WW»- El' JIH'EETEJTIEBLAÜ
HHHi SUH ES MSTIMEl.
De groote mogendheden.
Eene ontmoeting.
I®
63e Jaargang.
Zaterdag 4 April 1608.
28.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
’t
I
I
Dit blad verschijnt WOENSDAGS eri ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
over
kon
ver-
graagte
moderne
komen zou. Dat deze aan het venster van een tegenover
liggend café zat en zich kostelijk amuseerde, kon
Marie in haar onschuld natuurlijk niet bevroeden.
Eindelijk stamelde zij een paar woordenIk geloof
u vergist zich ik heb met niemand anders afge
sproken dan met mijne vriendin en die verwacht ik
hier.
Hij zag haar van ter zijde onderzoekend aan, wat
hij gerust kon doen, want zij hield het blozend gelaat
angstig afgewend. Het resultaat van zijn onderzoek
was niet ongunstig. Hij kwam nog een stap nader.
En die rozen vroeg hij verbaasd.
Die rozen Die heb ik voor mijn vriendin gekocht
zij wilde iemand daarmee gelukkig maken.
Heet uw vriendin Marie
Neen, dat is mijn naam, zij heet Augustina.
Hm zoo zoo dan is het toch goed. Excuseer mij,
juffrouw, maar u moet het toch wezen. Ifc heb na
melijk een brief ontvangen, die met uw naam onder-
teekend is. Wij waren overeengekomen elkaar heden
avond hier te ontmoeten, Daar wij elkaar niet per
soonlijk kenden, hebben wij schiiftelijk afgesproken,
een witte en een roode roos als herkenningsteeken te
dragen. Hij zocht in zijn zak en overhandigde haar
een brief.
Misschien kent u deze handteekening. Ik geloof
bijna, dat uwe vriendin zich ten koste van ons amu
seert.
Marie nam den brief.
Ja, waarschijnlijk wel, anders zou zij mijn naam niet
hebben aangenomen.
Nu, daar uw vriendin niet schijnt te komen, wilt u
wellicht een kop koffie met mij gaan drinken
Marie antwoordde niet. Zij keek naar alle kanten,
maar kon er toch nog niet recht toe komen hem aan te
Afrika, maar
wilde afronden
blijven, want ik heb nog veel werk onder handen.
Jij werkezel 1 Hoeveel geld heb jij al overgespaard?
Ik wil zien, zooveel bij elkaar te krijgen, dat ik later,
als ik niet meer werken kan, mij een plaatsje in een
gasthuis kan koopen.
Mooi! Maar ik moet weg. Dus je komt precies
tusschen half acht en acht op den hoek, tegenover
ons huis? En doe mij dan ook het genoegen en koop
twee rozen, een roode en een witte. Ik zal je later
het geld er wel voor terug geven. Maar vergeet het
niet. Ik wil er iemand gelukkig mee maken, begrijp je.
Zoo, zoo Moet ik misschien ook mijn Zondagsche
kleeren aantrekken
Natuurlijk Ie hebt immers japonnen genoeg. Het
beste wat je hebt, moet je aantrekken, anders ga ik
niet met je mee.
Op den bewusten Vrijdagavond trok Marie haar
beste japon aan en zette voor het eerst haar nieuwen
hoed op en maakte zich zoo mooi mogelijk. Vervol
gens ging zij naar een bloemenwinkel en kocht daar
twee rozen en precies om half acht was zij op de af
gesproken plaats en wandelde, op hare vriendin
wachtend, op en neer.
Toen zij daar een oogenblikje heen en weer gedren
teld had, bemerkte zij, dat een heer haar opmerkzaam
gade sloeg. Wat haar nog ’t meest verbaasde, was dat
deze heer ook een witte en een roode roos in de hand
hield. Verlegen ging hij naar haar toe en groette haar.
Uit beleefdheid beantwoordde zij zijn vriendelijken
groet, doch zonder op te kijken. Toen dankte hij haar
stamelend voor haar vriendelijkheid, haar woord te heb
ben gehouden en zoo juist op tijd te zijn gekomen.
Verlegen zag zij hem aan, zonder hem te begrijpen en
drukte de geurige rozen tegen haar gezicht terwijl zij
vol verwachting naar het huis keek, waaruit Augustina
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters nas-
plaatsruimte.
