ft
SUMS- l.\ ADVERTENTIEBLAD
I
Trouw tot in den dood.
k
I
II
I
I
I
I
1
63e Jaargang.
Woensdag 22 April 1608.
No. 33.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
I
s:
i
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Wat geeft ’t, of je
meer bedingt, als
I
voor vergaderingen?
werkloozen
En om die
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
ven met hoeden en zakdoeken rolt de trein met de
dappere strijders langzaam onder de overkapping weg.
V rouw Hellstein brengt de eerstvolgende dagen en
weken grootendeels voor het portret van haar jongen
door.
Ze heeft dan de courant in de hand, welke steeds
nieuwe berichten brengt omtrent de voortdurend over
moediger wordende Hereros hoe ze, in kleine troep
jes vereenigd.in dicht kreupelhout verscholen den tegen
stander van uit een hinderlaag trachten neer te vellen
of hoe ze hun scherpschutters op hooge boomen postee-
ren om van daar uit kogels in het vijandelijke kamp
te zenden.
En ze leest verder van de bezwaren, waarmee de
Duitsche troepen bij de vermoeiende marschen door
streken zonder wegen en zonder water te kampen heb
ben, en hoe ze desniettemin in alle omstandigheden
den Duitschen naam eer aandoen.
Alleen het versterkingstransport, waartoe haar Fritz
behoort, is nog niet ter bestemder plaatse. De korte
berichten, welke ze tot dusver van hem kreeg, datee-
ren alle van de zeereis.
Daar komt de eerste brief uit Okahandja. Ofschoon
hij na een langen marsch is geschreven, proeft men er
toch de geestdrift uit, waarmee daar alle soldaten zon
der uitzondering bezield zijn, en het slot van den
brief luidt
Nu zal het stellig in de eerstvolgende dagen tot een
botsing komen en dan zal ik mijn plicht doen. Ik ben
bezield door de brandende begeerte om mij te onder
scheiden en te toonen, dat ik uwer waardig ben. Maar
maak u niet bezorgd over mij, lief moedertje de ko
gels zullen wel over mij heenvliegen want ge weet
immers, dat we elkander weerzien.
En dat vaste, geloovige vertrouwen van den jongen
Ook hij was ingetreden in de rijen van hen, die zich
zonder dralen aanmeldden, toen het er op aankwam
nieuwe vrijwilligers te werven voor den oorlog tegen
de moordzuchtige benden in Zuid-West-Afrifca, die zich
aan Duitsche have en goed vergrepen en verraderlijk
Duitsche kolonisten naar het leven hadden gestaan.
Verwonderd zag kapitem Von Wustrow naar den
jongen soldaat met het kindergezicht, de van geest
drift vlammende blauwe oogen en het eerste dons op
de bovenlip.
Hellstein wil jij ook mee
Tot uw orders, kapitein.
Ben je niet de eenige zoon van een weduwe.
Om u te dienen, kapitein
En toch
Om u te dienen, kapitein
Nu dan, in 's hemels naam
Met volle muziek trokken ze door de straten, ver-
'gezeld door een schier onafzienbare menigte menschen,
die met trots maar tegelijk met weemoed hunne blik
ken vestigden op de flinke jongens in de geelachtige
tropen-uniform.
Wie kon vooruit weten, wat de toekomst hun zou
brengen, of men hen zou wederzien dan of ze op het
veld van eer den laatsten adem zouden uitblazen.
Nu hebben zij het station bereikt. Nog eenmaal
moet men met kranigen pas de in vollen getale geko
men superieuren voorbjj marcheeren en dan komt het
soldaat schijnt niet beschaamd te zullen worden. Want
met korte tusschenpoozen brengt de post brief op brief
uit het vreemde land in het donkere achterkamertje
van de weduwe Hellstein.
In een daarvan schrijft Fritz
Intusschen is het werkelijk tot een treffen gekomen.
Den 11 Aug. tastten wij de Hereros bij Waterberg aan.
Het gelukte ons ook den vijand, die een wanhopigen
tegenstand bood, uit elkander te jagen en ons van de
verzamelplaatsen van water, welke hij in zijn bezit had
meester te maken, ’t Is waar, veel dapperen uit onze
rijen, zoowel officieren als soldaten, hebben hun leven
gegeven om de overwinning van den dag te helpen be
vechten. Ik zelf ben er met een licht schampschot af
gekomen, waarvan ik echter hier in het veldlazareth,
waar ik uitstekend word verpleegd, nauwelijks meer
iets bespeur. Over twee of drie dagen hoop ik stellig
weer mee te kunnen vechten.
