ft I I ’T OUDE LIED. NIEUWS- El11PÏERTE1TIEBLA# 63e Jaargang. Woensdag 29 April 1908. I I ITo. 35. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. f I Feuilleton. Amsterdamsche Brieven. r< ie 1, ver- op de hoogte te blijven centrum gebeurt, dat is al 3T le jr 1 o 3- 3- e g F Ik liep verleden Woensdag of Donderdag op de De Ruyterkade, eventjes kijken waar de beide oorlogsbodems, ’t pantser - dekschip en de platte schol pardon de mo nitor «Heiligerlee*, lagen, toen een dame en heer me voorbij trokken; zij, haastig, voorop; hij, met sleepvoeten, volgende. Ze zochten stellig naar iets. Nu, zelfs een Amsterdammer zou in de war kunnen geraken, nu ze met die Kade zoo aan 't werk zijn. Overal toch wordt 't houten gedeelte langs ’t water veranderd in solied steenen werk, ’t geen natuurlijk met de noodige heierij en graverij gepaard gaat. De bedoelde heer en dame bleven plots staan; juist toen ik hen passeerde, vroeg zij met iets in ’t Engelsch, erg gehaast, dat ik niet verstond en hij begon in ’t Fransch, zoodat ik begreep, waar beiden op los trokken. Ze moes ten naar Marken en uit de kaarten, die ze reeds hadden, begreep ik, dat ze met de boot der havenstoombootdienst moesten. (Ik heb vroe ger al eens verteld, dat er twee pleizierbooten op Marken varen.) Ik hielp de menschen te recht, die met zulk weer, als we verleden week hadden, voor hun »pleizier« binnendoor naar Marken en over de Zuiderzee terug wilden. Of ze gegaan zijn, weet ik niet, want het was te koud om aan den IJkant te staan wachten. Ge kunt u voorstellen, dat ’t ouderwetsche schilderachtige te Broek in Waterland, te Vo lendam en te Marken den vreemde aantrekt en zoo’n zeetochtje heerlijk is. Doch ’t mooie weer en de gezelligheid, die een honderdtal menschen van velerlei natie aanbrengt, zal wel ’t meest tot de genoegens bijdragen. Ik vertel dit gevalletje echter alleen, om aan te toonen, dat Marken een wereldroep heeft. I ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. «Och watJe moeder heeft toch juweelen en ’t zal jou toch wel bekend zijn waar zij die dure steentjes gewoonlijk bergt*. »Zou je dan denken, dat ik mijn brave moeder zou willen bestelen Dat nooit*. «Komaan, spreek nu niet zulk eenallerijselijkst woord. Bestelen Wie denkt er aan Als je nu die steentjes heimelijk wegroofdet en ze gingt verkoopen*. «Dat zou dan toch moeten, om er schuld mee te kunnen betalen*. «Wel, volstrekt nietJe kunt zulke dingetjes im mers beleenen en dan later haal je ze terug en be taalt enkele guldens aan den man, die er zoo goed op gepast heeft.* «Praat er maar niet meer over; want hoe mooi ’t ook wordt voorgesteld, diefstal is en blijft ’t. Ik leen er mij niet toe*. Frits hield zich goed en bood meer tegenstand dan ooit te voren. Nog duidelijk stond hem ’t beeld zijner moeder voor oogen, hoe zij hem schreiende had bezworen, bij de nagedachtenis van zijn edelen overleden vader, om toch zijn hartstocht voor het spel te overwinnen voor hij zich geheel in ’t verderf zou storten. Zijn zoogenaam de eereschuld had zij toen betaald en de zwakke Frits, tot in het diepst der ziel bewogen, door de tranen en de ernstige woorden van de edele moeder, had plech tig beloofd nooit meer om geld te zullen spelen. Rudolf nam voor een oogenblik den schijn aan om bij Frits niet lang te zullen aandringen, doch de booze liet zijn offer niet zoo gemakkelijk ontglippen. »Nu,« zoo sprak hij ten slotte; «ik zal niet trachten om je aan je belofte ontrouw te doen worden; maar we kunnen evengoed toch wel een glas bier gaan drinken o in «de Leeuw*, ’t Is niet volstrekt noodig dat wij ons aangevuurd, toen hij in kennis was geraakt met Rudolf W. METS T z. HOOFDSTUK I. 2.) Vervolg. «Och kom, ik kan ’t toch niet helpen, dat Fortuna mij gunstig is geweest. Maar bedenk, dat ’t een gril lige dame is; wie zij heden toelacht, keert zij lichtelijk morgen den rug. Beproef ’t nog eenmaal; wie weet of Fortuna nu niet eens jou tot haar gunsteling maakt*. «Ik zal er wel voor waken, dat ik hare gunsten niet meer