In haar zolderkamertje zat Marie dag in en dag uit
te werken. Zelden kwam iemand de hooge trappen
op om haar te bezoeken. In den zomer was de hitte
in het kleine kamertje ondragelijk. Als in een oven
zat zij daar dan en praatte met Augustina, haar eenige
vriendin, met wie ze af en toe wel eens ging wandelen.
Deze Augustina bemoeide zich, behalve met Marie,
bijna met geen mensch. Marie was zoo’n goed diertje,
zooals Augustina zeide en deed alles wat men van haar
verlangde. Op zekeren dag was zij op de gedachte
gekomen, Marie een aardige poets te bakken. In eene
courant had zij de volgende advertentie gelezen
»Een weduwnaar wenscht voor de tweede maal in
het huwelijk te treden met een meisje of weduwe,
die van kinderen houdt*.
Op den brief, die Augustina op deze advertentie
had geschreven, kreeg zij per ommegaande een ant
woord, waarin de weduwnaar haar een ontmoeting
voorstelde. Daar Augustina Marie reeds dikwijls had
geplaagd met de vrees, die zij voor de mannen koes
terde, verheugde zij zich reeds bij voorbaat over het
gelukken van haar plan.
Verhi, en geheel buiten adem kwam zij bij haar
vriendin op de kamer.
Wil je weten, waarom ik kom Ik wilde je vragen
of je Vrijdag een eindje meegaat wandelen.
Waarheen
Wel een beetje rondloopen, totdat mijn vrijer komt.
Ja, dat vind ik goed. Maar ik kan niet lang weg-
Natte en koude voorjaren veroorzaken veel dy
senterie (doorloop) bij kippen. Men zorge dus voor
droge en eenigszins warme hokken en zoo mogelijk voor
overdekte rennen. Turfstrooisel op den bodem is warm
en zuigt veel vocht op.
Wasvlekken uit een kleed verwyderen. Hiertoe maakt
men gebruik van een heet strijkijzer, dat over een blad
vloeipapier of een lapje zijde, hetwelk men op de vlek
legt, gestreken wordt. Om te voorkomen, dat de was
uitvloeit, maakt men het kleed om de vlek goed nat.
zien. Hij wachtte een oogenblik en stelde zich toen
voor. Hij vertelde haar dat hij eene positie had als
machinist, en dat zijne vrouw voor eenige maanden
gestorven was.
Ja, en ik had er weliswaar niet aan gedacht, voor
de tweede maal te trouwen, maar ik heb een klein
meisje, mijn kleine Lize. Zij is pas twee jaar oud en
een lief kindje, daar kunt u op aan Wilt u haar
eens zien Maar neen, dat mag ik niet hopen of
misschien toch
Marie zei niets, maar liep nu rustig naast hem.
Terwijl hij over zijne maatschappelijke positie en
zijn huis sprak, had hij geheel vergeten, dat hjj haar
had uitgenoodigd in het naastbij zijnde café een kop
koffie te drinken.
Ik woon in de Kruisstraat wjj zullen nog even
naarde kleine zien zij is zoo lief, werkelijk u zult
zien wat een lief schepseltje het is.
Marie kon niet weigeren, toen hij op zulk een lief-
devollewijze over zijn kleine Lize sprak. Stil en schuch
ter liep zij naast hem en liet zich door hem naar zijn
huis brengen om het kind te zien.
Waar ben je gisteravond gebleven vroeg Augustina
den volgenden morgen, terwijl zij Marie’s kamer bin
nenstormde.
Ik Die vraag klonk gemaakt onverschillig, terwijl
zij trachtte het werk te verbergen waaraan zij bezig
was.
Wat had je daar
Wel niets.
Laat het mij eens zien. En Augustina ontrukte
haar het werk, maar liet het van verbazing weer op
den grond vallen.
den grooten Chinees wisten te verslaan, zoo
snel en flink en handig, dat ’t zelfs voor een
Europeaan of Amerikaan was om er verbluft
van te staan kijken. Maar och, dat mocht
toch geen kwaad.
Want, toen de vrede moest gesloten wor
den en Japan natuurlijk de voordeelen zijner
overwinningen wenschte te plukken, kwamen
de Europeanen,voornamelijk Rusland, Duitsch-
land en Frankrijk, tusschenbeide. Japan, dat
de sterke vesting Port-Arthur zoo prachtig
veroverd had, moest dit weer aan China terug
geven en zich hoofdzakelijk met ’t verkrijgen
van ’t eiland Formosa tevreden stellen.
