NIEUWS- EN OTMWBLill
flM SNEES EN ÖÜSTIIEEEN.
p
’T 01M LIID.
I
63e Jaargang.
Woensdag 27 Mei 1608.
No. 43.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
Ji
I
H
Amsterdamsche Brieven.
l
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTlëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
HOOFDSTUK IV.
10). Vervolg»
Toen Frits op ‘t bordes was gekomen, sloeg hij
eensklaps languit neer, overvallen door een flauwte.
De folteringen van zijn gemoed wegens ’t gepleegde
misdrijf, de overspanning en ontbering, gevolgd door
het natte pak van den jongsten nacht, hadden zijne
zenuwen zoo geschokt, dat nu een reactie volgde.
»Kom eens gauw hier*, riep de vrouw tot haren
man, »ik geloof dat de arme jongen flauw gevallen is
van honger*.
Aanstonds snelde de spellebaas ter hulp. De vrouw
begon Frits’ slapen en polsen te wasschen. Inmid
dels waren de zoon en dochter van den kermisreizi
ger uit den wagen te voorschijn gekomenBeppo,
zooals de 15-jarige jongen heette, en Elvire, de 13-
jarige dochter, die zich met hun ouders om den be-
wustelooze schaarden. Na een poos opende Frits de
oogen en vroeg «Waar ben ik Zijn stem klonk
mat alsof hij doodelijk uitgeput was.
«Je bent bij goed volk, kameraad*, antwoordde de
kermisreiziger vertrouwelijk.
Mieke, zooals de vrouw heette, had een kom half-
warme koffie ingeschonken en bood deze den vreemde n
jongeling aan met de woorden «hier, beste jongen,
kennen, en toch staat die winkel bekend als
hebbende een eerste-klasse-clientèle.
Daar hebt ge bijv. Wijnand Fockink in de
Pijlsteeg, achter de Damstraat. Een geheele
reeks van gebouwen, pakhuizen en kantoren,
wordt daar door die wereldfirma in beslag ge
nomen en daar tusschen handhaaft ze een heel
ouderwetsche slokjes-zaak, laag van verdie
ping; geen hupsche jonge dames of vlugge
kellners, maar een paar oude, heel gewone
vrouwtjes tappen u daar den drank in erg ouder
wetsche roemers en ge kunt er erg ordinaire koek
jes gratis bij consumeeren, zooveel ge maar lust.
Op de vensterbank ziet ge enkele dingen uit
gestald, die alleen voor een paar honderd j aren
tot de attributen van ’t drankverkoopersgilde
behoorden en toch heeft de firma een heel
complex huizen tusschen Pijlsteeg en Damstraat,
juist voor die taveerne, verbouwd tot winkels
en kantoren met een passage er door, die pre
cies op ’t drankwinkeltje uitloopt. En de def
tigste heeren, ook vreemdelingen, ook buiten
landers komen er voor de curiositeit een bor
reltje halen. Des Zondags is ’t zaakje geslo
ten en een ijzeren hek sluit den toegang door
de passage.
Ook Lucas Bols (’t Lootsje) heeft op de Ro
zengracht een typisch ouderwetsche zaak.
Die ziet er daar heel anders uit dan ’t recla-
me-huis der zelfde firma in de Kalverstraat.
Dat deze groote firma niet in medicijnen doet,
weet ge net zoo goed als Lucas Bols zelf.
Tal van nieuwe zaken en zaakjes hebben
vooral in de laatste jaren ook dien ouden bouw
trant nagevolgd en, ’t moet gezegd, ze doen
heel aardig tusschen de andere gewone huizen.
Het moet bovendien ieder opvallen, hoe
veel de nieuwere architecten van de oud-
Hollandsche stijl profiteeren. Ja, zelfs de mo
derne winkelpaleizen nemen iets van ’t oude
over en de heer Berlage, de man van onze
beroemde beurs (die volgens sommigen
wel op een groote zuivelfabriek gelijkt, voor
al als men aan de stille Damrak-zijde dien
zwaren schoorsteen ziet), meent, dat ook win
kels «zwaar* gebouwd moeten worden.
Het begint nu zoo langzamerhand naar het
warme jaargetijde te loopen. De spoorwegen
hebben zomerdienst, al zijn meerdere treinen
alleen voor den tijd 15 Juli 1 September.
We hebben de bloembollen gezien en gaan
spoedig eens zien, hoe Zandvoort er uitziet.
Daar maken thans allen zich weer op, om ge-
over spreken.* Deze laatste was onderwijl weer naar
de paarden gegaan en zette den tocht voort. De
achterste wagen, die niet zoo snel voort kon, werd ge
mend door een jongeling van ongeveer 18 jaar, de
clown van het gezelschap.
«Onze uitroeper*, vervolgde de vrouw, «is verleden
week gestorvenhij was ook degenslikker en had
zich inwendig verwond. Jij zoudt misschien wel voor
hem in de plaats kunnen komen
«Maar ik versta de kunst van degenslikken niet*,
hernam Frits min of meer huiverig bij ’t denkbeeld,
dat hij voor zooiets bestemd zou worden.
«Enfin*, ging de praatgrage vrouw voort, «misschien
versta je wel iets anders. Wat heb je zoo al geleerd?*
‘«Fransch, Engelsch, Duitsch, geschiedenis, reke
nen
«O, dat bedoel ik niet*, viel zij hem in de rede,
«daaraan hebben wij weinig. Kunt gij niet goochelen
of buikspreken, of iets van dien aard
Frits schudde ’t hoofd.
»Nu«, ging de viouw voort, «als je een goede stem
hebt, dan kan je wel dienst doen als uitroeper en daar
je toch Fransch en Duitsch spreekt, zijn wij daarmee
klaar in België en Duitschland. Voor het overige kunt
gij helpen bij het opzetten en afbreken der tent. Na
tuurlijk is met dat werk weinig te verdienen, maar je
bent nog jong, misschien leer je nog wel ’t een of
ander.*
Frits zou in vredesnaam maar voorloopig aannemea
wat hij kon krijgen, ofschoon ’t vooruitzicht hem niet
bijzonder aanlokkelijk scheen, ’t Was wellicht een
veiliger middel van bestaan dan dat van veesmokke-
laar, ofschoon dit laatste voordeeliger kon zijn.
Eerst tegen den middag werd halt gehouden, de
paarden afgespannen en een poos later het middag-
maal gebruikt. Frits liet zich alles goed smaken en
schikte zich nog al spoedig in de nieuwe omgeving,
waar hij ook wel op zijn gemak kon zijn omdat hij
vriendelijke gezichten om zich been zag.
Na het eten stak de spellebaas een pijp aan en
bood er ook zijn gast een, waarvoor deze echter
bedankte.
Toen echter werd de zaak besproken, welke reeds
door de vrouw werd behandeld, en die ook nu bij de
onderbandelingen voornamelijk het woord voerde.
Frits verbond zich tot den herfst bij den troep te
blijven dienen, tegen genot van kost, inwoning en
twee gulden loon per week waarvan hij zich zou
moeten kleeden en bekostigen wat hij verder noo-
dig had.
«Zoodra ik genoeg heb om een lot in de Staats
loterij te koopen*, zoo overlegde hij, «wil ik beproe
ven op die wijze er weer bovenop te komen.* De
speelzucht, ofschoon op andere wijze, had hem nog
niet losgelaten.
Toen de voorwaarden waren vastgesteld, zonder dat
een van beide partijen 't noodig scheen te achten, dat
daarvan een acte werd opgemaakt, zei de baas tot
Frits «nu ga ik een paar uurtjes slapen en kunt gij
wel zoolang de paarden mennen.*
De baas ging nu de woonwagen binnen en Frits
sukkelde, zoo goed en zoo kwaad als ’t ging, met
den loggen wagen verder. Nu ’t zoo goed ging nam
de baas ’t met de paar uren nog al ruim en bleef
langer dan drie uren weg.
Gedurende dien tijd had Frits in den heeten zonne
schijn naast de paarden moeten voortmarcheeren
en was door dit alles zeer dorstig geworden. Een
frissche dronk smaakte hem dan ook wat best, toen
hij werd afgelost. Inmiddels had hij gelegenheid
drink maar eens, dan zult ge wel gauw wat opknap
pen. Ik zal je ook meteen een paar boterhammen
klaar maken.*
Frits dronk de koffie haast in één teug uit en
dankte er beleefd voor.
«Wil je nog een kommetje vroeg daarop Elvire,
en ’t antwoord was«asjeblief.* De vrouw bracht
hem nu een paar stevige boterhammen, dik belegd
met beste kaas. Frits dankte haar beleefd en at sma
kelijk van het brood.
«Je hebt zeker al in lang niet wat gehad?* vroeg
hem de vrouw.
«Sedert gisterenmiddag niet en ik ben den geheelen
nacht in de open lucht geweest en doornat.*
«Stumper*, zei de vrouw goedhartig, «ontdoe je
zoolang van je kiel, dan zal ik deze alvast voor je
drogen. Je kunt wel een eind meerijden.*
Nu dacht Frits er eerst aan, dat hij nog altoos den
kiel droeg. Toen hij hem had uitgedaan, was de
vrouw er min of meer verbaasd over, dat de jonge
man er zoo heerig uitzag.
«Jij bent ook stellig geen boer*, sprak ze nieuwsgie
rig en toen, tegelijk uitdrukkende waarvoor zij hem
hield, voegde zij er bij «Zeker een commies van de
belasting of een verkleede grenswachter, hé?«
Frits schudde ’t hoofd en zei zacht «Geen van
beiden.*
«Maar wat ben je dan?* vroeg de vrouw nu maar
recht op den man af, vergetende, dat bescheidenheid
ook een deugd is.
«Ik ben de wereld ingegaan*, antwoordde hij, «om
te beproeven eene betrekking te vinden of op eene of
andere wijze iets te verdienen.*
«Misschien zouden wij je kunnen gebruiken*, her
nam de vrouw, «aanstonds zal ik er met mijn man
Voor eenige dagen sloeg op de Oude Waal,
een breede gracht in oud-Amsterdam, een
dekschuit om, beladen met een 700-tal zak
ken meel van een firma, die aan de De Ruy-
terkade, vlak bij den aanlegsteiger der Schot-
sche booten, haar groot pakhuis heeft. Het
was heel gewoon weder en dit kon dus ’t
ongeluk niet op z’n zeer langen kerfstok heb
ben. Doch 't gebeurt wel meer dat zoo’n
dekschuit door te zwaren last kantelt. Ik zou
haast geschreven hebben «bovenlast*, maar
zoo’n schuit heeft natuurlijk niet anders dan
bovenlast. Het verwondert me eigenlijk, dat
er niet nog meer ongelukken met die zolder
schuiten gebeuren. Ook bij u zullen ze wel
meermalen zwaar beladen varen van stoomboot
naar pakhuis of fabriek en ook dan zullen de
knechts wel een zeer kleine ruimte overhou
den om met hunne vaarboomen te manoeuvree-
ren. Doch hier is ’t altijd nog lastiger dan
bij u, lastiger en gevaar lijker. Vooreerst om
dat er zulke breede wateren zijn en dan ook,
omdat ’t grootscheepsvaarwater zoo diep is.
Gelukkig hebben de groote stoombootmaat
schappijen steeds sleepbooten, die de schuiten
brengen waar ze moeten zijn, often minste over
de lastigste wateren brengen.
Maar als de knechts zelf de schuiten over
’t IJ moeten krijgen, behoort daar nog al
wat handigheid toe, want in ’t diepste water
kunnen ze met hunne boomen niets beginnen;
steeds moeten ze daarom zorgen contact te
houden of weer te krijgen met de kade, de
steigers en de vastgemeerde booten. En dan,
valt in een nauw vaarwater een knecht te wa
ter, och, dan is ’n nat pak al 't eenigste be
zwaar, maar op ’t breede IJ komt er levensge
vaar bij.
Wat de havenbeweging betreft, waarmee ’t
schuitenvervoer in nauw verband staat, daar
over valt hier niet te klagen en ’t schijnt dat
ons mooie Noordzee-kanaal met z’n uitstekende
verlichting reeds nieuwe drukte aanbrengt.
In de Koninginneweek kwam een reusachtige
ertsboot met, goed geteld, veertien masten,
zoodat onze Ertshaven (Rietlanden) nu wer
kelijk haar naam eer kon aandoen. Nu moet
ge niet zeggen: veertien masten, dat kan niet,
want ik heb al zoo dikwijls afbeeldingen ge
zien van de reuzenstoomers op Amerika en die
hebben twee of drie masten. Kijk, deze laat-
reed te zijn. En daar hoort bij een badplaats
aan ’t duinenstrand niet alleen toe, dat er ge
verfd en gerestaureerd moet worden, maar ook
dat ’t overtollige zand weer weggekruid wordt.
Want als men aan de zeezijde, dus op de
terrassen van Kurhaus, Groote Badhuis, enz.
ziet, verwondert men er zich over, hoeveel
zand sedert ’t vorige seizoen over die terrassen
heengewaaid is. Een uitbreiding, die een ver
betering voor Zandvoort zal blijken, is de aan
leg van een drietal tennisbanen, een eindje ten
noorden van ’t Grand Hotel, dus heel aan ’t
eind van Zandvoort-bad.
Doch ’t is nog geen tijd voor zeeba
den en de houders van grootere en kleinere
pensions hebben nog al den tijd om in de bla
den de families te lokken,
Waar ’t spoediger tijd voor is, dat is voor
de hengelaars en peueraars,-als zij ten
minste mogen hengelen en peuren bij de gratie
van de hoogwijze heeren van regeering en
Kamers.
Meestal lezen de meeste menschen zoo maar
losjes weg de kranten, houden meer van sen-
satie-nieuwtjes dan van zwaren kost, doen
daarom niet al te veel aan hooge binnenlandsche
politiek.
Maar zeker zal de «hooge* politiek in de
Tweede Kamer over de visscherijwetten ge
voerd, door menigeen gevolgd zijn, niet omdat
hij respect heeft voor der Kamer hooge wijs
heid en vooral niet, omdat in de debatten
over de visscherij die «hooge wijsheid* zoo
zeer uitstraalde. Maar uit eigenbelang, puur
uit eigenbelang.
We hebben hier een groote Hengelbond,
die in «de Roode Leeuw* op den Vijgendam
vergadert, en bovendien nog honderden ande
re hengelaars. Nu, ik geloof, dat ’t respect
dier beoefenaars van oud-Hollandsche sport (als
dit sport mag heeten) hun weinig respect voor
de hooge heeren in den H aag, een respect dat
al zoo gering was, heel wat dichter bij ’t
vriespunt zullen hebben zien dalen. En ’t is
ook geen wonder! Dat men bij den wonder-
kuil of moordkuil, die door de Volendammers
gebruikt wordt bij hun bedrijf, hoogwijze re
devoeringen hoort over ’t al of niet mogen
gebruiken dier fijngemaasde netten, laat zich
verklaren. De heerDuymaer van Twist, die offi
cier is en dus wel heel veel verstand van de vis
scherij kan hebben, die als president van een
groote visscherij-vereeniging reeds erg warm
ste stoomers hebben de masten hoofdzakelijk
voor sieraad, voor de vlaggen, de seinlichten
en ook ’n beetje voor ’t laden en lossen; maar
zoo’n ertsboot heeft alles ingericht op laden en
lossen; de machines zijn geheel achteraan ge
plaatst en de verschillende ruimen bevinden
zich alle vóór de machines. