NIEUWS- EN AIITOWBLAD VOOR SNEER EN MSTIiEREN. ondergegaan- p VOLKSVOEDING. SHYLOCK. I 63e Jaargang. Zaterdag 15 Februari 1608. No. 14. Van den Hak op den Tak. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. J Keuvelaab. Slot. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. k f- .n g de id- rer 3e- G 3T- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Maar de schrandere geneesheer schudde nu het hoofd: «Mijn lieve freule, wij dokters schrijven welde recepten voor, doch wij nemen ze niet in; dit laatste behoort niet tot onze praktijk*. te weinig ontvangt, tracht men dan vaak door alcohol, door jenever meer in het bijzonder goed te maken. En zoo komt de werkman door allerlei vooroordeelen omtrent de voedende, verwarmende, verkoelende en wie weet wat al meer denkbeeldige verdiensten van den drank, tot het onttrekken van geld aan zijn huishouding om ze in de plaats van goede voedingsartikelen, slechte en hoogst nadeelige prikkels, die hun niets baten, te koopen. Laten wij hopen, dat het veldwinnend kook- en huishoudonderwijs en de in het algemeen stijgende zorg voor de hygiëne, hunne goede vruchten rijkelijk afwerpen ten bate van het werkmansgezin in de eerste plaats. «Ons Neerland is klein en meest vochtig en nat, ’t Is er koud en beneveld, vol damp en moerassen.* Ge zijl het er mee eens, niet waar Wie onder vindt er tegenwoordig de gevolgen niet van aan den lijve? Verkoudheid en influenza of «Valencia*, zooals mijn tuinman zegt heerschen overal. Een goeie tijd voor de dokters, inzonderheid voor de Gro- ningsche huisartsen 22 in getaldie onlangs in de plaatselijke bladen bekend maakten, dat zij in ’t vervolg alle visites na 5 uur ’s nam. met dubbel krijt, na 11 uur ’s avonds met driedubbel krijt zouden noteeren. Dat is lang niet malsch en inderdaad jawel22 is 2 ml 111 een gek geval. Vooral als zekere «patient*, die in de Prov. Gron. Ort. die dokters in ’t ootje neemt, juist voorspelt. «De wereld lacht zich ziek*, zegt hij, om die publicatie. Dat wordt daar te Groningen dan ’n treurige boel, d. w. z. voor het zieke menschdom, maar de dokters hebben dan waarschijn lijk juist wat zij wenschen’t wordt daar voor hen een waar el(dorado). Maar hoe zullen zij die zich-ziek- lachende patiënten genezen? Zouden hier een «kwast* en een lepel wonderolie ook al kunnen baten ’t Komt mij voor, dat de Groningers hier eens moesten beproeven zich zelf te helpen, en dan volgens de homoeopatische geneeswijze. (Wat zullen dan die met dubbel en driedubbel krijt schrijvende doktoren op hun neus kijken Ik bedoel ditis de oorzaak hunner ziektelachen, ’t zij om het gekke geval hierbovengenoemd of om wat anders, dan kan dit ook weer het geneesmiddel zijn, mits toegepast volgens de homoeopatische methode in geringe dosis, in niet te sterken vorm, dus als een glimlach. Zij volgen dan het recept van een welbe kend dokter te Minneapolis, die een bijzondere studie heeft gemaakt van zenuwziekten en nu aan zijn neer slachtige patiënten slechts dit voorschrift geeftTrek uw mondhoeken op, glimlach, en ga voort met glim lachen, immer door, en al uw duistere gedachten zul len verdreven worden Medicijnen schrijft deze esculaap niet voor, hij gaf het recept reeds aan een 50-tal melancholische pa- Later is hij nog gepakt ergens in Duitschland, maar mijn geld heb ik nooit meer teruggezien. En je vrienden, vroeg ik, hebben die niets gedaan