En even daarna pachtte Rusland datzelfde
Port-Arthur van China, terwijl ook Engeland,
Duitschland en Frankrijk hun deel kregen.
Zelfs Italië, dat immers toch ook een groote
mogendheid was, begon een pachtgebied te
eischen, maar toen zei China flinkweg: Afblij -
ven en Italië trok zich terug.
Intusschen zag de Boksers-opstand voor 't
eerst Japansche naast Europeesche legerkorp
sen en ze maakten volstrekt geen minder
waardig figuur.
Intusschen zag ook Engeland met leede
oogen den aanwas van Rusland in ’t Verre
Oosten en sloot een verbond met Japan, dat
hierdoor sterk werd en den strijd om de he
gemonie in die streken met Rusland aanbond.
Nu was ’t zeker, dat ’t andere Europa zich
er buiten zou houden.
Doch ’t merkwaardigste was, dat Japan
won.
Voor ’t eerst een groote blanke macht door
een niet-blanke verslagen.
Dit trilde door de hoofden en harten van
andere niet-blanken en spoorde vooral China
aan, zich ook beter op Europeesche wijze te
wapenen.
Wat daarvan de gevolgen zullen zijn, kan
zeker niemand voorspellen.
ging van de anderen, een koloniaal gebied te
verwerven, wel kreeg ’t eenig bezit in Oost-
toen ’t z’n koloniaal gebied
door Abessinië te veroveren,
dat eerst bijna in de macht van Engeland
was geraakt, zag ’t zijne legers verslagen
door den krachtigen keizer Menelik, die daar
door toonde, dat ook een leger van zwart
gekleurde menschen iets presteerde, als ’t
maar gewapend was op de wijze der legers
van blanke mogendheden.
Dit is toch een fout van de blanken ge
weest: Men meende te zeer, dat ’t ’m in de
kleur zat en dat alleen het blanke ras bestemd
was de wereld te beheerschen. Dit was im
mers steeds zoo geweest van af de alleroud
ste tijden. De oude rijken van Babylon en
Ninive, de latere vier wereldheerschappijen der
Babyloniërs, der Perzen en Meden, der Grieken
en der Romeinen waren immers heerschappijen
van blanken.
Deze idee werd nog bevestigd, nog ver
sterkt sedert de ontdekkingen van Columbus
en Vasco de Gama. De Roodhuiden van
Amerika bleken aanleg te hebben om uit te
sterven, ondanks hun groot verleden, dat
spreekt van machtige en beschaafde rijken in
Mexico en Peru. De Negers waren alleen
goed genoeg om als slaaf «genegerd* te wor
den en de bruine menschen in ’t verre Oos
ten om overheerscht te worden en de vruch
ten van hun zwoegen in hun rijken bodem af
te staan aan den blanken heerscher.
Alleen bleef er in Oost-Azië nog een talrijk
menschenras over met gele huidskleur, een
ras, dat groot ging op een beschaving, zoo oud
als de wereld, maar dat waren zulke zonder
linge wezens, die naar buiten toe toch geen
macht uitoefenden, dat men daar geen vrees
voor behoefde te hebben. Wel hadden die
gele menschen een eigenaardige trots
zich, zoodat men er geen veroveringen
maken en allerlei vernederingen moest
dragen om met hen handel te kunnen drijven,
doch ’t bleven toch maar zonderlinge dwazen,
waarvoor men geen vrees behoefde te koes
teren, ’t waren maar Chineezen, Japanneezen en
Siameezen en al dat eezen deed dadelijk den
ken aan iets zonderlings.
Intusschen was ’t blanke ras verbreid over
geheel Amerika en ook over Australië, over
West- en Noord-Azië, terwijl zelfs in Zuid-
Afrika het blanke ras zich uitbreidde en dit
werelddeel verder bijna geheel in Europeesche
handen verviel.
Het groote China, dat zoo gesloten bleef
voor de Europeesche kooplieden, moest in een
paar oorlogen de kracht der blanke wapenen
ondervinden en werd gedwongen, de giftige
opiumkruiden aan te nemen, die z’n bevolking
zouden kwellen, alleen omdat de blanke koop
lieden daardoor geld konden verdienen.
