dat haar man met een operazangeres vertrokken was en dat haar niets anders overbleef dan maar weer op het too- neel te gaan. Geld had zij niet, zij moest dus weer danseres wor den. Men Zei haar, dat haar echtgenoot Frankrijk had verlaten en men wist niet, waar hij zich ophield. Later kwam zij te weten, dat haar vader haar bedrogen had. Hij had hare huwelijkspapieren aan haar man verkocht; deze wildé van haar af zijn en tevens alle bewijzen van hun huwelijk vernietigen. Baarslechte vader verschafte aan haar man een valsche akte van haar overlijden waarvoor de Engelschman een groote som geld had beloofd. Zij werd dus weer danseres en was bij het publiek zeer geliefd, totdat hare kunstenaarsloopbaan plotse ling werd afgebroken door het ongeluk in den tuin van Ranelagh. «Mijn kind is nu te Parijs in een kostschool*, ver volgde Coralie. «Zij is bijna 5 jaar oud. Ik laat geen geld na om haar op die school te laten blijven. Eugenie heeft me beloofd dat zij het kind zal gaan halen en aan u overgeven om er zorg voor te dragen, terwille van mijn nagedachtenis. Mijn man heeft me eens verteld, dat zij in zijn land eenmaal een voorname dame zou zijn als we geen zoon kregen een zeer voorname dame met een geërfden titel. Vergeet dit niet, mijnheer. Misschien bewerkt de goede God nog wel eenmaal, dat zij hare rechten echte winter was, blijkt ook op zee gereden. We Eerst over ’t IJ een klein eindje wan- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. HOOFDSTUK XX 55). (Vervolg.) Het bezoek van dien deurwaarder had Coralie al te sterk aangegrepen. Zij ging hard achteruit, ofschoon James Duncan en Eugenie hun best deden om haar op te vroolijken en hare genezing te bevorderen. Op zekeren dag zeide zij tot Duncan»Ik gevoel, mijnheer, dat ik niet lang meer te leven heb. Daarom wil ik u, als ge het goedvindt, mijn levensgeschiede nis mededeelen.» Haar moeder was een Spaansche danseres, haar va der een Fransche tooneelspeler. Toen hij eens te Madrid speelde, had hij met hare moeder kennis gemaakt. Zij raakten verliefd en vluchtten samen. Van kindsbeen af had men haar voor het tooneel bestemd, en daar zij veel aanleg had voor het dansen, had men haar alles laten leeren om eenmaal een der beste danseressen te worden. Zij was nog heel jong, pas twee en twintig jaar, toen zij kennis maakte met een aanzienlijk beer. Hij sprak Fransch als een geboren Franschman, maar toch geloofde zij, dat hij eigenlijk een Engelschman was. Over zich zelve sprak hij weinig met haar, zij wist niet eens zijn waren naam. Die stond wel in het hu- welijksregister, maar zij had er niet naar gekeken, toen zij hare handteekening zette. Hij was zeer ver liefd op haar; zij waren dan ook wettig getrouwd. waar de tucht streng werd gehandhaafd. In den be ginne had hij moeite genoeg om het verschuldigde schoolgeld bijeen te krijgen, doch langzamerhand wer den zijne inkomsten toch grooter, dank zij zijn volhar denden ijver en toenemende bekwaamheid. Stap voor stap kwam hij er bovenop, en toen de jonge Coralie negentien jaar oud was, woonde dokter Dun can in de aanzienlijkste wijk van Londen; zijn naam werd hoe langer hoe meer bekend en voortdurend werd zijn praktijk grooter. De tijd was nu gekomen, dat de jonge Coralie de school ging verlaten. Maar wat moest hij met haar beginnen Zij had niemand ter wereld, die zich om haar bekommerde dan hem en Eugenie, die nu aan de Leicestersquaire woonde en leefde van kamers verhuren. De stervende moeder had hem dit kind toevertrouwd met de woorden: «Wees goed voor haar, mijnheer, zooals ge v-or mij goed geweest zijt. Laat haar in uw liefde deelen, zooals ik er in gedeeld heb.