WW8- ES OVERTEiWIEBLAD
VOOR SNEEK ES OMSTREKEN.
EEN NIEUWE STICHTING.
I
’T 01DE LIED.
63e Jaargang.
Zaterdag 2 Mei 1608.
Ho. 36.
1
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel,
Sneek.
Feuilleton.
i
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
1
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2% cent. Groote letters nasr
plaatsruimte.
wel geestelijk als lichamelijk te ontwikkelen,
dat zij na het verstrijken van hun leertijd in
staat zijn, in hun levensonderhoud te voorzien.
Aanvankelijk zal daartoe één algemeen opvoe
dingshuis, toegankelijk voor alle gezindten,
worden opgericht, waarin zorg gedragen wordt
voor de Christelijke opvoeding der kinderen.
De Vereeniging bestaat uit leden en bescher
mers, met minimum contributies van f2,en
f 1,—.
Het Hoofdbestuur is aldus samengesteld:
J. E. van Renesse, Arnhem, Voorzitter.
Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman, 's- Gra-
venhage.
Dr. J. H. Gunning Wz., Amsterdam.
Mr. A. F. van Hall,
Prof. Dr. G. Jelgersma, Leiden.
F. J. W. Baron van Pallandt van Ro-
SENDAEL, Rosendaal.
Dr. P. F. Abbink Spaink, Apeldoorn.
Dr. G. Nijhoff, Arnhem, Penningmeester.
C. Zeeman, Amsterdam, Secretaris.
Natuurlijk is voor het beoogde doel veel
geld noodig. Het Hoofdbestuur ontveinst
zich niet de groote moeielijkheid om het noodige
bijeen te krijgen. Er wordt zooveel gevraagd en
pr zijn zoovele nooden te lenigen. Toch ver
trouwt het, dat veel- en weinig-vermogenden
in ons land tot medelijden en barmhartigheid
zullen worden gestemd.
De gedachte, uitgedrukt in den voorlaatsten
zin, heeft mij ook met eenigen schroom ge
hoor doen geven aan den aandrang tot hulp
van Voorzitter en Secretaris, mij persoonlijk
bekend. Ik heb gezegd: »Te Sneek moet
worden gewacht, want de Gemeente is voor
Herema-State en Vacantie-kolonie «afgezweeld.*
Zij zeggen: «Niet wachten, want de zaak is
dringend, zweel ook!* Nu is het waar, dat
van ’t nagras ook nog wel een behoorlijke
oogst kan komen.
Nu iets doen wil ik wel, want ik heb ze
gekend en ken ze nog de kinderen, voor
wie zulk eene inrichting zeker heilzaam zou zijn.
Nog onlangs passeerde mij één hunner, die
niet meer op school is. Het is opmerkelijk
hoe aanhankelijk die kinderen zijn. Menigmaal
hebben wij ruzie gehad, want, als ik b.v. begon
te lezen, las hij ook haast even luid na. En
dan moest hij wel eens tot straf achteraan zit
ten. Blijkbaar zijn we goede vrienden geble
ven, want ’t zal nooit ontbreken aan een har-
telijken groet en een praatje.
Hij vertelde mij, dat zijn baas hem had
beurt wat er gebeurt, maar naar huis keer ik zoo uiet
terug*.
Rudolf dacht even na. ’t Kwam hem gevaarlijk voor
om Frits aan zijn lot over te laten, zoo deze er in
volhardde om niet naar huis te gaan.
De opgewonden jongen mocht eens een dwaasheid
begaan, in den zielstoestand waarin hij verkeerde, zoo
overlegde Rudolf. Dit moest worden voorkomen. Hij
werd tot dit besluit gebracht niet uit een oogpunt van
humaniteit, doch alleen door een uitvloeisel van zijn
berekenend egoïsme. Als Frits verdween, ’t zij door
zich om ’t leven te brengen of door een vlucht, betee-
kende dit voor Rudolf een belangrijk geldelijk verlies.
«Eigenlijk gezegd*, voegde hij Frits toe, «is ’t maar
verstandiger dat je niet naar huis gaat in den over-
spanren toestand waarin je thans verkeert. Op straat
of in de boschjes mag je evenmin den nacht doorbren
gen. Weet je wat je doet; ga mee naar mijn kamer.
Mijn beddegoed kunnen wij voor één nacht wel deelen
en ik spreid voor jou een legerstede in den hoek van
mjjn kamer. Morgen kunnen wij wel verder praten.
Ik weet hoe jij over eereschulden denkt en daarom is
het overbodig nu verder over de zaak te spreken.
Als willoos schreed de ongelukkige jongeling naast
den verkeerden vriend voort en bevond zich weldra
op diens kamer.