Ook het eilandenrijk Japan kreeg bezoek
van Europeesche oorlogsschepenwaarbij
zelfs een Nederlandsch schip kloeke daden
verrichtte.
China en Japan werden niet geannexeerd,
zelfs werden er bijna geen gedeelten van in
bezit genomen door de blanke heerschzucht,
maar er werden tal van handelsvoordeelen be
dongen en vooral Engeland wist z’n invloed
in die streken steeds grooter te maken.
Ook werden China en Japan gedwongen van
Europa de nieuwe wapenen te koopen en ’t
werd een concurrentie van belang tusschen de
verschillende groote mogendheden, om elkaar
den loef af te steken bij ’t verkrijgen der le
verantie.
Japan, dat eens geringeloord was door de
blanken, wenschte onder leiding van die blan
ken z’n legers te versterken en te vervormen
en Duitsche instructeurs werden met
gezonden om den Japanneezen de
krijgskunst te leeren. Ook gingen jonge Ja
panners naar Europa om daar zooveel moge
lijk de blanke beschaving te leeren. Het wa
ren toch maar menschen met een gele huid
kleur en ’t mocht dus volstrekt geen kwaad,
als men hun moderne geweren in handen gaf
en voorzag van moderne kanonnen en zelfs
moderne oorlogsbodems. De leverantie daar
van gaf werk aan de Europeesche nijverheid
en daar was 't om te doen.
Wel waren die kleine Japannertjes een beetje
trotsch, maar och, dat stond wel aardig bij
zoo’n eigenaardig ras van kleine lichaamsge
stalte.
Totdat in 1894 die zelfde kleine Japan
ners met hunne moderne bewapening ook
eens wilden werken. Japan verklaarde den
oorlog aan den loggen, gelen reus, die China
heet, en die ook reeds geweren en kanonnen
en oorlogsschepen had op de wijze der Euro
peanen.
Het moest toen den blanken wel opvallen,
hoe schitterend en snel die kleine Japanners
Het is merkwaardig na te gaan, hoe lang
zaam maar zeker de verhouding tusschen de
verschillende mogendheden verandert.
Na Napoleon waren er slechts vijf groote
mogendheden, n.l. Rusland, Engeland, Oos
tenrijk, Frankrijk en Pruisen.
Rusland was ’t grootste land en kon zich
doen gelden, omdat de macht van Napoleon
in de Russische velden gebroken werd. En
geland mocht zeggen: Wij alleen werden
niet door den geweldige overwonnen, wij ble
ven baas ter zee. Oostenrijk en Pruisen had
den ’t meest geleden en gestreden voor hun
ne vrijheid en Frankrijk bleef, al was ’t in
z’n almogendheid gekortwiekt, toch groot.
Langzamerhand kwam er verandering, door
dat ook Italië één werd en als groote macht
door de andere grooten werd aangenomen.
Pruisen was intusschen sterker geworden, het
wist bijna geheel Noord-Duitschland tot Prui
sisch gebied te maken, annexeerde Sleeswijk-
Holstein, stichtte eerst een Noordduitschen
bond, ontnam aan Oostenrijk voor goed de
hegemonie in de Duitsche wereld en bracht te
Versailles, te midden van den Franschen vij
and, die ’t overwonnen had, het nieuwe Duit
sche keizerrijk tot stand, waarvan ’t zelf de
groote massa vormde. Terwijl de Beieren
door taal en zeden en godsdienst geheel
aansluiten bij de Oostenrijksche Duitschers,
deed de glorie der behaalde overwinningen
juist door Beieren de stichting van ’t nieuwe
keizerrijk voorstellen.
Tot nu toe werd steeds alleen in Europa
naar groote machten gezocht en het scheen,
alsof het concert der zes grootmachten vol
doende was om voor goed de geheele wereld
te beheerschen.
Wel was er nog een rijk, dat machtig werd,
n.l. de groote republiek der Vereenigde Sta
ten, wel boezemde die groote Unie reeds een
zeker respect in, maar toch, deze bemoeide
zich alleen in zooverre met eens anders zaken,
dat het vasthield aan de Monroe-leerAmeri
ka voor de Amerikanen, zoodat ’t niet duldde,
dat eene Europeesche mogendheid zich macht
of grondgebied verschafte in ’t Westelijk Half
rond.
Intusschen bleek Italië niet de sterkste der
grooten te zijn. Wel trachtte het, in navol-
RCOURANT
j