JIEIJWS- ES 1PÏERTEJTIERLJI)
PLEÏZIEREEIZEN,
’T OUDE LIED.
IIIÜR SfflEI 1.1 MSTREkEI
63e Jaargang.
Zaterdag 9 Mei 1903.
i
ITo. 38.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
I
Feuilleton.
(Wordt vervolgd).
I
I
I
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
I
i
1
i
1
I
HOOFDSTUK II.
5). Vervolg.
Hoeveel moeite Frits ook had gehad om een bete
broods naar binnen te krijgen, des te gemakkelijker
viel ’t hem op dit vroege uur champagne te drinken,
’t Eene glas volgde het andere en Rudolf bestelde een
tweede flesch.
Frits geraakte in een soort van opwinding en scheen
zijn zwartgalligheid te hebben overwonnen. Rudolf
die zelf maar matig dronk, spoorde zijn gast nog maar
steeds aan, onder allerlei drogredenen. Hij bespiedde
zijn slachtoffer voortdurend als een kat, die onder het
struikgewas heimelijk rondsluipt doch een argeloos
vogeltje beloert, om het aanstonds met een welbere-
kenden sprong in zijn macht te krijgen. De hoogroode
kleur van de jongste der beide spelers, bewees duide
lijk genoeg in welken toestand hij verkeerde.
’t Was even over negenen, toen Rudolf hem glimla
chend toevoegde»zoudt gij nu maar niet eens de
zaak gaan uitvoeren »Frisch gewaagd is half gewon
nen*.
Te voren reeds had Frits hem aangeduid hoe de
situatie van hun huis en tuin was en waar zijn moe
der gewoon was de diamanten weg te sluiten. Ook
had hjj meegedeeld, dat bij mooi weer zijn moeder ge-
o
zijn overspannen gejaagdheid dat ’t een luid geweld
veroorzaakte. Snel greep hij de cassette, stak er een
kleiner sleuteltje in en ’t deksel wipte omhoog. Een
zee van licht en stralenglans blonk hem tegen. Haas
tig stak hij de handen uit en borg gejaagd alles in den
zak, wat hem daar tegenblonk diep in zijn gemoed
bruiste en kookte 't, en een klagelijke stem scheen
hem in ’t oor te roepen »dief, dief, gij zijt een laag
hartige dief Doch de eereschuld moest worden afge
daan en voort ijlde de misdadiger, zonder de cassette
of het bureau te sluiten. Zelfs de deur van 't portaal
tje liet hij open. In weinige schreden bereikte hij het
raam, wipte naar buiten en was met ’t geroofde in vei
ligheid. Gelukkig had niemand hem betrapt en ook
was hij door niemand gezien. Zoo waande hij althans,
doch de reeds bejaarde Bram, de oude trouwe dienaar
des huizes, had hem vluchtig zien heensnellen uit het
raam.
Hoofdschuddend zag de trouwe ziel hem na, doch
vermoedde geenszins, dat het vluchtige bezoek met
zulke booze oogmerken had plaats gehad.
»De Hemel geve«, mompelde Bram, »dat de jongen
spoedig tot inkeer mag komen. Hij is goedhartig ge
noeg, maar zwak, al te zwak van karakter. Zoo hij zijn
speelwoede niet leert beteugelen, zal hij een nagel
worden aan de doodkist zijner edele moeder. Hoe jam
mer, dat zij zooveel verdriet moet ondervinden, zulk
een brave vrouw
In »De Leeuw* verbeidde Rudolf eenigszins onge
duldig de terugkomst van Frits.
ven houden, moeten ’t met flinke zeiljachten
doen, die toch zoo groot zijn, dat ze een geheele
familie kunnen herbergen. En weer anderen
zijn tevreden met nog kleinere pleiziervaar-
tuigen, die alleen voor ’t zeilen, niet voor wo
ning kunnen dienen en dus meer voor dag-
reisjes bestemd zijn.
Maar het vervoermiddel der rijken is de
automobiel, het weelderig speeltuig, dat hoe
langer hoe meer de eigen paarden en rijtuigen
verdringt. Hier in Friesland ziet men ze zeer
weinig, omdat we hier niet de oorden hebben,
waar de rijken zich vestigen om op hun ge
mak van hun geld te leven. Doch kom in
Holland, in ’t Gooiland, in de buurt van Drie
bergen, bij Arnhem en Nijmegen, bij Breda.
Daar snorren ze u in soms dolle vaart voor
bij en ge verwondert u misschien, dat ’t bij
die enkele kippen en soms een hond blijft,
die er ’t schuldeloos slachtoffer van worden.