Zeker, die hebben een sommetje bij elkaar gebracht om mij er weer bovenop te helpen, maar het was ge daan met mij. Drie paarden verloren, een paar koude zomers gehad, den moed laten zakken en eindelijk (mijn vrouw leefde toen nog), eindelijk hebben ze mijn boeltje aangepakt, en is alles voor schuld verkocht. Dit paardje, dat u hier ziet, en dat door een vriend nog voor mij uit den boedel is gered, is het eenige wat ik op de wereld nog bezit. Kom, Zampa (het beestje streelend), wij zullen het nog eens probeeren. En op zijn trom een roffel slaand, maakte hij een ruimen kring tusschen de toeschouwers, en voort ging het in galop terwijl hij met de chambrière klapte. Parter Chanjer Tourner HortHort Cincela Ja, daar hoort hij het weer. Ze klappen in de han den, evenals vroeger, toen hij onder een vroolijk wijsje met zijn lievelingspaard de hooge school reed. Hoor, daar klappen ze opnieuw. En voort gaat het weer. Parter Chanjer Tourner HortHortMerci, monsieurs en dames, merci Veel kon hij niet meer doen. De man was in die tien, twaalf jaren wel dertig jaar ouder geworden. Later heb ik nog eens naar hem geïnformeerd. Of ik hem gekend heb, meneer zei een parforcerij- der, die vroeger ook bij hem voor de dubbele salto mor tals geëngageerd was geweest. Of ik hem gekend heb ’t was de braafste directeur, die ik ooit ontmoette. En leeft hij nog vroeg ik. Arm, doodarm in het gasthuis gestorven. tienten en is over den uitslag ten hoogste voldaan. De dokter deed deze ontdekking in zijn eigen huis. Zijn vrouw was zenuwachtig en van een zeef slecht humeur, en als zij in wanhopige stemming was, vroeg hij haar wel eens schertsend om «een beetje te lachen.* ’t Werd toen een algemeen gezegde in zijn huis «Lach eens een beetje,* en zie, het middel had goede gevolgen. 't Klinkt grappig, niet waar, maar ’t is te probee ren. ’t Zou een vroolijk geneesmiddel zijn en goedkoop. (Wat zouden die 22 Groningsche huisartsen sip kijken, indien al hun patiënten al glimlachende beter werden Ik noemde daar straks de huismiddeltjes «kwast* en wonderolie. Deze mogen zei dezer dagen mijn huisdokter in geen enkel gezin ontbreken, vooral niet in dezen tijd van de «griep.* Over het laatste middel de wonderolie denkt de bevolking van een dorp in West-Schotland blijk baar even gunstig als mijn dokter. De maatschappij van een nieuwen spoorweg had met een arts een contract gesloten, waarbij was bepaald, dat deze we kelijks voor iederen arbeider 1 penny zou krijgen, en daarvoor geneeskundige hulp plus medicijnen zou ver strekken. Alles ging eerst voortreffelijk, maar toen het winter werd een strenge winter met sneeuw en regen bleken de arbeiders groote behoefte te hebben aan wonderolie. Dagelijks kwamen er enke len om hun fleschje te laten vullen, ’t Werd den dokter op ’t laatst te kras «Zeg ereis, wat doen jullie toch met dat goedje wat scheelt jelui «Ons scheelt niets, meneer de dokter,* was het verrassende antwoord. «Maar waarvoor gebruiken jullie dan die wonder- oüe «Dat goedje O, daar smeren wij onze vet- laarzen mee inDaar wordt het leer zoo prachtig zacht en waterdicht van.