VOOR 81'EEk E» OlSTRBkES.
P fl S G H e H-
Wal een ziekenwaonlie raw.
0
I
F
63e Jaargang.
Zaterdag 18 April 1908.
No. 32.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
i
1]
4
4
F
een
o
.1
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
De onderzoekers der historie beweren, zeker
te weten dat vele onzer christelijke feesten
wortelen in de oude heidensche godsdienst der
Germanen. Onze heidensche voorvaderen, de
Germanen, hadden verschillende feesten, waar
aan zij zeer gehecht waren en daarom pasten
en schikten de bestuurders der voor hen nieuwe
Kerk ’t zoo, dat enkele dier feesten bleven
bestaan, maar eene andere bedoeling, wijding
kregen.
Dat oude gewoonten zich lang handhaven
en eerst door den tijd zich wijzigen, toenemen
of afnemen in beteekenis, zelfs al druischen ze
in tegen de godsdienstige gevoelens, kan men
nog heden ten dage opmerken; nog heden,
in onzen super-modemen tijd, nu alles veel
spoediger verandert en vervliegt dan vroeger,
nu geheel nieuwe gewoonten voor de oude
in de plaats gekomen zijn. Neem ’t Sinter
klaasfeest, dat zoowel in de kringen van hen,
die niet, als die wel de heiligen vereeren, ge
vierd wordt. Ook bij de Protestanten is de
Sint een goed-heilig man, die uit Spanje komt.
Neem de Sint-Maartensvuren in November,
Sintjan op 24 Juni.
Zeer taai waren ook de kabouters en de
dwergen, die de eeuwen getrotseerd hebben.
Menige eigenaardigheid, menige kleinigheid,
zelfs in onze maatschappelijke gebruiken, in
ons volksgeloof, is van zeer ouden datum.
De namen van de dagen der week herinneren
ons aan de oude Germaansche góden (Thys,
Wodan, Donar, Freya). Onze Nieuwjaarsdag
(’t begin van ’t jaar werd op last van Filips in
1575 door Requesens op 1 Januari gesteld; de
Kerk begon aanvankelijk het jaar op den
25en December; vele vorsten in hunnen hof
stijl met Paschen), onze Nieuwjaarsdag was de
achtste dag van ’t groote Joelfeest, het feest
van het herleven der zon na den kortsten dag,
het feest der naderende Lente, wanneer de
natuur uit haren doodslaap ontwaakt Ook de
góden keerden dan naar de aarde terug en
overwonnen de booze geesten. Met Wodan
aan het hoofd, op zijn heren schimmel geze
ten (Woedende Heer, St. Nicolaas!) reden ze
door de lucht.
Het eigenlijke Lentefeest, het feest van
Ostara (Ostern, Eastern) werd, volgens die ge
schied vorschers, verdrongen door ’t Christelijke
Welnu Stoffer, ik wil naarden top van de duinen,
maar ik ben er niet op gesteld, dat jij daarbjj omkomt.
Je hebt zonder twijfel een vrouw, die ik niet graag
tot weduwe zou maken
Luister nu eens goed Jij gaat in dit wagentje zit
ten en ik zal je naar boven duwen. Mijn maag mag
niet deugen, je zult zien, dat mijn armen nog goed
werken.
Stap in Stap in, Stoffer
Maar Stoffer stapte niet in, Stoffer protesteerde na
drukkelijk en al hijgende tot hij het ten slotte op
gaf en aarzelend zijn beenen onder ’t dek plaatste.
Zit je man vroeg de maaglijder, en toen ’t
antwoord bevestigend was, vervolgde hijSteek dan
deze sigaar op en blijf rustig, daar gaat ’t.
En daar ging het, vrij gauw ook Beien kreeg
er zelf pleizier in ’t was of z(jn ontbijt nu plotseling
wegzakte.
Daar, zeide hij zegevierend toen hij de helling
achter zich had.
Ik wist wel, dat ik meer waard was, dan twee
van die asthmalijders zooals jij.
Hij voelde zich zóó lekker en verlicht en was zóó
gestegen in zijn eigen achting, dat hij zijn wagenman
dadelijk wegzond en te voet naar huis terugkeerde.
Daar gekomen dineerde hij met smaak, voor ’t eerst
sedert maanden, en sliep 's nachts 8 uren lang zonder
wakker te worden en zonder kwaadaardige droomen.
En toen hij den volgenden morgen ontwaakte en
voor den den spiegel zijn tong ging bekijken, kwam hij
ineens tot bezinning.