In weerwil van de onrust, die hem kwelde en pijnde,
was hij door den vurigen wyn toch zoodanig beneveld
geworden, dat hij vrij spoedig indommelde. Het was
echter geen verkwikkende slaap, dien hij mocht ge
nieten. Allerlei visioenen en droomen kwelden den
beklagenswaardigen jongeling. Vóór nog een straal
van ’t zonnelicht van buiten in het vertrek doordrong
was hij reeds wakker, ernstig beschuldigd door zijn
geweten, dat hem ’t schreiende beeld zijner goede
HOOFDSTUK I.
3). Vervolg,
Weer was honderd gulden ingezet en weer won hij.
De speelduivel kreeg de ongelukkige meer en meer in
zijn macht. Alle goede voornemens hadden voor de
zooveelste maal schipbreuk geleden en de heilige be
loften, aan de moeder gedaan, waren thans geheel ver
geten. Ongelukkige jongeling 1 waar zal dit alles op
uitloopen De flesch was geledigd.
«Nog een flesch wijn*, riep Frits, in de hoogste
opwinding; «ik wil een dronk wijden aan de goede
Fortuna en haar trachten tot vriend te houden*.
«Gij hebt gelijk; ze heeft jou thans tot haar gunste
ling gemaakt*, aldus moedigde Rudolf den verdwaas
den jongeling aan, wel overtuigd, dat eer men «De
Leeuw* verlaten zou, hij wel alleen als winnaar zou
vertrekken.
«Maar waarom langer om zulk een bagatel gespeeld F*
voegde hij Frits toe; «laten wij om vijf papiertjes van
honderd spelen*.
«Top*, was ’t overmoedig antwoord.
De uitslag van deze overdreven inzet was alweer
gunstig voor Frits.
>Fortuna verlaat je nu stellig niet meer; om duizend
derwijs, men meer dan vroeger de oogen heeft
gericht op de belangen der misdeelde jeugd.
Zoo is nu zonder eenig verband met de rede
van den heer Boorsma eene Vereeniging ge-
sticht tot het verzorgen, opvoeden en onder
wijzen van zwakzinnige kinderen.
Uitgenoodigd om deze Vereeniging in onze
Gemeente eenigszins bekend te maken, kan
ik uit de mij toegezonden circulaire het vol
gende mededeelen
Enkele inrichtingen zijn voor die misdeelden
reeds tot stand gekomen, waardoor nu reeds
hun jeugd wcrdt verhelderd en voor hunne
toekomst blijde verwachtingen worden gewekt.
Ook in sommige groote steden van ons land
wordt voor die ongelukkige kinderen zorg ge
dragen, hoewel slechts ten deele, daar zij toch
alleen een voor hen geschikte dagschool kun
nen bezoeken. Voor het groot aantal zwak
zinnige kinderen in de kleine gemeenten, voor
die achterlijke kinderen vooral, wier ouders
niet in staat zijn het hooge verpleeggeld in
enkele bestaande inrichtingen te betalen, wordt
echter tot heden van Overheidswege niets en
door particulieren zeer weinig gedaan. Wel
heeft de Regeering zich bereid verklaard tot
het subsidiëeren van dergelijke inrichtingen,
doch de Rijksbijdrage is bij lange na niet vol
doende.
Het waren deze overwegingen, die den heer
Van Renesse, Districts-Schoolopziener te Arn
hem er toe leidden een poging te doen, om
in dezen nood te voorzien. Hij heeft gemeend
den naam en de nagedachtenis van den Kin
dervriend en Kinderdichter, dr. J. P. Heije, ge
boren 1 Maart 1809, aan zoodanige stichting te
moeten verbinden, en daarom in ’t vorige jaar
op 1 Maart eene inzameling doen houden op
Lagere scholen, Normaal- en Kweekscholen.
Vele onderwijzers konden zich daarmede uit
principe niet vereenigen, toch is de opbrengst
geweest ruim f4200.
Een aantal belangstellenden hebben zich daar
na vereenigd tot een Comité, teneinde te onder
zoeken, wat tot stand gebracht zou kunnen
worden. Na eene langdurige voorbereiding,
een gevolg van het streven om zooveel mo
gelijk alle richtingen te bevredigen, is op 6
Februari 1908 de Vereeniging opgericht en
reeds in zooverre georganiseerd, dat een Hoofd
bestuur is gekozen en Statuten en Reglemen
ten zijn vastgesteld.
Het doel der Vereeniging is zwakzinnige
kinderen zoodanig voor te bereiden en zoo-
gulden*, stelde Rudolf voor.
«Al wil je om twee*, riep Frits beneveld door het
behaalde voordeel, doch meer nog door den gebruik
ten wijn*.