« Met die gedachte ging Duncan naar de kostschool om de jonge Coralie af te halen. De directeur ontbood haar en liet den dokter in de spreekkamer. Al wach tende staarde hij eenige oogenblikken peinzend naar den grond en toen hij de oogen opsloeg, stond Coralie op den drempel van het vertrek, juist als toen zij pas uit Frankrijk kwam. Het greep hem aan, dat deze jonge Coralie zooveel op haar moeder leek. CoralieJa, zij was het, maar om dezen mond speelde een trek van eigenzinnigheid, die hij bij hare moeder nooit had opgemerkt. De on verwachte aandoening deedhem eenige seconden zwijgen, doch hij bedwong zich en sprak «Coralie, ge zijt nu een jonge vrouw geworden en kunt natuurlijk niet lan ger op de school blijven. De tijd is gekomen om eene i voor het intreden in de Maatschappij. Zoo gij alleen spreekt van zaken, waarvan gij verstand hebt, zal men gelooven, dat gij ook kennis hebt van zaken, waarover gij niet spreekt. Het is een oude waarheid, dat het onze geluk kigste tijd is, wanneer wij ons het minst bewust zijn van ons geluk. bijgekornen), m .est Amsterdam ’t paar duizend personen meer stellen, is dus lang niet zooveel toegenomen als ’t aantal geboorten boven ’t getal sterfgevallen wa s. Ook Sneek, naar ik in de «Sn. Crt.« kan in dit opzicht niet roemen. Dat onze scheepvaart toch nog een kleine 100.000 ton is gegroeid, mag men dus een heuglijk teeken noemen. ’t Is voor ons mooie, maar ook dure Noord- zeekanaal te hopen, dat die vermeerdering in steeds toenemende mate doorgaat. Een aardig gezicht levert ’s avonds de nieuwe verlichting van 't kanaal. Langs geheel z’n lengte is nu electrische verlichting. Als men op de De Ruyterkade staat, ziet men beurtelings een viertal flikkerlichten (de groote graansilo’s van Korthals Altes beletten er meerdere te zien). Die lichten hebben een mooie roodgouden glans, vertoonen zich een seconde om dan ruim drie seconden weg te blijven. Doch hierover basta. En laten we ook niet gaan grasduinen in de lange verslagen over de zaak tegen de heeren van ’t speelhuis in de Vondelstraat, onmiddellijk bij de kerk. In die «cause célèbre in ’t klein* speelt de gladde Braziliaan Politzer de hoofdrol, ’t Zal ons verwonderen, wat er voor vonnis komt. «Ijsbreker I* en «II* ’t openhouden der geul en dan, zoo’n groote boot kan nog al een stukje ijs op zij duwen. Onze burgervader, mr. Van Leeuwen, en de voorzitter van onze Kamer van Koophandel hebben beide in de eerste, in 1908 door hen gehouden redevoeringen, gesproken over ’t ongelukkige jaar 1907, dat zij in menig opzicht een unicum in de laatste jarenreeks noemden. Een unicum van malaise, vooral op financieel gebied. Gelukkig is ’t echter zoo erg niet als ’t Parijsche boulevard-blad »Le Figaro» dezer dagen vertelde: Ons land zou 8 milliard verlo ren hebben, enz. enz. Zoon Parijsch blad, al is ’t ook groot als de befaamde Figaro, kan heel wat schrijven. Als ’t maar frappant is, dan komt de rest er verder niet veel op aan. we zijn ook buiten de Oranjesluizen, op ’t Buiten-IJ en Pampus, gaan scheuvelen. En dat gebeurt niet zoo dikwijls. Onze rijder Holst schijnt Friesland al spoe dig te hebben verlaten in ’t begin dezer maand heeft hij tenminste in Noord-Holland een prijs op de korte baan gewonnen. Nu, hij is een kraan en heeft ’t al eenige jaren volgehouden. Maar in N.