VOOR 8SM ES 01STREKE8.
L
i
a
’T OUDE LIED.
WWS- EJ AWER1WIE8LAD
63e Jaargang.
Woensdag 6 Mei 1608.
Van den Hak op den Tak.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
EllTo. 37.
i
1
3
J
i
4
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
1
1
5
q
d
o
r
8
HOOFDSTUK II.
4). Vervolg.
«Ik zou willen, dat ik op een andere wijze mijn eere-
schuld aan jou kon afdoen, zonder de vingers te moe
ten uitsteken naar de sieraden van mijne brave moe
der*.
»Je stelt je die zaak werkelijk veel te overdreven
voor. Bedenk toch, dat alle overdrijving schaadt*.
»’t Is hier geen overdrijving Een misdrijf blijft een
misdrijf en wat slecht is kan nooit goed gepraat wor
den; daar gaat niets van af*.
«Maar weet je dan niet, dat er voor de rechtbank
nooit zulk een gruwelijke daad wordt behandeld of er
zijn bij de rechtsgeleerden nog altoos verzachtende om
standigheden aan te voeren*.
»Die doorgaans niet veel meer zijn dan drogredenen
en scheeve voorstellingen*.
»Je bekijkt de dingen door een al te donkere bril.
Je bent zwartgallig, amice, veel te pessimistisch voor
iemand van onzen leeftijd.
In dat opzicht huldig je weer wat al te sterk den
geest des tijds, hoe achterlijk je ook in je beschouwin
gen van goed en kwaad moogt zijn*.
»Toch wenscbte ik om alles wat ik bezit, dat ik die
achterlijke beschouwingen wat consequenter in toepas
dan vogel te zijn en te mogen zingen, den geheelen
dag door.
Frits benijdde de kleine lieve diertjes en gevoelde
zich zeer benepen en tot groote droefgeestigheid ge
stemd. ’t Opwekkend geschater drukte hem als het
ware nog meer ter neer en de beklagenswaardige
voelde zich zoo diep ongelukkig, dat hij wel had kun
nen schreien. Als een slachtdier schreed hij sprakeloos
voort naast zijn geleider.
Na een half uurtje te hebben rondgewandeld, waar
bij Rudolf het misdrijf steeds als de meest gewone
zaak voorstelde en alle bezwaren van Frits poogde weg
te redeneeren, waartoe hij allerlei drogredenen aan
voerde, bereikten zij «De Leeuw*.
Rudolf bestelde een ontbijt, dat weldra werd gereed
gezet op het tafeltje waaraan zij gewoon waren te
spelen.
Frits zag er lijkbleek uit en zuchtte bij herhaling
zeer diep.
Met eenige bezorgdheid staarde Rudolf hem aan, niet
omdat hij medelijden had met zijn slachtoffer, maar
omdat hij duchtte dat de verliezer er moeilijk toe zou
zijn te bewegen, om dat te doen wat hij van hem ver
langde.
Met groote moeite werkte Frits een half broodje
naar binnen. De eetlust van den valschen vriend scheen
des te grooter.
«Weet je wat wij gaan doen*, zei Rudolf eensklaps;
we moesten de thee laten wegnemen; ’t is wel wat
warm reeds om met heete thee te ontbijten en melk
is ook zoo ordinair; we zullen ’t vandaag eens heel
royaal doen en ons de weelde permitteeren om van
den gewonen regel af te wijken. Waarom zouden wij
ook niet eens een enkele maal kunnen ontbijten met
champagne. Bij ’t souper genoten wij meermalen dien
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters na«r
plaatsruimte.
«Och, dat weet je zoo precies niet; je zingt goed.
Misschien
»Zou ik straatzanger kunnen worden, wil je zeggen.
Een machtig mooi vooruitzicht om van de eene kermis
naar de andere te reizen en dan voor enkele centen
langs de straat allerlei deunen te moeten uitgalmen van
vroeg tot laat.*
«Maar zoo bedoel ik ’t niet; je zoudt bijvoorbeeld
lid kunnen worden van een gezelschap reizende con-
certzangers, een specialiteiten-vereeniging of iets van
dien aard*.
«Ik dank je verschrikkelijk voor die aanbieding, doch
hoop er geen gebruik van te maken.*
«Dat is geheel jou zaak. Ik noemde maar wat op,
doch je schrijft een goede hand en zoudt misschien ge
makkelijk op een kantoor geplaatst kunnen worden*.
«En daar zooveel verdienen, dat ik in tien jaren nog
de som niet bijeen kon sparen om terug te bekomen
wat door jou beleend werd*.
«Ik laat dit gaarne aan je eigen inzicht over. Voor
alles dien je je nu te schikken in ’t onvermijdelijke, als
ik vanmorgen om een uur of tien ontvang wat je eerlijk
aan mij hebt verloren met ’t spel, is alles in orde*.