Dat is de manierriep hij verrukt uit, dat had
ik al lang moeten doenEn hij ging uit om een wa
gentje te huren, maar zonder man, reed dit vervolgens
naar de woning van zijn vriend Stoffer en vond diens
bedenkelijk bleef staan kijken, onzeker als hij was, wie
van beiden nu eigenlijk de zieke was en in het wagen
tje moest zitten. Maar toen hij zich daarna herinnerde
dat schijn wel eens bedreigt en onder het zwakste
uiterlijk een leeuwenkracht kan zijn verborgen, stapte
hij met stille berusting in, terwijl een onverteerd ont
bijt hem zwaar op de maag drukte.
Na 10 meters was Belen vast overtuigd, dat schijn
ook dikwijls niet bedriegt.
De ongelukkige man hijgde als een stoommachine
en lag bijna horizontaal achter het wagentje, zoodat
Beien, als hij zich omdraaide, niets kon zien dan den
bol van een ouden stroohoed.
Maar kalmpjes aan, man zeide hij, we hebben
geen haast.
Dit was gemakkelijk gezegd, maar baatte niet, want
ofschoon de vaart verminderde, hield het blazen aan,
zoodat Beien zich ten slotte afvroeg of hij zich niet
aan een vervolging blootstelde wegens dierenmishande
ling.
Zie je, ik wou boven op de duinen wezen, zeide
hij eindelijk, zou je denken dat we zoover kunnen
komen
Zeker mijnheer, was ’t onderworpen antwoord,
maar ’t zal een heele duw zijn
Goed dan, ze gingen
Maar toen de helling begon, was ’t afgrijselijk om
de marteling van den ongelukkigen tobber te aanschou
wen. Elk oogenblik dacht Beien, dat hij hem onder
den wagen zou zien verdwijnen, bezweken aan een
bloedspuwing of iets van dien aard en eindelijk
kon hij zulk lijden niet langer aanzien.
Mijn goeie man, riep hij, schei uit en vertel me eens
hoe je heet 1
Stoffer, zeide de blazende man.
Belen was een nog jonge man, maar hij had een
slechte spijsvertering en waar men een goede spijsver
tering als het hoogste geluk op aarde mag beschou
wen, is het niet te veel gezegd, dat het tegenoverge
stelde wel de grootste ramp moet zijn, die een sterve
ling beschoren is.
Belen dan had een slechte spijsvertering, waartegen
hij jaren lang met taaie volharding had gekampt, ’t
Had hem echter niets geholpen. Specialiteiten bij do
zijnen had hij geraadpleegd, alle mogelijke kwakzal
vers- en andere middelen, van Holoway af tot Beechams-
pils toe, had hij gebruikt, naar alle badplaatsen was
hij geweest, tot hij er ten slotte zoo bleek en verma
gerd uitzag, als een doode bakkersknecht in den ma
neschijn. Kwam dit van zijn kwaal of van de gebruik
te middelen Hij dacht soms ’t een, soms ’t ander,
maar veranderde niet meer van opinie ten opzichte
van hetgeen hij verder tegenover zijn ziekte moest
doen. Haar met rust laten, was zijn innige overtuiging
en kalm zijn toestand onder de oogen zien.
Zoo pakte hij op een goeien dag zijn koffers en ging
als invalide, ongeneeslijke invalide, aan het strand uit
rusten van zjjn genezingsvermoeienissen.
Den eersten morgen, die hij aan het strand door
bracht, huurde hij een ziekenwagentje, om zich te laten
rijden en een man om dat voertuig voort te bewegen.
Maar deze man zag er uit, alsof hij zelf behoefte aan
drijfkracht had. Hij was n.l. zoo mager en bleek en
op zijn gelaat lag zulk een zorgelijken trek, dat Beien
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2’/« cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
eega, die waschvrouw was, bezig met de natte wasch
over lijnen te hangen.
Maar dat raakte hem niethij huurde Stoffer om
in ’t wagentje te zitten en voortgeduwd te worden en
daarbij tevens een sigaar te rooken.
De 14 dagen, die nu volgden, deden wonderen voor
beide partijen. Beweging en afmatting, sigaren en rust,
bleken waarlijk de eenige middelen te zijn, om beider
geschokte lichaamskrachten te herstellen. Zij werden
beiden dik en hunne wangen kregen weer een ge
zonde kleur.