«Neen, neen, zoo hoog nietom duizend gulden, hoo-
ger gaan wij niet*.
«Goed dan, om duizend pop
Een korte poos volgde en het spel was beslist, doch
nu scheen Frits wel degelijk door de fortuin te zijn
verlaten. Rudolf had gewonnen.
«Weer om duizend pop*, stelde deze voor.
«Ik heb zooveel geld niet meer te verliezen*, zei
Frits haperend.
«Maar je zult niet andermaal verliezen; ’t is zooeven
maar een gril van ’t lot geweest. Vooruit maar, die
juweelen van je mama zijn er goed voor. Kom, wees
niet flauw en laat bij den eersten tegenspoed den moed
niet zakken*.
De aansporing van den valschen vriend pakte en
andermaal werd om duizend gulden gedobbeld.
De kans keerde voor Frits niet meer en aanhoudend
verloor hij.
Toen de bediende van «De Leeuw* de beeren aan-
kondigde, dat het tijd was om te sluiten, was de jon
geling ruim tweeduizend gulden schuldig aan den ver
leider.
In de nachtlucht begon Frits iets te kalmeeren en
’t besef van zijnen toestand ontnuchterde hem langza
merhand. «Nu ben ik een verloren man*, voegde hij
Rudolf met bijna toonlooze stem toe.
«Och, kom, zoo erg is ’t niet; slaap eerst maar eens
kalmpjes uit en dan kunt gij de mooie steentjes weg
nemen. Voor de beleening zal ik wel zorgen en doe
dit voor alle zekerheid maar even in ’t buitenland*.
»M.aar ik durf zoo niet naar huis te gaan. Er ge-
Enkele weken geleden werd op eene verga
dering van het Departement Sneek der Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen, waarop als
genoodigden tegenwoordig waren de onder
wijzers en onderwijzeressen uit Sneek, bijzon
dere zoowel als openbare, eene belangwekken
de voordracht gehouden door den heer A.
Boorsma, hoofd eener school voor zwakzin
nige kinderen te Amsterdam, over het onder
wijs aan zulke leerlingen.
Spreker schetste in eene uitvoerige rede,
wie als achterlijk moesten worden beschouwd
en hoeveel geduld en moeite er noodig zijn,
om van zulke kinderen nog wat te maken, te
vens welke goede vruchten het onderwijs, spe
ciaal voor hen ingericht, nog kan af werpen.
Zeker op de gewone lagere school be-
hooren zij niet. Onder de 40 A 50 leerlingen
der klasse gaan zij als afzonderlijke personen
verloren, want met den besten wil is het voor
de onderwijzeres in de talrijk bezette aanvangs-
klassen niet mogelijk zich telkens weer met
zulke kinderen te bemoeien. Zij blijven in een
of ander vak, of ook wel in meerdere, achter
en kunnen met de andere kinderen niet wor
den verhoogd, waarvan de juffrouw nog ’t
meeste verdriet heeft. Of de goedertieren
heid wint het op de noodzakelijkheid en het
kind komt in eene hoogere klasse, om dan 2-,
3-malen wederom te blijven zitten.
Worden zulke kinderen in kleine klassen
vereenigd, zoodat men zich meer hoofdelijk
met hen kan bezighouden en ’t leeren meer
malen wcrdt vervangen door 't doenkarton
en vlechtwerk, knippen, plakken, kleuren en
dergelijke werkzaamheden, dan wordt soms
de weg gevonden, die moet worden ingesla
gen, om toch tot eenige ontwikkeling te ge
raken, en de richting, die men moet volgen
voor het vinden van een toekomstig bestaan.
Met groote toewijding en onverstoorbaar
geduld, niet rustend voor zij zoo mogelijk den
weg naar het hart der kinderen hebben ge
vonden, gaan de onderwijzers der achterlijke
kinderen te werk en slagen. Het werk, ons
getoond op bedoelde vergadering, was soms
niet minder dan dat van de normale kinde
ren, vooral in schrijven en teekenen muntte
het uit.
Niet te verwonderen, dat in onzen tijd meer
aandacht wordt geschonken aan bedoeld on-
weggezonden.
Zoo gaat het met dezulken.
Het is het ongeluk van deze kinderen, dat
ze zoo weinig bruikbaar zijn. Kwamen ze
onder goed toezicht, onder hoede, het zou waar
schijnlijk terecht komen. Maar een parti
culier kan hier zoo weinig; in vereeniging en
met bescherming zou men veel kunnen.
Ik vertrouw, dat de lezers dit met mij eens
zullen wezen, en ais er nu onder hen zijn, die
voor het aangegeven doel sympathie gevoe
len, dan zal de kennisgeving daarvan mij zeer
aangenaam zijn.