-Holland zal hij zich niet zoo hebben in te spannen als bij u, waar zoovele van de allerhardste bazen zijn. Bij ons doet men meer aan schoonrijden. De wedstrijden daarin zijn werkelijk mooi, al wil ik aannemen, dat de Friezen liever wat harder vooruitkomen. Men heeft eerst bijv, een wedstrijd voor dames alleen, daarna voor dames en heeren, die dan op verschillende wijze moeten rijden eerst naast elkaar, daarna op twee manieren achter elkaar. Onder de dames, die ik op de baan achter ’t Museum zag rijden, waren er, die op hunne blouse meerdere gouden en zilveren medailles hadden hangen. (Dus haast net zoo, als bij u de beste kaatsers). Uit verschillende deelen des lands, zelfs uit Groningen, waren de dames opge komen. Sommigen reden zeer mooi; geen armbeweeg, zelfs niet een enkel rukje bij ’t maken der fraaie ronde lijnen. Een viertal juryleden hebben alle attentie noodigeen paar van hen volgen de rijdsters om van alles aanteekening te houden: van houding oftewel elegantie, van armbeweeg, van zuiverheid der draaien. En de heeren behoeven niet hard te rijden om de dames te volgen, heusch niet. Telkens rijdt er ook maar éene dame tegelijk een hoornsignaal waarschuwt, dat elke rit moet beginnen, en iedere dame begint, als ze gereed is. Dus geen «voortzeggers,zooals bij de Friezen. Zulk schoonrijden valt niet meegewoonlijk ziet men de dames, als ze vrij op haar eigen houtje rijden, veel mooier slingers maken want als zoo’n draai eens niet gelukt, rijden ze gewoon tot ze weer gang hebben voor een mooien halfcirkel. Maar bij wedstrijden moet van 't begin tot ’t einde «schoon* gereden worden. Bijna allen maken dan ook wel eens een mispasje en de meesten maken vooral de zwaai op ’t einde niet goed. (Ze moeten de baan heen en terug rijden). Zelfs kwamen er een paar te vallen, wat natuurlijk geen voor- deelig punt geeft. Een buitenlandsche dame, echtgenoote van Ze klagen dan over den tegenwoordigen tijd, die geen ouderwetsche winters meer geeft. Maar och, een dubbel wintertje, zooals we nu gehad hebben terwijl ik dit schrijf, regent ’t eenigszins, misschien vriest ’t wel weer als de lezer m’n Amsterdamsche voor zich krijgt, kan ook al aardig meedoen. Het is ste- vig koud geweest en we hebben hier, even goed als bij u in Friesland, ons hart aan echte wintersport kunnen ophalen. En ’t is ook een wintergezicht geweest. Wel geen sneeuwlaag, die een voet dik alles overdekte, maar ’t was toch «de witte wereld*. Nu moge men lof liederen uitgalmen over ’t heerlijke gezicht, dat velden en wegen, boomen en huizen bie den, als die zoo intens witte winterpoeder alles bekleedt, maar in een stad heb je heusch niet veel aan dat onschuldig wit. Steek eens een straat over, waar de tram doorrijdt. Ge ziet er tegen op. Want vooral de pekelwagen, die zorgt dat de trams geen last van gladde rails hebben, verandert die heerlijk witte stof in een bruin, vuil, nat goedje. Regenwater loopt nog op z’n tijd weg, maar die bruine pap blijft tusschen de andere sneeeuwmassa’s. Gelukkig hebben de borstelwagens en pekel- wagens en andere sneeuwopruimers niet veel dienst behoeven te doen. Er lag te weinig sneeuw. Stagnatie was er dan ook niet in ’t tramverkeer. En dan de gemeentelijke tramdienst is er ook op ingericht om 't ver keer gaande te houden. Er was zelfs niet eens zooveel sneeuw, dat de betrekkelijk wei nige arresleden voor den dag konden worden gehaald. Anders ziet men, vooral in ’t Von delpark, die vehikels nog al eens, al is ’t ook niet bij tientallen. Dat 't een hieruit: We hebben konden over de Gouwzee, met de stoompont en na delen bij Nieuwendam of Buiksloot opbinden. Wel een aardig tochtje door ’t oude Water land naar Monnikendam of Volendam en dan over de Gouwzee naar ’t typische Marken. En niet alleen per schaats of per slede, ook per automobiel ging ’t over de zee. Zoo’n auto-tocht is op zich zelf niets bijzonders, maar juist dat ’t kan, dat de wintergelegenheid biedt, dat is de aardigheid. Doch niet alleen over de Gouwzee. Neen, den Russischen consul hier ter stede, liet ’s middags even zien, dat onze Hollandsche da mes van ’t schoonrijden nog slechts het ABC kennen. Nu moet men niet denken, dat ieder in Hol land «schoon rijdt. Als men hier een buiten tochtje maakt, ver N.-Holland in, dan moet er ook afgemaakt worden. Maar toch elkaar voorbijklauwen, zooals in Friesland, dat doet men hier zoo niet. Men geeft hier ook wel eens den naam »schoon«rijden, als ’t volstrekt niet zoo mag genoemd worden. Ik heb ’t in Holland op kleinere plaatsen wel anders gezien. Men had dan een baan van pl.m. zestig meter van afstand tot afstand lag een talhoutje. Tel kens reed er éen paar (heer en dame de dame vóór). De bedoeling was alleen om telkens met ééne streek om elk volgend houtje te komen. Leelijk of mooi rijden, dat kwam er niet op aan. Als men er telkens maar met ééne streek om heen kwam. Voor de binnenscheepvaart was de vorst te streng, zoodat hier maar heel weinig stoom- booten meer arriveerden. Ge hebt zeker ook in de bladen gelezen, hoe langde «Amsterdam*, een der binnenbooten op de Lemmer, meen ik, in ’t buiten-IJ heeft vastgezeten, zoodat een ten, die boot er uit te krijgen. Eindelijk, na den eersten winter, kwam ze met moeite de De Ruyterkade. Ook de kleine sleepboot jes hebben moeite gehad, hun pad te vinden door en tusschen de dikke ijsmassa’s, de groote vaart leed er niet onder. Natuurlijk zorgden voor kan doen gelden.* Zij zuchtte diep en vervolgde toen «Ik heb mijn man nooit vergeten, mijnheer. Al was ik een arme danse res, toch vergat ik nooit, dat ik de echtgenoote was van een aanzienlijk heer. Ik zorgde er voor, dat mijn eer en goeden naam onbevlekt bleven; als mijn doch ter een dame van hoogen rang wordt, moet zij zich niet behoeven te schamen over het gedrag van hare moeder. Ik weet niet, of mijn man nog leeft, maar wat ik u verteld heb, is de zuivere waarheid.* Duncan beloofde alles, wat zij verlangde. Hij ver heugde er zich over, dat Coralie braaf was gebleven en verzekerde haar meermalen, dat hij voor haar kind zou zorgen, alsof het zijn eigen was. Coralie stierf en Duncan zorgde voor eene eenvoudige begrafenis. Hij en Eugenie waren de eenige personen, die haar naar heur laatste rustplaats brachten. Onmid- delljjk daarna vertrok Eugenie naar Parijs om Coralie’s dochtertje te halen. Na verloop van een paar weken keerde zij terug. De jonge dokter werkte intusschen harder dan ooit, om vooruit te komen; nu hij een kind te onderhouden kreeg, werd zijn financieele toestand moeilijker. Toen Eugenie het meisje bij hem bracht, bloedde zijn hart bij de gedachte aan Coralie. Het kind keek hem somber aan, terwijl het daar op den drempel stond van het vertrek, dat tot slaap- en zitkamer diende. Het had groote,zwarte oogen, dunne, samengeperste lip pen en lang zwart haar, dat tot over de schouders viel. Over het geheel maakte het kind een vreemden indruk. De kleine Coralie verstond geen woord Engelsch. Toen Duncan haar vriendelijk toesprak, antwoordde zij in het Fransch met zulk een stortvloed van leelijke woorden, dat Eugenie er verlegen onder werd. sc, outu James Duncan plaatste haar op een goede school, keuze te doen Maar toch, ’t was een jaar van misère, waar ook ’t buitenland, maar door de effecten en speculation vooral Nederland leed. Toch is de scheepvaart nog iets toegeno men. Ze zou veel meer toegenomen zijn, als ’t bouwvak niet met lamheid geslagen was. Daardoor kwam er in onze haven alleen aan hout voor ongeveer 150.000 ton scheepsruimte minder binnen dan verleden jaar. Natuurlijk staat die geringe aanbouw van nieuwe woningen in verband met de zeer geringe toename in bevolking. Van de groote gemeenten des lands nemen alleen Rotterdam, ’s-Gravenhage, Nijmegen, Apeldoorn en Enschedé veel meer toe dan ’t gemiddelde van ons land. Maar terwijl Rot terdam meer dan 12.000 inwoners (in 1907) vooruitging (er is dus zooveel als Sneek met een De stad ER COURANT. I wste 7 1 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1