* Een fraaie geschiedenis, niet waar Onze goeie dokter werd intussohen het kind van de rekening, evenals de geneesheer, van wien de Nijmeegsche Cl. verhaalt. Er werd op een avond ’t was nood weer gebeld bij dr. Fiks een heer verzocht den dokter zoo spoedig mogelijk te willen inspannen. Deze was onmiddellijk klaar en de beide heeren stapten in. Na een vrij lange rit, tot ver buiten de stad, stapte de reisgenoot van den dokter uit, gaf dezen twee rijks- daalders en zei «Er is niemand ziek, maar de huur koetsiers wilden met dit hondenweer tien gulden hebben en dan vond ik een nachtvisite van den dokter goed- kooper.* Het bericht verhaalt niet of dr. Fiks het heerschap een vriendelijk «goeden nacht* toewenschte, maar dit kan men wel gissen. Die sinjeur was een gladde vogel, die raad wist. Ja, goede raad is dikwijls duur en met raad alleen is men nog niet altijd gebaat. Een jong en knap dokter te Weenen, geroepen bij een dame van reeds gevorderden leeftijd, gaf na on derzoek het volgende advies: «Laat mij openhartig zijn, freulegeen medicijnen kunnen u helpen uw toestand vindt in de natuur zijn oorsprongTrouw slechts en hoofdpijn, vapeurs, enz. zullen, gelijk een ne vel voor de zon, verdwijnen*. Die raad scheen de dame te bevallen. «Welaan*, sprak zij, «welaan, dokter, trouw gij me In den wintertijd, als de heerschende wer keloosheid den pot schraal maakt, wordt meer dan ooit aandacht gevraagd voor de groote moeilijkheid om geld, voor voedsel uitgege ven, zoo goed mogelijk te besteden. Want het vraagstuk der Volksvoeding is niet alleen een vraagstuk van hoeveelheid, wel degelijk ook van hoedanigheid. Het is een feit, waar over de deskundigen het eens zijn,- dat er in onze maatschappij geheele standen, duizenden van onze medemenschen, onvoldoende gevoed worden.. Niet in dien zin, dat de hoeveelheid, die aan maag en ingewanden ter verwerking wordt gegeven, niet groot genoeg zou zijn, eer het tegendeel is waar de maag wordt afgezien van de gevallen, waarin letterlijk honger wordt geleden in den regel niet alleen goed gevuld, maar door allerlei ballast zelfs overvuld. Voor twintig aardappelen per maaltijd is menig maag niet vervaard. Niet over de hoeveelheid alleen klagen wij, maar over de hoedanigheid van het voedsel. Stook een haard eens warm met sintels, of houd een paard maar in zijn vleesch met strooHet voedsel van goede hoedanigheid is vaak voor de werkmansinkomsten te duur, en bovendien worden de penningen voor voedsel bestemd, meermalen ondoelmatig besteed. Aardappelen en nog eens aardappelen waarom toch niet wat meer boonenkost gebruikt Men heeft op allerlei wijze beproefd uit die voedings middelen, welke, wat den prijs aangaat, onder het bereik van den werkman vallen, spijs kaarten samen te stellen, die bij voldoende afwisseling en billijken prijs toch op den duur aan de eischen van werkelijk goed voedsel zouden voldoen. Door deze voeding zouden kunnen worden vermeden de zich nu vaak voordoende gevolgen van het «tekort in voe ding* der lagere standen, dat voor de genees- heeren niet verborgen is gebleven: slappe spieren, weinig weerstandsvermogen tegenover ziekten tuberculose ontijdig verval van krachten, een vroege of althans vervroegde dood, een zwak kroost. Daarbij komt een onwillekeurige zucht naar kunstmatige prikkels om het zwaktegevoel, de lamlendigheid te verdrijven den toestand nog verergeren, en wat het lichaam aan deugdelijk voedsel V. Een voorbeeld Als Antonio Shylock geld ter leen vraagt, is ’t antwoord «Signor Antonio, veel en dik wijls hebt gij mij op den Rialto gesmaad om mijn geld en mijn interesten. Steeds verdroeg ik het met een geduldig schouderophalen, want lijden is het erfdeel van onzen stam. Gij scholdt mij voor ongeloovig, voor ’n bloedhond, en spuwdet op mijn kleed, alleen omdat ik benut wat mijn eigendom is. Goed dan, het blijkt nu, dat gij mij noodig hebt. Daar hebt ge ’t. Gij komt tot mij en zegt «Shylock, wij verlangen geld.