Eens op een morgen, terwijl Beien hoogrood zag
van de inspanning, passeerden ze een ander zieken
wagentje, waarin een man gezeten was, die Belen met
aandacht bekeek. Deze werd opmerkzaam, keek ook,
en riep opeens Wel, oom Bobbelman 1 Is u dat
De andere knikte hem toe, liet stilhouden en zeide
hoofdschuddend Is ’t dan zoover met je gekomen,
arme Septimus, zoover met je gekomen
Oom Bobbelman, moet men weten, was een erfoom
die zijn neef Beien in een booze bui (erfooms plegen
dikwijls booze buien te hebben) de deur had uitgezet
en gezegd, nooit iets meer met hem te maken te wil
len hebben.
Maar thans, nu hij, zoo hij meende, de gevolgen van
zijn hardvochtigheid ongezocht voor oogen had, werd
zijn oud hart verteederd en stamelde hij nog eens met
vochtige oogen moest ’t zoover met je komen, Sep
timus, dat je gedwongen bent je brood te verdienen
met zoo iets
Wel neen, oomwas ’t antwoord, maar oom
liet hem niet aan ’t woord.
Stil, ongelukkig kind, zei hij, kom van avond
in mijn hotel, dan zullen we samen praten
En dat gebeurde.
moet men nog tot den daarop volgenden
Zondag wachten en dan is ’t eerst Paschen.
De lezer kan nu zelf wel ongeveer bereke
nen, wanneer het op z’n allerlaatst Paschen is
en we behoeven hem dus niet te vertellen, dat
’t nu, op den 19en April, een zeer late Pa
schen is, maar dat ’t desnoods nog een week
later zou kunnen zijn.
Doch genoeg hierover.
Waarom is nu Paschen zoo’n mooie tijd?
Behoeven wé ’t nog te herhalen Paschen is
Lente. Voor de Christenen is het 't feest der
Opstanding (Resurrexit! Hij is verrezen!), maar
ook voor de natuur is het 't groote feest der
opstanding, der opstanding van alles, wat er
in de duistere aarde wachtte op dien blijden
dag. Het is een feest van vreugde en hoop.
Vreugde! Ziet die vogeltjes tjilpend en
knetterend hunne nestjes bouwend. De kwaken
de kikker in den poel, die zoo lang verstijfd in ’t
slijk verborgen lag, is weer ontwaakt en wacht
op een zonnigen dag, om door zijn eentonig
en toch aangenaam leven z’n vreugde te uiten.
De planten gaan den nieuwen dag vol vreugde
tegemoet, de vischjes dartelen weer in ’t wa
ter. Alles wat leeft, is verheugd, omdat een
levende, groeiende, bloeiende, zich herstellende
wereld hen omringt. Vooral ’t licht geeft le
ven en vreugde. Vergelijk bijv, een dag in
’t begin van April met zoo’n droefgeestigen
Octoberdag. Die Aprildag is niet warmer en
toch geeft hij meer leven, omdat er meer en
langer licht is. Als ge op dien herfstdag ’s mor
gens niet al te laat ontwaakt, is ’t nog duister
om u heen. En in de Lente, dan is ’t licht, of
ge zoudt al buitengewoon vroeg er bij moeten
zijn. Ge ontwaakt eens zoo aangenaam uit
uw slaap, omdat ge ziet, dat ook de natuur
z’n korte slaap genoten heeft.
Hoop! Vraag ’t den landman, die ’t zaad
aan de aartje toevertrouwt, hopende, dat regen
en zonnewarmte en droogte op z’n tijd en ge
mis van hagelslag ’t zaadje honderdvoud zul
len doen uitdijen. Vraag ’t die vogeltjes, die
hopen, dat ’t nieuwe nestje, waarin ze straks
de eitjes zullen leggen, de woning van een
vroolijk jong geslacht zal worden.
Gegroet, gij schoone Paaschdagen, we hopen,
dat ge zon en warmte en geen regen zult
geven, maar toch altijd blijft ge ons het beeld
van vreugde en hoop voor alles, wat leeft en
werkt en strijdt.
de eerstgeborenen der dieren stierven. Maar
waar de engel het bloed aan de deurposten zag,
ging hij voorbij.
Dit is de Pascha, de doorgang des Heeren,
en deze Pascha wordt door de Israëlieten, op
denzelfden tijd ongeveer als het Christelijk
Paaschfeest, herdacht.
Men weet, dat het groote feest steeds op
andere dagen valt. Hoe dat zoo uitkomt, zul
len we voor degenen, die ’t niet mochten we
ten, nog even repeteeren.
Ge weet, dat we vier jaargetijden hebben.