Vrouw Hellstein had werkelijk geen tijd om in een
weemoedige stemming te geraken want reeds na korten
tijd berichtte een nieuwe brief, hoe de overste haar
eenige zoon voor het front der troepen had geprezen, hoe
hij hem had voorgedragen voor een onderscheiding, en
eindelijk hoe goed de kleine, onbeduidende wond was
genezen.
Met een onbeschrijfelijk gevoel van geluk in het
hart haast zich de oude vrouw nu naar vrienden en
buren om deze deelgenoot te maken van haar geluk.
Hoe trotsch en hoe rijk gevoelde ze zich in het bezit
van zulk een zoon Hoeveel had zij voor boven dui
zend andere moeders
Maar nog had ze het toppunt van aardsche zalig
heid niet bereikt. Het scheen haar meer dan een men-
schenhart kan dragen, toen ze na eenigen tijd in het
haar zoo bekende handschrift las
weg aangewezen, dien de stoet mag volgen,
en daarvoor een weg gezocht, die ruimte biedt
voor reuzenmassa’s. Zoo ge bijv, de Cein
tuurbaan kent, in ’t zuiden van buurt IJ IJ,
geef ik u zelf op te lossen als rekensommetje
Hoeveelmenschen kunnen daar op die Cein
tuurbaan alleen reeds staan? Ge kunt ge
makkelijk een kleine honderdduizend misraden.
Voor we echter aan den Meidag toe zijn,
hebben we eerst nog de Koninginneweek.
Ik mag die jaarlijks terugkeerende laatste
week van April gerust zoo noemen.
Ik meen onlangs eens gelezen te hebben,
dat twee Amsterdammers in de hofstad, versta
me goed, niet in de hoofd-, maar in de hofstad
waren, ’t Was bij gelegenheid van een prach
tig concert, dat ook onze Koninklijke familie
met Hare hooge tegenwoordigheid zou ver-
eeren. De eene Amsterdammer zei tot den
anderen De menschen zijn hier altijd zoo stijf,
zoo stug. Laten we eens toonen, hoe een
echte Amsterdammer de Koningin begroet.
En toen de Koningin had plaats genomen,
juichten ze luide. Maar de Hagenaars
bleven stom als een visch en naar de richting,
vanwaar 't aparte geluid kwam, werden blik
ken gericht, die juist niet ter aanmoediging
strekten. Als ik zegde beide enthousiasten
dropen af, dan geef ik ’t nog veel te zwak
weer.
Nu dan, hier in Amsterdam weet men van
hartelijk juichen en ook, de Koningin zorgt
steeds verschillende deelen der stad en ver
schillende merkwaardige inrichtingen te be
zoeken.
Als deze brief onder uwe oogen komt, is
Hare Majesteit met den Prins reeds aange
komen. Immers, volgens ’t programma zal
het Hooge Paar ’s Dinsdagmiddags om twaalf
uur ariveeren aan ’t Centraal-station en van
daar natuurlijk langs het Damrak naar het
paleis rijden. Alom zullen dan weer de vlag
gen wapperen, overal onze mooie driekleur,
die vooral in lange, rechte straten zoo’n fees-
telijken aanblik oplevert. Er mogen heele
buurten zijn, waar niet gevlagd wordt, dit
mag ook geen bevreemding wekkende stad
is zoo groot en alle stadswijken kunnen on
mogelijk een bezoek van de Vorstin verwach
ten. Stel u eens voor, dat een apart bezoek
zou worden gebracht aan de Indische buurt,
die haast een uur van den Dam ligt en waar
niets bijzonders te zien is dan aan ’t eind der
onvoltooide straten hoopen zand, daar gebracht
om ’t lage terrein op te hoogen hoopen zand,
die ver van liefelijk streelende wolken stof
kunnen voeden. Maar in de straten van ’t
centrum der stad wordt druk gevlagd en
verder ziet men buiten de officiëele vlaggen
nog heel wat andere langs grachten en straten.
Natuurlijk brengt de Koningin ook weer
een bezoek aan de Willemstraat en den Zand
hoek. De Willemstraat loopt van de Marnix-
straat naar den Haarlemmerwegvlak bij den
Haarlemmerweg heet ’t eigenlijk Oranjestraat
en van den Haarlemmerweg loopt over ’t
Bickerseiland, ten noorden van de spoorlijn
naar Haarlem en Zaandam, de Zandhoek, die
dicht bij ’t Barendsplein eindigt.