In die streken houden moeders vaak hun hart
vast in angst als ze denken aan hun kroost
en vele kinderen hebben ’t consigne, steeds
den kant der weg te houden. Alleen is 't zoo
lastig, dat er geen kant overblijft, want daar
moeten de fietsen rijden.
Het is gemakkelijk met zoo’n auto, die u
brengt, waar ge wezen wilt, even snel als de
sneltrein en ge hoeft niet te wachten.
Maar het reizen gebeurt toch nog steeds ’t
meest met wat wij, gewone menschen, ’t mo
derne vervoermiddel noemen, met de stoom
boot een beetje, met den spoorwagen ’t meest.
In een auto Ja, de Amsterdammer of Rot
terdammer mag voor z'n zes centen met de
gemeentelijke autobus een deel der groote stad
doorkruisen, juist ’t pad, dat de officiëele rege
ling voorschrijft, maar dat is toch niet ’t echte
autoleven. Het vervoermiddel, dat is de spoor
trein.
Doch we zouden over pleizierreizen spreken.
Laten we dan dadelijk opmerken, dat er
nog steeds zeer velen vergeten, dat ’t reizen
voor pleizier, voor afwisseling en verstrooiing
is: dat ze moeten dienen om den overspan
nen geest, ’t moegewerkte lichaam ééns aan
de dagelijksche beslommeringen te onttrek
ken; dat de reis een uitspanning en een ont
spanning, maar geen inspanning moet zijn.
Jammer, dat dit voor velen haast niet moge
lijk is. Ge kunt ze steeds aantreffen, die huis
moeders met kinderen en pakjes, die opper
vlakkig geoordeeld, ’t op zoo’n pleizierreis nog
drukker hebben dan anders. Het heeft veel
woon was ’s morgens na negen uur tot bij elven in het
prieel door te brengen met een courant of een boek.
Rudolf had daarna gezegd hoe de jongeling ’t moest
aanleggen om tamelijk zeker het misdrijf te kunnen
volvoeren, zonder terstond ontdekt of overvallen te
worden. Neg eens legde hij Frits dat plan langzaam
en duidelijk bloot.
Daarna vertrok het slachtoffer van dobbelzucht om
een misdrijf te volvoeien, dat hem wellicht voor altoos
zou verwijderen van ’t ouderhuis.
Nadenken deed de jonge man op dat oogenblik niet
meer; daarvoor was hij trouwens ook thans niet helder
genoeg. Slechts weinige schreden had hij te doen om
de ouderlijke woning te bereiken. Beide ramen aan
de straat stonden wijd geopend, om de heerlijke lente
lucht vrije toegang te verleenen.
Frits, die reeds de hand aan de deurknop had, scheen
zich te bedenken, keerde een paar schreden terug en
wipte toen door een der ramen naar binnen. Hij was
niet zoodanig door den genoten wijn bevangen, om niet
te weten dat hij op ’t punt stond een zeer laaghartige
en schandelijke daad te plegen. Nog kon hij terug.
Een oogenblik dacht hij er over na, ofschoon ’t hem
moeite kostte om geregeld te kunnen denken. Zijn
hart bonsde hoorbaar in zijne borst. Zou hij tot den
verleider terugkeeren en hem, met ’t schaamrood op
de kaken toeroepen f »Eisch alles van mij, maar dat
eene niet; laat mij niet vervallen tot zulk een misdrijf*.
Doch het zonderling wanbegrip der menschen dat zijn
speelschuld een eereschuld was, liet hem geen andere
keuze over, zonder zich voor altoos te blameeren in
het oog van hen, die zulk een onverdedigbaar begrip
van eer hebben.
Hij had de eerste schrede gezet op den weg der
misdaad, nu kon hij niet meer terug, ’t Stormde bin-
A1 zegt de temperatuur er nog niets van,
al is ’t in de laatste weken meestal koud en
stormachtig geweest, al was de lucht vaak
grijs of grauw van kleur en schoten er behal
ve de noodige of onnoodige regenbuien, zeer
echte sneeuw- en hagelbuien uit, die u ten
stelligste zouden doen wanen in Februari, in
plaats van in ’t laatst van April te zijn, toch
zegt ’t licht ons, dat we lente hebben en de
zomer in aantocht is. De dagen zijn nu zóó
lang, dat de meeste stedelingen geen lamplicht
noodig hebben als ze den dag beginnen, om
dat de zonnedag reeds flink begonnen is; ze
laten ’t heerlijk genot, de zon te zien opko
men aan den oosterkim, over aan de nijvere
landlieden, die een beetje matineuser zijn uit
gevallen.