«Wat jou betreft, bedoel je, maar ik zal er leelijker
inzitten dan nog ooit te voren het geval is geweest*.
«Weet je wat we moesten doen*, stelde Rudolf voor,
«we moesten maar eens een wandeling door de boschjes
maken, daar kunnen wij kalm eens verder praten en
gaan dan naar «De Leeuw* om te ontbijten. Na ’t ont
bijt kunt gij even de zaak in orde brengen en blijf ik
je terugkomst afwachten in «De Leeuw*. Frits volgde
zonder iets te zeggen en weldra wandelden de beide
jonge spelers in de mooie boschjes.
Daar kwinkeleerden en jubelden de kleine zangers
zoo lustig alsof er geen grooter genot denkbaar scheen
sing had gebracht*.
«Om al wat je bezitNu, daar zou de lombard je
ook al weinig crediet op verleenen. Je heele bezitting
toch bestaat, voor zoover mij bekend is, in een eere-
schuld van twee-en-twintig honderd pop, bij gebreke
van echte bankjes of goed zuiver Nederlandsch goud
geld af te doen met de diamanten van je mama*.
«Herinner me daar toch niet op zulk een luchthar
tige wijze aan*.
«Maar voor ’t geval jij ’t eens mocht willen verge
ten, is Jt toch geen misdaad als ik even je geheugen
wat opfrisch*.
«Gij hebt u over mij nooit te beklagen gehad. Altijd
heb ik mij gehaast om mijn eereschulden bij je af te
doen binnen den gestelden termijn*.
«Dat erken ik zonder tegenspraak en ik twijfel ook
nu niet aan je eerlijke bedoelingen, alhoewel de schuld
nooit van zulk een beteekenis is geweest als thans.*
Frits beefde zichtbaar, een huivering voer hem door
de leden als hij er aan dacht, dat hem geen andere
uitweg openstond dan de kostbaarheden zijner lieve
moeder weg te nemen. Hij zuchtte diep.
Rudolf begreep zeer goed wat er in zijn gemoed om
ging en wendde zich tot den ongelukkige met de
woorden «weet je wat ’t voordeel is bij ’t verpanden
der diamanten?*
Frits zag nem vragend aan, doch zweeg, waarop de
andere vervolgde, «als zulke dingen beleend zijn, dan
beeft men weer de kans om ze te kunnen inlossen*.
«Waarom vroeg de verliezer bitter.
«Wel, dat is moeilijk vooruit te bepalen. Stel, dat
je op de eene of andere manier geld verkreegt, hetzij
door erfenis of door er voor te werken of zoo iets*.
«Ik er voor werken? Wat heb ik eigenlijk geleerd;
wat zou ik moeten aanpakken
Dezen keer vul ik mijn «Hakje* met werkwaardige
mededeelingen. ’t Lijkt waarlijk of we al in den kom
kommertijd zijn. Eerst lazen we het bericht der mil-
lioenen-orfenis, waarmee o. a. een sergeant in den
Bosch zich verblijd had: de heele historie heet nu
een Aprilgrap. En verder lezen we van allerlei na
tuurwonderen. Bij den heer L. Snijder te Egmonder-
meer is een wonderkalf geboren, gelijkende op «een
kameel met twee bulten*. Te Horn in Limburg is een
haasje gevonden met zeven pootjes. In ’t midden
splitste zich zijn lichaam in twee deelen; aan elk dier
deelen zat een flink staartje. Kop en borststuk waren
normaal. En dan is de zeeslang er ook weer. Ka
pitein Mader, gezagvoerder van een Duitsch koopvaar
dijschip, heeft het monster gezien. Het zwom naast
het schip, tot in de nabijheid van Kaap Hatteras, ’t
Was ongeveer 150 voet lang en 20 dik! Het had een
platten, spitstoeloopenden kop, waarop twee horens van
5 voet lengte. De huid was lichtblauw en zonder
schubben. Het monster bewoog zich met een verba
zende snelheid door het water en zwom eenige malen
om het schip heen. «Wat ik met mijn eigen oogen
heb gezien, bestaat*, zei kapitein Mader tot een onge-
loovigen reporter, «onverschillig of u het monster zee
slang of wat anders noemt, en daarmee basta
ter gelijk had, toen hij in z'n tafelrede tot de
Koningin opmerkte, dat er, bij verleden jaar
vergeleken, eenige verbetering in den toestand
viel te bespeuren. Het is te hopen, want ’t is
een paar jaren zeer slecht geweest. Moge mr.
Van Leeuwen, als hij een volgend jaar opnieuw
het Vorstelijk Paar in de hoofdstad begroet,
met nog meer recht dan nu beweren, consta-
teeren, dat er vooruitgang valt te bespeuren.
De Koninginnen of de Prins konden ’t aan
de ontvangst in onze goede hoofdstad echter
niet bemerken, dat de tijden slecht zijn. Ge
heb ’t gelezen in de couranten, hoe er niet
minder geestdrift voor ’t Oranjehuis heerschte
dan vorige jaren. We vinden die Oranje-
week vooral zoo mooi, omdat de Koningin
zoowat alle deelen der stad bezoekt, zoodat
ieder, zonder veel moeite, in de gelegenheid
is. Haar en den Prins meermalen te zien. Het
opmerkelijkst blijft echter steeds de eerste
ontvangst en de Zondag. Op Zondag gaat ’t
Vorstelijk Paar naar de kerk en daarna naar
Artis.
Bij den tocht naar en van onzen beroemden
dierentuin is ook ditmaal een reusachtigen om
weg gemaakt en toch, overal stond ’t vol
menschen. Op Zondag heeft ieder’t beter aan
tijd en men maakt daarvan gebruik om toch
vooral Hare Majesteit goed te zien.
Wanneer men ’t aanzicht van straten en
huizen, zooals die er tegenwoordig uitzien,
vergelijkt bij de vroegere, dan mag men er
over klagen, dat veel van ’t mooie oude ver
dwenen is, dat al ’t nieuwe zonder stijl, zon
der idee is; toch valt er op ’t oude ook wel
iets af te dingen, heeft ’t nieuwe wel iets prij-
zenswaardigs. Laten vele huizen thans sma-
keloozer zijn dan de vroegere, dat is te zeg
gen, dan de huizen van voor een paar eeuwen
(want voor een halve eeuw had men in ons
land heelemaal geen smaak, werd er gebouwd
in een stijl, die men gerust stijlloos kan noemen),
thans zorgt men voor meer lucht en licht, voor
ruimte, voor gezondheid. Ik vind die antieke
huizen met die kleine ruitjes, die aardige bo
ven- en onderdeurtjes, die leuke keldertjes, die
typische trapgeveltjes heel mooi; ze zijn ook
best te bewonen, als men er ten minste alle
moderne gemakken bij aanbrengt, maar
anders, ik geloof, dat velen zouden zeggen
Wat is ’t hier benauwd en zonder voldoende
licht en lucht.
Wat de straten thans zoo aantrekkelijk
maakt, dat is juist de overvloed van licht en
ruimte. De winkels hebben thans liefst zoo
veel mogelijk glas en ’s avonds zooveel mo
gelijk licht. De etalages worden steeds keu
riger en bewijzen, dat de etaleurs smaak en
verstand van kleur- en lijnschakeeringen heb
ben. De koffiehuizen gelijken haast paleizen.
En dan. men heeft, zeker door ’t soms over
dreven dwepen met ’t oude, dat alleen goed
was in sommiger oogen, men heeft in vele
nieuwe woningen veel van ’t typische oude
aangebracht, maar daarbij alleen ’t waarlijk
mooie uitgezocht en er ’t gemakkelijke moder
ne bijgebracht.
Doch de groote zaak, die de ouden misten,
dat was ’t licht, waarvan we nu liefst meer
dan voldoende gebruiken.
Neen, ik dweep met ’t oude, maar ik ga niet
mee met hen, die dat alleen mooi en al ’t
nieuwe leelijk vinden. Ge hebt misschien ook
op de groote tentoonstellingen oud-Amsterdam
en oud-Antwerpen en oud-Brussel gezien en
dat alleraardigst gevonden, maar als nu alles
eens zoo gebouwd was, als een heele stad met
meer dan een half millioen menschen eens zoo
er uit zag, zoudt gij ze dan wel altijd zoo mooi
vinden. En dan, in de oude tijden was lang
W. METS T z.
de mooie galanteriewinkel van Fortman be
wonderen. Doch sedert eenigen tijd is deze
firma er niet meer in en thans trekt in ’t zelf
de pand iets anders de aandacht. Ge leest er
nu: Liberty Agency en als ge getrouwd
zijt en een vrouwtje hebt, dat liefst naar de
laatste mode gekleed is en gaarne 't mooie,
dat ze ziet, koopt, al zou ook uw beurs ’t
minder gepast vinden, ik zou u aanraden, loop
er niet langs. Want dat is nu weer eens
een winkel die u ’t geld uit den zak kan klop
pen. In de Kalverstraat, in de Leidsche straat
en op den Nieuwendijk vindt ge prachtig mooie
winkels voor dames-confectie. Wij, mannen,
hebben daar zoo geen verstand van, maar we
kunnen ons best voorstellen, dat dames lang
voor zoo’n uitstalling van Gerzon, of ’t Duifje
of Bonnetterie of hoe ze ook mogen heeten,
stilstaan en later bij hare respectievelijke eega’s
de overtuiging trachten te vestigen, dat ze die
mantel of dat costuum of die hoed of dat pels
werk onmogelijk kunnen missen. Het kost
geld, maar ’t is te betalen. Doch in Liberty
Agehcy kost ’t driemaal zoo duur.
Ge vindt daar uitgestald allerlei damesarti-
kelen, en ook nieuwmodische artikelen van
aardewerk, enz. om uw kamer op te sieren.
De winkel ziet er uit alsof hij maar half ge
vuld is.
Meermalen ziet ge er dames voor stilstaan,
die blijkbaar in groote confectiezaken thuis
en werkzaam zijn. En dan kunt ge hooren:
Kijk die japon eens; 70 gulden; bij ons kost
ze geen vijf en dertig. Kijk dat hoedje, ’t is
driemaal te duur. Die blouse daar is bepaald
tien gulden te duur. En toch! de dames koo-
pen er en betalen de exorbitante prijzen. Als
men de dames hoort, die er verstand van heb
ben, dan is vooreerst 't dessin der stoffen iets
bijzonders en dan ook, ge kunt ’t zien, of een
dame een japon of blouse of hoed van Li
berty heeft of niet. Er is iets bijzonders in
den snit, in de taille of waar dan ook in, dat
de anderen er niet in of aan kunnen brengen.
Men kan ’t zoo in de groote winkelstraten
en inde koffiehuizen niet bemerken, dat er een
tijd van malaise heerscht en toch, als ge de
timmerlieden en andere vaklieden vraagt, dan
valt ’t op, hoeveel minder gewoon burgerwerk
er voor hen is. Velen wachten zoo lang mo
gelijk, voor ze den timmerman of den schilder
laten komen. Het is te hopen dat de ergste
malaise weer geleden is en dat de burgemees-
niet alles zoo typisch gebouwd; er was veel
leelijks tusschen t mooie stijlvolle.
Doch laten we niet al te diepzinnig redenee
ren. Ik vind ’t mooie, dat er in ’t oude was,
ook zeer mooi, maar ’t moderne werp ik niet
weg. Ik mag heel gaarne de mooie oude
grachten zien, maar ’t gaat me toch net als al
degenen, die deze grachten ook zoo mooi
vinden, ik loop er dwars door en zoek ’t eerst
de winkelstraten en de plantsoenen op en kijk
’t liefst naar druk modern gedoe. Een park,
boschrijke streken zijn ’t heerlijkst, als ge er
alleen zijt, alleen in de echte natuur; ik zit ’t
liefst in ons Vondelpark, als er nog haast nie
mand in is, als ik me kan verbeelden, werke
lijk buiten te zijn; maar als de voetgangers
en fietsers er bij honderdtallen je voorbijloo-
pen of jagen en deze telkens moeten uitwijken
voor wagens en auto’s, dan is 't mooie van zoo’n
park gedeeltelijk weg, ook al rekent ge ’t
vele stof niet mee, dat dan de lucht vult en
dik maakt. Maar op den Dam of in de Kal
verstraat, op Rembrandt- of Leidsche plein ben
ik liefst, als ’t er zeer druk is; ik zie liefst
veel electrische trams tegelijk en druk men-
schenbeweeg; als ik in de Kalverstraat loop,
of er in een café zit, moet er beweging zijn,
moet ik bemerken dat ik in de drukke moderne
samenleving ben. Eilieve, loop eens in den
zomer heel vroeg, bijv, ’s morgens om een
uur of vijf van’t station over Damrak en Dam
en Kalverstraat en Rembrandtplein, ik wed,
dat ge er weinig aan vindt.
Heel gaarne mag ik eens goed de etalages
opnemen, omdat, zooals ik reeds zei, er smaak
in zit en ook, omdat er de nieuwste nouveau-
té’s te vinden zijn. En zelfs de fruitwinkels
weten thans smaak te brengen in hunne uit
stallingen van vruchten en groenten, die zoo zeer
den smaak streelen.
Als ge zoo geregeld de drukke straten door
wandelt, kent ge de winkels en andere zaken
zoowat op uw duimpje. Oppervlakkig geoor
deeld, zoudt ge meenen, dat ’t steeds dezelfde
zaken zijn en toch, steeds is er verandering’. Ook
in de groote winkel- en koffiehuisstraten is
mutatie. Zaken verdwijnen en zaken komen.
Een der bekendste gebouwen in onze stad is
zeker wel ’t gebouw New-York in de Leidsche
straat, hoek Keizersgracht; van verre trekt het
reeds de aandacht door z’n torenuitbouw en z’n
royalen bouw. Jaren lang kon men in de bene
denverdieping, (boven zijn ’t allemaal kantoren,)
XX X> X XXXA X^^^
OURAN
j
s
i
B
B
3
3
B
3
■4
i>
1
rh
T
Ij
DOOB