* Zoo spreekt gij, die mij veracht en vertreden hebt zooals gij ’n vreemden hond van uw drempel schopt. Geld is uw begeeren. Wat zal ik nu zeggen Moet ik niet zeggen «Heeft een hond geld? Is het mogelijk dat een spits drieduizend dukaten kan leenen Of moet ik mij bukken en op den toon van ’n knecht, deemoedig, met ingehouden adem, aldus spre ken «Schoone heer, den laatsten Woensdag spuwdet gij op mij, een ander keer noemdet gij mij een hond. Voor deze beleefdheden wil ik u zoo en zooveel geld leenen En werd ooit het leed, dat het hart van den Jood in dien tijd vervulde, machtiger en aangrijpender door een dichter geschilderd, dan daar waar hij Shylock op de vraagWat wilt gij doen met het vleesch laat antwoor den «Visch vangen. Verzadigt het anders niemand, zoo verzadigt het toch mijn wraak. Hij heeft mij beschimpt, over mijn verlies ge lachen, mijn gewin bespot, mijn volk gesmaad, mijn vijanden opgehitst, mijn vrienden ver leid, mijn handel gekruistI En welke reden had hij daartoe Ik ben een Jood. Heeft een Jood geen handen, ledematen, werktuigen, zintui gen, neigingen, hartstochten Met dezelfde spijzen gevoed, met hetzelfde wapen gekwetst, aan dezelfde ziekten onderworpen, door dezelfde middelen genezenverwarmd en verkoeld door Zijn naam was Batiske, en alle jaren met de voor- jaarskermis, kwam hij onze provinciestad met zijn cir cus bezoeken. Ik zie hem nog voor mij, dien flinken man, met zijn zwarten snor en zijn bruin door de zon verbrand gelaat. En als hij dan ’s morgens door de stad wandelde, met zijn hoogen hoed en zijn grijzen demie, dan wa ren er wel eens dienstmeisjes, die een eindje teruglie pen, om monsieur le directeur nog eens tegen te ko men. Zijn boeltje zag er altijd goed uit. Negen paarden met een kameel, een eigen houten tent en altijd goede artisten, die liever bij hem waren dan bij een ander, al verdienden zij er ook wat minder. Een lollige vent, zeiden dan de boeren, als hij voor den aan vang van de gala-, parade-, eere- en élite-voor stelling, buiten voor de tent met zijne clowns aan den gang was. Niemand kon zoo parade maken en laatste waar schuwing geven als hij. Als de paarden naar buiten kwamen met den kameel, dan was er ook een wildeman bij, die onder luid gillen en krijgsgeschreeuw met zijne knots zwaaiend, de anderen voorbij holde. En als dan August, die juist naar de lucht stond te kjjken, in het voorbijrennen een f er men oplawabber van hem had verkregen, dan kwam er aan het gelach haast geen einde. Geen derde rang meer, klonk het dan. Alleen nog maar tweede en eerste. heeft hij ook slecht gedaan, ik kan hem zoo maar niet aan zijn lot overlaten. In Godsnaam, ik zal hem maar bij mij nemen tot hjj iets anders gevonden heeft. Maar ’t is een ramp. En je vrouw, vindt die dat dan maar goed Ja, dat kan je begrijpen. Wij leven altijd bedaard en stil en dan zoo’n deugniet in huis te krijgen. Maar ik heb haar gezegd, dat het eenmaal nu niet anders kon. Het reisgeld is al weg. Kom Norma, sprak hij tot zijn hondje, dat telkens kwispelstaartend tot hem opsprong. Wij gaan naar huis en dan krijg je een lekker beentje. Ga jij maar mee, jij wilt den baas geen verdriet aandoen nietwaar Allen op zij, jullie, riep hij knorrig tot een paar straatbengels, die een sigaretje zaten te rooken op de trap van zijn woonwagen. Gaat liever naar school, dan leer je nog wat. Mijn zaken riepen mij naar elders, maar jaren daarna heb ik hem nog eens teruggezien op een zomeravond. Niet met zijn tent maar op een dorpsplein, met een gedresseerd paardje, dat kunsten vertoonde. Oud, arm, alleen 1 Ik herkende hem dadelijk, hoe vervallen hij er ook uitzag, en nieuwsgierig, wat er toch met hem gebeurd was, wachtte ik tot de voorstelling was «fgeloopen en maakte toen een praatje. Hebt u mij nog gekend, meneer zei hij en hebt u er nooit van gehoord Ja, mijnheer, ik ben alles kwijt. Een zoon, voor wien ik alles gedaan heb en die mijn on geluk was, heeft in een nacht, toen mijn vrouw ziek in den wagen lag en ik naar den dokter was geloopen, mij alles ontstolen. Over de 7000 francs aan geld en aan bankpapier, mijnheer. Mijn gouden horloge, mijn gouden ketting, de mooiste spulletjes van mijn vrouw, alles naar de maan. Bij het afroepen van de prijzen der plaatsen kon men om zoo te zeggen, haast een speld hooren vallen. De zaken gaan best, placht de directeur dan te zeg gen in het café, waar hij als gewoonlijk ’s avonds na afloop zijn glas faro dronk. De zaken gaan best. Eens op een avond echter kwam hij bedrukt binnen, groette niemand, liet zijn glas staan en sprak geen woord. Zeker weer een linnen tent, die je de concurrentie aandoet vroeg Gris, de dikke kastelein, die telkens zijn eigen glas nog eens half vulde, omdat hij zelf zoo’n dorst kreeg van al dat inschenken. Als het niet anders wasZoo’n ding kan ik immers ook laten maken, antwoordde Batiske. Het zit ’m in de familie van me. En zijn hoo£d schuddendWe hebben er van nacht niet van kunnen slapen. Maar ik zal hem in de gaten houden Tegen een vreemde zou ik het niet vertellen, maar zie je, ik heb een zoon, die nooit heeft willen deugen. Eerst voor muzikant geleerd, zijn rader een boel geld gekost, toen voor decoratieschilder, dat ook niet ging, en eindelijk van kwaad tot erger vervallen. Bij een baas, waar ik hem nog als pakhuisknecht geplaatst heb kunnen krjjgen, 80 gulden gestolen en den boel bijna in brand gestoken. Opgepakt, voor de rechtbank ge komen en vijf jaar gekregen. Nu, goed, maar dan ben je ook meteen van hem af, zei Gris, die even naar den kelder was gegaan om een nieuw fust aan te steken en zich zelf weer eens inschonk. Als het daar maar mee gedaan was, ja, maar nu krijg ik gisteren een brief, dat hij de volgende maand los komt. Ik vraag je, wat moet ik met zoo’n jongen beginnen Voor muzikant en schilder deugt hij niet en voor zijn vak heelemaal niet. En toch, mijn eigen zoon, al or Janu- ij niet bijzon- i zoon eweest enoten aar zij oede- den t ko- min- n van belling ■ag; vallen te be en sa- vorige 1900, ijkens ïstigd dsehe it g .3 n 1 de 3U- 16, kost 3 of ver- t op met jens rijen of Is- ede- niet ge- nst- Iken stil ring ek-, oon wee 3ht, 2o., 500- •ag, der ler- •n 1 ■R imen, alge- met enige P- dntig eftijd ingen 1 we- reeft, eerst slag- be- neld, iting Ig is ook eene huur t 50 voor be- i huig, sbruik- ing be- q min- ïdeelte de bij ezolfdo n; rzelfde 24000 ge- ?ns ge- len i ir den n ten ?n der in de of in echts- ilooze i eene |S~-‘

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1