behoef, althans waar ’t het spel betreft*. «Dat voornemen kan je toch geen ernst zijn, als gij althans niet te veel toegeeft aan je pessimistische nei gingen. Weet je wat, de vijfhonderd gulden, die de aanlei ding gaven om je van ’t spel afkeerig te maken, kun nen gemakkelijk weer je eigendom worden*. «Op welke manier dan wel «Door nog één partijtje écarté samen te wagen. Ik zet de vijfhonderd pop als prijs in, quite of double. Win jij, dan strijk je de vijf papiertjes van honderd op en verlies je, wat nu bijna niet denkbaar is, dan moet je natuurlijk vijf honderd pop bijpassen doch in dat geval verleen ik crediet*. »’t Eene wil ik niet en ’t andere verlang ik niet. Mjjn moeder heeft mijn woord en daarop moet ze kunnen rekenen. Bovendien, stel eens, dat ik aan je uitnoodiging voldeed en de verliezende partij was, hoe zou ik dan aan ’t geld moeten komen aan ’t spel overgeven; ook zonder dat zal nu een glas bier wel smaken*. Tegen deze redeneering had Frits niets in te brengen; de wandeling had hem eenigszins verhit en zonderop de woorden van den verkeerden vriend iets te antwoor den, toog hij met hem op weg naar het marktplein, waar «De Leeuw», een kleine herberg, te vinden was. Een weinig verder, schuins van «De Leeuw*, langs de andere zijde van het marktplein, hetwelk een lang werpige, nogal uitgestrekte plek besloeg, was de fraaie woning van Frits' moeder gelegen. Uit de ra men van de herberg, kon men in de voorkamer zien van mevrouw Van Seilenaar’s huis, althans waaneer de blinden omhoog waren getrokken of de ramen open stonden. De dame, ongeveer 50 jaren oud, was reeds tien jaren weduwe en leefde van een vrij beduidend kapi taal, haar door haren man nagelaten, met Frits, haar twintigjarigen zoon, en Mina, haar zeventienjarige doch ter, een lieve schoone slanke blondine, met levendige, zachtblauwe oogen. Frits had, evenals Mina, zijne opvoeding genoten op een kostschool, waar men wel getracht had hem aller lei kundigheden deelachtig te doen worden, maar minder op zijne verkeerde neigingen scheen te heb ben gelet. Toen mevrouw Van Seilenaar bespeurde, dat haar or erigens flinke zoon, groote hartstocht toon de voor het spel, trachtte zij deze verkeerde neiging, zooveel in haar vermogen was te beteugelen, doch on dervond daardoor allerlei verdrietelijkheden. Nu eens werkte zjj door overreding, dan weer poogde zij Frits’ eergevoel te prikkelen; maar 't slot van alles was, dat de jongeling telkens weer tot de oude zonde verviel. Vooral werd de booze hartstocht nog meer in hem Het wordt moeielijk met Paaschdagen als die, waarmede ’t jaar 1908 ons opscheepte, weg te loopen en er hymnen vol lof aan te wijden. Men hoort of leest bij strenge win ters of natte zomers of hoogen waterstand of heeten Juli- (Augustus) zon, of bij wat dan ook voor exceptioneel weersverschijnsel gere geld, dat zoo iets in zoo en zooveel jaren niet is voorgekomen. Natuurlijk staat ’t een ieder vrij, ’t te geloo- ven of niet, want verzamel zelf maar eens de noodige gegevens! Het verwondert me daarom, dat er nog nie mand gekomen is met ’t bericht, dat we in zoo en zooveel jaren niet zoo’n guren Paaschtijd, of April of lentetijd of wat dan ook gehad heb ben. Het was me een weertje! De wind maakte first-classe-spel, zoodat de stoombooten, in plaats van de gewone schepen, te IJmuiden meermalen loodsdienst moesten verrichten. En van de hagelbuien wil ik in m’n verontwaardi ging alleen maar zeggen, dat ’t een schandaal is, te durven wagen die enkele eerste teere bloesempjes zóó ruw aan te vallen. De sneeuw buien zal ik ’t maar niet al te kwalijk nemen; ze waren zeker dezen winter vergeten of met opzet achtergehouden om ons ’t genot van dien heerlijken rijp-week niet te bederven. Gelukkig, mocht ook de lentezon al te dik wijls schuilgaan achter woestjagende wolken en grauwe luchten of aan ons oog onttrok ken worden door sneeuw of hagel of regen, een andere zon verguldde onze week na Pa- schen; al bleef ’t bekende Oranjezonnetje nu en dan weg, onze Oranje vorstin kwam zelve met den Prins en de Koningin-Moeder. We hebben nu juist onze heerlijke, jaarlijks terugkeerende Koninginne-week achter den rug en de eenigen, die hierover niet met on verdeeld genot nadenken, zullen misschien de vele vlaggen zijn, die er zoo netjes uitzagen, toen ze op den derden Paaschdag werden ont rold en al spoedig maar laten we niet kla gen; een nieuwe vlag hebben de meesten best voor onze Koningin over. Met de Paaschdagen is Amsterdam de zamelplaats van vele provincialen. Daar ge nieten zij de velerlei genoegens, die het groote stadsleven kan aanbieden. Er was een tijd, dat die ook werkelijk hier gevonden werden, dat het in de Kalverstraat druk was tot laat Haarduin, een van die raadselachtige wezens, zonder fortuin of familie, die zich zeer gedistingeerd kunnen voordoen, onberispelijk gekleed gaan, niet werken en toch blijkbaar nooit gebrek aan ’t noodige hebben. In de groote steden treft men zulke bon-vivants meerma len, in landstadjes echter zelden aan. Mevrouw Van Seilenaar had reeds herhaalde malen getracht Frits af te brengen van den verderfelijken omgang met Rudolf. Deze echter scheen een soort van suggestie op den karakterzwakken Frits uit te oefenen en telkens slaagde hij er in, als de jonge Seilenaar geen lust tot spelen zeide te hebben, hem weer tot de oude gewoonte te doen vervallen, waar mee dan gepaard ging, dat Frits meestal de lijden de of wel de verliezende partij was. Weldra zaten de jongelieden tegenover elkander aan het tafeltje, bij het open raam, waarvan de blinden waren neergelaten. Het bier scheen goed te smaken, want al spoedig had den zij het tweede glas voor zich. «Steek nog eens op, ik heb nog een geurige havan na, een pittig sigaartje.* sprak Rudolf en hield zijn vriend een zakkoker met eenige sigaren toe. Al spoedig bliezen de speelvrienden welbehagelijk de blauwe geurige rookwolkjes uit en praatten over maal ’t bestelde bier had gebracht, had hij tevens een spel kaarten op ’t tafeltje neergelegd. Rudolf nam af en zette de kaarten, schijnbaar zon der bedoeling, aan hoopjes, die hij daarna, als gedach- Weet je hoe de kwartjesvinders te werk gaan?* «Nu, dan met buurt een streek huizen met bijv, honderd of tweehonderd of misschien nog meer inwo ners. Nu, te Amsterdam wonen in buurt IJIJ zeker zooveel menschen als in de geheele stad Leeuwarden. De nummering der buurten begint hier met 't oudste deel der binnenstad; zoo is de Nes met O.Zijds Voorburgwal buurt A. Die oude buurten zijn betrekkelijk klein, doch toen voor een kleine veertig jaren de groote uitbreiding kwam, moest men zuinig wezen met de letters, omdat men reeds in de oude stad een heel eind met de dubbele buurtletters gevor derd was. Ge kunt ook best begrijpen, hoe alleen die buitenste buurten nog kunnen aan groeien, zoodat ook na de verdeeling in negen kiesdistricten, in ’t centrum een kiesdistrict met ongeveer 4000, aan den buitenkant een met meer dan 16000 kiezers te vinden is. Ik heb op dit oogenblik de juiste cijfers niet voor me liggen, doch let er maar eens op, als er weer gestemd moet worden voor de Twee de Kamer. Het zal me dan ook benieuwen, hoeveel stemmen er in ’t zeer drukke district Enschede (Enschede of Enschedé, naar ge ver kiest,) uitgebracht worden. Ook nu was ’t met de Paaschdagen drukker dan zoo dagelijks weg. Want och, nog steeds vinden de provincialen (ge ergert u toch zeker niet aan dit woord, waarvoor moeilijk een ge schikter te vinden is; laat ik, voor wie er te veel blameerends in mocht zien, beweren, dat er in Amsterdam, wat geest, verstand, enz. be treft, zeer veel provincialen naar geest, enz. wonen en in de provincie velen, die andersom zijn. Compris!)nog steeds vinden de provin cialen hier wat bij hen niet te vinden is: Frits van Haarlem in Carré; groote café’s; (een fat soenlijk Zaanlander bijv, zou niet in Amster dam geweest zijn, als hij niet in «de Kroon* op ’t Rembrandtplein geweest was!), panorama met ’t nieuwe doek: Alva’s laatste rit langs den buitenkant. De menschen van buiten