De Winter begint als ’t de kortste dag is en
duurt tot dat de dag en nacht weer even
lang zijn, tot de dag- en nachtevening (equi-
noxium.) De Lente duurt van die dag- en
nachtevening tot den langsten dag; de Zomer
van dien langsten dag tot de volgende dag
en nachtevening en daarom blijven er nog drie
maanden over voor den Herfst Hieruit volgt,
dat de zon dus in de Lente even lang boven
den horizon is als in den Zomer, al heet de Zo
mer ook steeds den tijd der lange dagen; zoo
heeft ook de Winter niet minder zon dan de
Herfst.
De Lente begint dus ongeveer op den 21en
of 22en Maart. (Het hangt er van af, wanneer
de zon in ’t Lente-sterrebeeld treedt!) Neem
nu de eerste volle maan na het begin der
Lente en dan is 't Paschen op den daarop vol
genden Zondag.
Nu komen de maangestalten niet precies
met onze jaargetijden overeen, zoodat het op
zeer verschillende data volle maan kan zijn.
Wanneer is ’t nu een vroege Paschen? Neem
eens aan, dat de Lente begint op den 21 en
Maart en dat dit juist een Vrijdag is (want
ook de dagen verspringen ieder jaar), dat ’t
toevallig juist den volgenden dag of nacht
volle maan is, dan is 't reeds op den daarop
komenden Zondag, dus op den 23en Maart,
Paschen.
Dit is natuurlijk een buitengewone zeld
zaamheid en, als ge den kalender nagaat, merkt
ge, dat in de laatste tientallen jaren het
Paaschfeest op z’n vroegst op den 25en Maart
viel.
Nu de late Paschen. Neem, dat eerst op
22 Maart de Lente begint, dat ’t juist den vo-
rigen nacht volle maan is geweest. Vóór de
volgende volle maan komt, moeten er dus nog
ruim vier weken verloopen. Als nu .die
volgende volle maan op een Maandag valt,
Paaschfeest. Maar de vreugdevuren bleven
leven en ook zelfs de gekleurde (Paasch)-
eieren.
Wat hiervan zij? Zeker is, dat het Christelijk
Paaschfeest een zóó voorname plaats bekleedt
in de rij der Christelijke feesten, dat het, ook
zonder eenig verband met de oude volksgebrui
ken, zou gevierd worden. Dat echter de ker
kelijke overheden er steeds op uit geweest
zijn, te zorgen, dat het volk zeer gemakkelijk
de nieuwe richting in ging, bewijst nog heden
ten dage de geloofsverkondiging in het hart
van Afrika, waar op afbeeldingen een zwarten
Christus en een zwarte Maria worden vertoond.
Daar kan men ook, met ’t Kerstfeest, geen
vergelijking maken tusschen de koude winter
en ’t arme open stalletje te Bethlehem.
En daar is ook het Paaschfeest 't feest der
verrijzenis van den Zoon Gods, maar niet te
gelijk is ’t verrijzenis der natuur, die daar altijd
in vollen zomerdos prijkt.
Maar bij ons is ’t Paaschfeest ook het
Paaschfeest der natuur, de verrijzenis ten le
ven van al wat gedurende den langen winter
in de aarde bleef, in z’n winterslaap.
De naam Paschen zullen we zeker elders
moeten zoeken en wel in den Iraëlietischen
godsdienst.
Want ook de Joden hebben hun Paschen,
dat in den zelfden tijd valt als dat der Chris
tenen, maar ook niets dan den tijd daarmede
gemeen heeft. We lezen, dat, toen de Joden
na den dood van Jozef door de nieuwe Egyp
tische vorsten verdrukt werden, hun eindelijk
in den persoon van Mozes een redder ver
scheen. Tal van wonderen en plagen worden
genoemd, waardoor Mozes en A aron den pha-
rao wilden dwingen, de Israëlieten verlof te
geven, om in de woestijn te gaan offeren;
doch steeds kwam de vorst weer terug tot zijn
oude verlangen en hij wilde de Joden niet la
ten gaan. Eindelijk kwam de laatste en groot
ste plaag. De Joden hadden in elke familie een
éénjarig lam, zonder gebreken, geslacht en zou
den dat in den nacht eten met ongedeesemde
brooden, staande en in haast, met de lange
kleederen opgegord, zooals iemand die opreis
gaat. Met ’t bloed der lammeren hadden zij de
posten der deuren bestreken. En toen in den
nacht de wrekende engel kwam en door ge
heel ’t land van Egypte trok, doodde hij over
al de eerstgeborenen, van den eerstgeborene
des Konings tot die van den geringsten slaaf; zelfs
■£-.
mws- h mbthhbl»
- - --