Vele stadbewoners kunnen ’t niet over zich
verkrijgen, ’s morgens lang vóór achten op te
staan en méenen des nachts niet vóór twaal
ven hunne slaapgelegenheden op te mogen
zoeken. Van zonsopgang weten ze niet. Ja,
we gelooven, dat er zeer velen zijn, die nog
nooit de dagvorstin hebben zien opkomen.
Doch genoeg hierover, ook die stedelijke
laatslaper (langslaper past hier niet) weet, dat
de dagen weer zeer lang zijn, dat de zomer
nabij is, dat het reisseizoen weer aanbreekt.
Reizen, wie doet ’t tegenwoordig niet meer?
Voor wie steeds in de beslommeringen van
hunnen arbeid zitten, is ’t een genot, is ’t een
behoefte, er eens uit te kunnen breken; en
ook voor den ledigganger, die als de morgen
begint, traag rondziet naar iets om den tijd te
verdrijven en weer den avond te halen, vormt
zoo’n reisje een oase in z’n dolce-far-niente-
leven.
Reizen doet de rijke, doet de burgerman
(middenstander, moeten we tegenwoordig zeg
gen), doet ook de arbeider, ja zelfs de arme.
Doch wat een verschil tusschen reizen en rei
zen. Die rijke Amerikaan of Engelschman
gaat aan boord van z’n stoomjacht. Het speel-
vaartuig heeft hem schatten gekost en verslindt
dagelijks veel aan onderhoud en bemanning.
Doch geen nood; wie zooveel millioenen bezit,
kan daarvan best een paar ton afzonderen
voor de watersport. Met zulke richards kun
nen echter alleen keizers en koningen op en
uit gaan.
Gewone rijkaards, die toch van ’t waterle-
er, die voor een uitstapje van een paar dagen
een omslag maken, alsof ook de Noordpool in
’t reisplan begrepen is; die koffers en pakjes
meevoeren als een landverhuizer.
Verder zijn er, die te veel hooi op de vork
nemen en die meenen, dat ’t reizen voor plei
zier bestaat in zooveel mogelijk plaatsen, per
sonen en dingen in een zoo kort mogelijken
tijd te zien. Dat lijken wel zakenmenschen,
als ze voor hun divertissement er op uit gaan,
Voor zaken moet men met den tijd woekeren,
de geschiktste reisgelegenheid kiezen om de
meest mogelijke affaires in den kortsten tijd te
doen. Voor pleizier reizende moet wel de be
doeling zijn, het geld niet voor niets weg te
werpen, maar de hoofdbedoeling moet zijn:
rust, verpoozing, ontspanning van ’t lichaam en
den geest. En deze paren zich niet samen
met wat we hier boven bedoelden.
Reis dus kalm, neem uw gemak, neem niet
te veel hooi op uw vork; wat ge af wilt doen,
moet ge met gemak, zonder inspanning af kun
nen doen; kleedt u goed, maar eenvoudig;
zorg zoo weinig mogelijk bagage bij u te heb
ben; dan kunt ge deze ook niet verliezen en
kunt dus de zorg voor ’t bijeenhouden er
van geheel missen.
Er zijn ook menschen, die precies uitreke
nen, wat ze voor ’t reisgeld kunnen ontvangen
en die niet voor een ruime portemonnaie zor
gen. Zulke luidjes komen meestal bedrogen
uit, want er zijn toch altijd uitgaven, die niet
voorzien waren, zelfs die men niet voorzien
kon. Met andere woorden: een ruime beurs
behoort ook bij ’t gemakkelijk pleizierreizen.
Nu zouden we lang en breed kunnen spre
ken over 't al of niet bezoeken van familie.
Doch dit is zoo’n teer punt. De een houdt
van ’t ontvangen en brengen van familiebezoek,
de ander heeft liefst de familie in de geld
beurs. De een meent z’n familie nooit tot last
te kunnen zijn en meent, dat deze altijd ge
legenheid en lust heeft hem te ontvangen en
te fêteeren. Een ander slaat de familie te veel
over en begrijpt niet, dat hij ze ook eens noo
dig kan hebben.
De meest benijdenswaardigen zijn zij, die een
geheele vacantie er op uit kunnen gaan, naar ’n
badplaats of 'n villa, of naar den Rijn of Zwit
serland.
En toch, ook onder dezen zijn er, die ver
standiger deden, maar thuis te blijven of de reis
in te korten.
zorg en moeite gekost, de reis voor te berei
den; tijd moest er gevonden, geld gespaard,
nieuwe kleeding moest aangeschaft. Moge ook
bij zulke huismoeders, evenals bij ieder, in de
zwrpret de grootste vreugde zitten, moge de
verwachting van ’t genoegen, dat komt, meer
zijn dan ’t genoegen zelf; bij zulke menschen
wordt dat voorgenot door te veel zorgen ver
gald. Daarbij komt voor hen ’t ongewone
van ’t reizen; waar anderen, meer bereisd, met
gemak hun route kiezen en weten, in welk rij
tuig ze moeten stappen, is voor die onbereis-
den alles vreemd. Gewoonlijk is voor hen de
voorbereiding een heel werk, de reis-zelf een
inspanning en de terugkomst nog ’t aange
naamst.
Ge zoudt zeggen: Wat doen die menschen
op reis met zoo’n rompslomp van zorgen? En
toch, ook voor hen is ’t reizen een af breken
van den lastigen dagelijkschen sleur. Ook voor
hen is zoo’n reis een mijlpaal, een rustpunt op
den moeilijken levensweg. En ge zult ze dan
ook nog steeds in overvloed vinden, als ’t
groote seizoen is aangebroken.
Neem ’t die menschen volstrekt niet kwa
lijk, dat ze niet gemakkelijker kunnen reizen.
Of zoudt ge die druk bezig zijnde moeders
dan soms voortreffelijke: vinden, als ze de huis
houding in den steek lieten en er alleen voor
enkele dagen op uit trokken? Als ze hun
kroost niet lieten deelen in de afwisseling die
’t reizen geeft?
Er zijn buiten deze personen, die niet an
ders kunnen, die anders hunne ouderplichten
zouden moeten verwaarloozen of een tijdje op
schorten, nog velen, die veel te veel van ’t rei
zen een inspanning in stede van een uitspan
ning maken. Daar hebt ge bijv, hen, die da
gen tevoren gejaagd en zenuwachtig zijn met
de reis voor te bereiden; die een voorbeweging
maken alsof ’t een reis gold voor altijd of
voor langen tijd, die voor een reisje, dat zich
lang niet tot de grenzen van ons klein landj e
uitstrekt, een drukte maken alsof de reis naar
Amerika of Indië of Siberië bedoeld is; men
schen, die niet uit hun gewone doen kunnen
geraken zonder ’t op de zenuwen te krijgen.
Dit zijn natuurlijk niet de menschen, die ge
makkelijk en veel reizen en vaak zijn ’t ook
niet de ontwikkeldsten, die op de hoogte zijn
met wat ze doen, die de kaart van ’t land ken
nen om ’t maar kort te zeggen.
Zelfs zijn er ook goed-ontwikkelden, die de
kalmte missen vóór en tijdens de reis. Er zijn
nen in zijn gemoed en ’t koude zweet parelde den on
gelukkige op ’t gelaat. Hij hoorde niemand in zijne
nabijheid. Slechts een licht gestommel Hoorde hij
boven, waar zijne zuster haar kamer had. Alsof de
misdaad reeds gepleegd was, schreed hij langzaam,
haast sluipende door de kamer, waarin hij door ’t
raam was binnengekomen. Schuchter opende hij een
deur in den hoek, die op een klein portaaltje uitkwam.
Eerst luisterde hij even, doch hoorde niets dan ’t ge
weldig kloppen van zijn hart.
Aan 't eind van het portaaltje bevond zich weer een
deur, die toegang gaf tot de slaapkamer zijner moeder.
Dat vertrek gaf tevens toegang tot den tuin. Alvorens
deze deur te openen, bleef hij wel eene minuut, met
’t oor er stevig tegen gedrukt, staan luisteren. Toen
klopte hij heel zachtjes aan. Er volgde geen geluid en
nu klopte hij iets luider. Waarom, dit wist hij zelf
niet. Misschien was ’t alleen een gevolg van den
gejaagden toestand waarin Frits verkeerde.
Nu omvatte hij de deurkruk, draaide even, drukte
met de knie tegen de deur en deze ging zacht open.
Eerst tuurde hij voorzichtig naar binnen en waagde
’t eerst toen, om het slaapvertrek zijner moeder te
openen.
Links was haar bed, waarop zij misschien het groot
ste deel van den nacht slapeloos had doorgebracht,
omdat haar zoon niet thuis was gekomen.
Op het werktafeltje bij het tuinraam zag hij het wel
bekende sleutelmandje zijner moeder staan. Een blik
er in overtuigde hem, dat de sleutels er in lagen, ook
van de cassette, die in de oude schrijftafel zijns vaders
was gesloten en de begeerde edelgesteenten bevatte.
Bevend nam hij de sleutels uit het mandje en pre
velde bij zich zelven»nu of nooitZacht knarste
het slot van het schrijfbureau, doch Frits meende in
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2% cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
i
j
4
U
l.
I*
r
f
DOOR
W. METS T z.