geven zulke dagen gedeeltelijk ’t cachet. Dat er echter ook steeds buitenlanders ko men, moge u ’t volgende staaltje bewijzen; ik bedoel natuurlijk geen zakenmenschen, die hier natuurlijk altijd te vinden zijn, maar plei- zierreizigers. Nu dan: in den avond; dat vreemdelingen, vooral uit het Oosten en Noorden van Europa, niet uit gepraat waren over het «groszartige nachtle- ben«. Tegenover die drukte op een gevorderd uur stond wel, dat het leven hier later begon dan bijv, in de Duitsche steden, maar de ge zellige avonddrukte bleef toch nog lang in de herinnering. Och, er is zooveel, dat veranderd is en, laten we ’t maar eerlijk bekennen, Amsterdam had vroeger ook een deel van z’n roep te danken aan een soort van huizen, die men aan kinde ren niet nader omschrijft; verdwenen zijn ze, die huizen, ten minste officieel, verdreven door ’t officiéél gezag. Of ’t er daarom beter op is geworden, willen we hier niet bespreken. En als ge meent, dat er in de oude stad niets meer aan ’t handje is, hebt ge ’t glad mis; een kleine wandeling in de buurt van de Oude Kerk bijv, zal u daarvan overtuigen. Geloof echter gerust, dat de politie, die met zooveel ijver de holen van den speelduivel tracht uit te roeien, ook al haar best doet, om huizen van minder goede reputatie te doen verdwij nen. Ge hadt bijv, maanden achtereen kun nen opmerken, dat voor een perceel in de Warmoesstraat, dat een zeer smalle deur als toegang had, steeds een diender stond gepos teerd en wel zoodanig, dat, wildet ge toch dat perceel binnentreden, ge eerst den agent zoudt moeten verzoeken, even op zij te gaan. Het zelfde is gebeurd voor een perceel aan de Prins-Hendrikkade, in de bocht dicht bij de Haarlemmerstraat; hetzelfde gebeurt misschien reeds een paar jaren voor een paar huizen (geen café’s of winkels, maar zeer eenvoudige huizen), in de Spuistraat. En hetzelfde, ge hebt ’t onlangs een paar malen in de krant kunnen lezen, gebeurt nog wel op meer plaat sen. Doch zie, als ge kunt, zelf eens alles Dat is in een kleine stad niet eens mogelijk. Hoe zou ’t dan hier doenlijk wezen. Tracht eerst eens met wat in ’t heel wat, We zeiden zoo even: Of’t er daarom beter op is geworden? Zij, die beweren, buurt IJIJ bijv, goed te kennen, zouden u daar een sterk ontkennend antwoord op geven. En ge loof maar niet, dat dit de eenigste verdachte buurt is. Voor ik verder ga, wil ik eerst een mogelijk dwaalbegrip wegnemen. Bij u bedoelt men Muffe lucht uit een kelder verwijderen. Tot wegne ming van den muffen reuk kan worden aanbevolen een laag versch uitgeploeide houtskool op den vloer van den kelder aan te brengen. Wanneer de houtskool na eenigen tijd weder opnieuw wordt uitgegloeid en over den vloer gespreid, zal de muffe reuk ten slotte geheel verdwijnen. Zout. Zout bluscht schoorsteenbranden. Zout, bij het vegen van vloerkleeden gebruikt, houdt ze vrij van mot. Zout, opgelost ingeademd, geneest verkoudheid in het hoofd. Zout, een uitmuntend middel tegen wespenbeten. Zout, in water opgelost, is het beste reinigingsmid del voor matten en mandewerk. Zout, gegooid op roet, dat op het kleed gevallen is, voorkomt vlekken. Zout, aan de vingers gestreken bij het schoonmaken van vleesch of visch, verhindert, dat die glibberige voorwerpen uit de handen glijden. open den zij het tweede glas voor zich. nog eens op, ik heb nog een geurige havan- i, een pittig sigaartje.* sprak Rudolf en hield zijn Al spoedig bliezen de speelvrienden welbehagelijk onverschillige dingen. Toen de bediende voor de tweede maal ’t bestelde bier had gebracht, had hij tevens on gevraagd, doch alleen uit kracht der gewoonte, ook een spel kaarten op ’t tafeltje neergelegd. Rudolf nam af en zette de kaarten, schijnbaar tenloos, op en door elkaar plaatste en herplaatste. vroeg hij plotseling. «Hoe zou ik dat weten hernam Frits, moet je eens goed opletten.* Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. DRA NT wor sjeee en omm. 1 t T, r i- DOOR 1A_ 1l!Ï_J1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1