Sneek, 29 April 1908.
J. BERGMANS.
Kussen per postwissel. De jonge postambtenaar van
een dorp was druk bezig in zijn kantoor, toen daar
een blozend, zestienjarig meisje kwam om een post
wissel te innen. Zij gaf den wissel met een verlegen
lachje over, teekende en ontving het geld uitbetaald.
Terwijl zij bezig was het op te steken, vroeg de amb
tenaar haar, of zij gelezen had wat er op den rand van
den postwissel stond.
«Neen*, antwoordde zij. «Ik kon er niet uit wjjs wor
den. Zou u het me willen voorlezen
«0 ja. Er staat«Ik zend je met dit geld een do
zijn kussen*. Ik heb u het geld uitbetaald*, vervolgde
de ambtenaar, «en nu wilt ge zeker de kussen hebben
»Ja«, antwoordde zij, «als hij mjj kussen zendt, dan
moet ik die ook hebben*.
De postambtenaar betaalde ook het tweede bedrag
uit, en toen het meisje thuis kwam, zei ze verrukt tot
hare moeder
«Ach, moeder, wat gaat de post toch vooruit en wat
zijn zij er royaal 1 Jimmy zond mij met den postwissel
twaalf kussen en de postambtenaar heeft er mjj 20
gegeven
«Heb ik de eer perfester Dinges te
«Ja, zeker, wat was er van uw
«Ja, ziet u, bent u alleen
«Ja, wat wilt u
«Mag ik de deur sluiten?*
En hij deed dat zonder toestemming af te wacht en.
Toen keek hij nog eens rond of ze wel werkelijk al
leen waren en plaatste triomfantelijk ’n bundeltje in
een rooien zakdoek midden op tafel. Daarop stak
hij zijn hand in het pakje en toonde den professor wat
hij er uithaalde.
«Daar, kijk ’es, m’nheer?*
«Nou,* zei de professor, «ik zie ’t.»
«En hoe noemt u dat nu, perfester?*
«Dat zijn ijzerpyrieten.*
«Wat schreeuwde de man, «is dat geen goud?«
«Wel nee, waarachtig niet, ’t is totaal waardeloos,
nergens goed voor,* zei de hooggeleerde, en hij nam
een kolenschop vol van ’t goed en hield dit boven het
haardvuur. Het verdween spoedig in rook in den
sc boorsteen.
«Daar nou,« zuchtte de man, «daar kom ik nou hee-
lemaal voor uit den Achterhoek naar Delft, en daar
heb ik me nou een weduwvrouw mét zeven kinderen,
die dit in haar tuintje gevonden had, voor getrouwd!*
moeder voor de oogen tooverde.
Tegelijk met een verterend berouw overdacht hij de
nieuwe moeilijkheid, waarin hij gebracht was door de
groote eereschuld. Om die te kunnen delgen zou hij
zich moeten verlagen om een gemeene dief te worden;
want nimmer meer zou hij zjjn moeder om geld dur
ven vragen ter betaling van speelschulden.
HOOFDSTUK II.
Een misdryf.
De klok had juist zes geslagen, toen Rudolf zich
oprichtte en zich tot zijn gast wende met de vraag
«Heb je goed geslapen
«Ellendig genoeg*, antwoordde Frits gemelijk.
«Toch niet getobd over die eereschuld
«Zeker heb ik daarover getobd en nog weet ik geen
uitweg*.
«Courage vrindje, courage’t Is de eenvoudigste
zaak van de wereld, ’t Komt in den stand waarin
gij leeft zoo dikwijls voor, dat jongelui een beetje court
d’ argent zijn of op z’n goed Hollandsch gezegd, «wat
krap in de dubbeltjes zitten*, en dan de toevlucht
nemen tot de sieraden van familieleden, ’t Is derhalve
de moeite niet waard om je over zoo’n bagatel be
zwaard te gevoelen*.
«Jij spreekt er doodgemakkelijk over.
Wat jij gelieft een bagatel te noemen is volgens
mijn principes een schurkenstreek. Misschien ware
het verstandiger als ik mij een kogel door ’t hoofd joeg*.
«Probeer dit nooit; want dit is een gymnastische toer,
die even gevaarlijk is als ongezond. Van de honderd,
die aan zooietsden kop wagen, vertellen negen-en-negen-
tig ’t nooit na. Wat overigens je principes betreft vind
ik deze weinig gemoderniseerd, achterlijk zelfs, ja,
bjjna voorwereldlijk*. (Wordt vervolgd.)
D00B
W. METS T z.
OURANT.