Vooral voor de hooge militaire en burger
lijke autoriteiten is de Koninginneweek een
echte feestweek. Want alle dagen is er diner
ten paleize, waar o. a. onze burgemeester Van
Leeuwen een der dagelijksche gasten is.
Natuurlijk is er ook op Donderdag a s. groot
bal en velen staan dan te kijken naar de
lange rijen rijtuigen, die de talrijke gasten
aanbrengen wat een schittering van goud op
al die kostbare costumes en uniformen en
staatsiekleed’ngen. En schittering trekt altijd
menschen. Menschen, die willen raden, wie
of die en die grand seigneur wel zou zijn,
menschen, die anders toch loopen te lanter
fanten, menschen, die mooie wagens en span
nen paarden willen zien, menschen, die aan
de achterzijde van ’t paleis opkijken naar de
helverlichte bovenverdieping, of er soms ook
iets van al die schittering en weelde naar
buiten straalt.
Natuurlijk wordt ook weer op Zondag a.s.
onze beroemde Artis bezoekt. En zeker is
't, dat een of meer der inrichtingen voor de
lijdende menschheid met een belangstellend
bezoek worden vereerd.
Ditmaal zal het Koninklijk Paar ook de
Rij ks-Marine werf bezoeken, waar Prins Hen
drik vooral reeds vaker is geweest. Voor
eenige jaren is de Koningin daar ook eens
geweest, vóór Haar huwelijk. Toen heeft zij
een nieuw pantserschip gedoopt met den naam
Hertog Hendrik». Toen werd ’t reeds van
stapel geloopen pantserschip »Jacob van Heems-
kerck» bezichtigd.
We wenschen 't Hooge Paar en ons zel-
ven mooie, zonnige, droge dagen in Amster
dam toe.
We schieten weer op. Er komt meer leven
in de brouwerij. Wel is ’t werk nog schaarsch,
maar er komt toch eenige verbetering. Er
moet veel verbetering komen, veel, zeer veel,
vooreerst om de duizenden, die zoo lang wer
keloos waren, weer een menschwaardig bestaan
te verschaffen, en dan ook, om de schade in
te halen, door den langen, bangen tijd van
gedwongen rust veroorzaakt. Als, noodge
dwongen, langzamerhand alle voorwerpen in
huis, die desnoods gemist kunnen worden of
liever, wier gemis men ’t minst zwaar zou
kunnen dragen, verdwenen zijn omdat er geld
moest zijn, als de kamer half zonder meubelen
is en de garderobe ook heel povertjes, dan
moet er heel wat o ver verdiend worden om
dat weer goed te maken.
En inhalen’t woord is voor velen nog een
bittere ironie, worstelend als men ze nog ziet
met de chronische werkeloosheid.
Ook voor zoovele anderen is heel wat in
te halen. Ge begrijpt toch, als tal van win
keliers heel wat minder omzetten, ook heel
wat minder verdienen. Neem eens de buur
ten, waar de meeste diamantwerkers wonen
negenduizend menschen, die geen cent ver
dienen en die bijv, vóór twee jaren geld als
water verdienden. Negen duizend dikke werk
loozen, waarvoor menig burgerman, de meeste
ambtenaren respect hebben, of niets. Ook
de slokjesbazen zullen ’t bemerken, ofschoon
juist zij, jammer genoeg, de misère eerst ’t
allerlaatst bemerken. Immers, velen zijn zoo
Als ze genoeg verdienen, drinken ze, omdat
’t er immers aanzit, en als ze weinig of te
weinig verdienen, nemen ze een proppie, om
de zinnen te verzetten.
Vooral met de diamantnijverheid ziet ’t er
slecht uit. Want van die negenduizend was
de grootste helft reeds stakende, omdat er
geen werk aan den winkel is, omdat ’t vooral
in Amerika malaise is, waar de menschen nu
even hard uitloopen als ze er jaren achtereen
introkken, omdat dus vooral die Amerikanen
geen geld voor weelde-artikelen hebben. Want
al wordt nu spoedig weer de staking gepro
nonceerd door de A. N. D. B., de Algem.
Ned. Diamantw.-Bond, opgeheven, daarmee
komt er nog geen werk,
al een dubbeltje per uur
je toch moet omloopen
moeiljjkste oogenblik, waar zoo menigeen tegen op
heeft gezien het afscheid van zijn bloedverwanten.
Dat is een omhelzen en handen drukken, een elkan
der in de oogen zien, alsof men niet van elkaar kan
gaan.
Fritz Hellstein schijnt het al heel moeilijk te vallen,
het afscheid van zijn oud moedertje, die hem telkens
weer omhelst. Terwijl hij net als in zijn kinderjaren
het hoofd tegen haar schouder leunt, hoort hij haar
zachtjes fluisteren
Vergeet niet, dat ik buiten jou niets op de we
reld heb. Mijn gebeden vergezellen je dagen nacht.
Je moet niet bedroefd zijn als ik je nu zeg, dat mijn
einde niet verre meer is, want in mij leeft de zekere
overtuiging, dat we elkaar weerzien.
Moedertje, lief moedertje
Slechts met moeite onderdrukt de groote jongen den
sterken drang om in snikken uit te barsten. Hij schaamt
zich voor zijn kameraden, die in dit oogenblik van schei
den toch in ’t geheel geen acht op hem geven.
Nog iets, Fritz! Niet waar, je schrijft me zoo
vaak je kunt, al is het ook maar een korte groet
Zeker moeder
Om ’t even in welken toestand je moogt verkee-
ren
Ik beloof het u
Vaarwel dan, lieve jongen, en God geleide je
Een laatste omhelzing.
Daaibij voelde Fritz iets op zijn voorhoofd vallen,
dat schitterde als een diamant de afscheidstraan van
zijn oud moedertje.
Een kort commando.
Het volgende oogenblik is het bataljon opnieuw
geformeerd. De verschillende wagons raken vol, de
regimentsmuziek speelt een marsch en onder het wui-
Het zal me verwonderen, hoe reusachtig
dit jaar de Mei-betooging zal worden. Daar
heb ik, meen ik, reeds een keer over geschre
ven. Het is er dan druk. Overdag verschil
lende meetings in het Paleis voor Volksvlijt
en op meer plaatsen. Natuurlijk komen daar
zeer velen, want de entree is niet bezwaarlijk.
Maar des avonds, dan is de groote beweging
dan wordt er een reusachtige optocht gehou
den. We willen volstrekt niet beweren, dat
die optocht bezwaar voor de rust des lands
of der hoofdstad oplevert, maar toch moet in
een groote stad, waar ’t op sommige punten
reeds zoo’n geregelde drukte is, waar ’t tram
verkeer z’n groot-steedsche eischen stelt, waar
de veiligheid der menschen beschermd moet
worden, waar reeds zoo veel zorgen zijn, die
men in kleine plaatsen niet heeft, niet kent,
in een groote stad moeten bij zoo’n reuzen
optocht extra maatregelen genomen worden.
Wanneer’t overdag is, kan men alles beter over
zien en kunnen gevaren beter voorkomen worden
en ook als ’t avond is, zijn alle katjes
grauw en is er voor lieden, zooals men er in
een groote stad zoovele vindt, beter een slag
te slaan dan overdag. Des avonds en des
nachts is ’t de beste tijd voor alle lieden, dien
bij wanorde voordeel denken te kunnen be
halen, dan is er kans voor dieven en zakken
rollers, voor aanranders en inktwerpers, voor
herriemakers en vechtersbazen, dan hebben
sommige menschen meer stoom op dan anders.
Dat de Mei-optocht reusachtig groot is, be
hoef ik haast niet te zeggen. Om ’n ideeltje
te geven, mag ik gerust beweren, dat, als ge
meent, zoo’n optocht maar een kwartier lengte
toe te schrijven, ge den plank geheel mis slaat.
En waarom nu juist met dezen 1-Meidag
meer volk kan verwacht worden, behoef ik
ook niet uit m’n duim te zuigen. Waarom
is 't Paleis vol, stampvol bij de laatste pro
test- of wat dan ook
Natuurlijk, omdat er duizenden
en ook duizenden stakers zijn.
menschen bij de Mei-beweging te doen aan-
sluitën, daar behoeft ge geen Ciceronische
redekracht voor te bezitten.
Dat er tienduizenden bijeen komen om den
optocht te zien voorbijtrekken, is geen wonder.
Het is een grootsch gezicht, al die vereeni-
gingen met hare banieren en vaandels, al die
lichten, al die verschillende opschriften. Bur
gemeester en wethouders hebben te voren den
OURANT.
voor sub n «m.
I
I
J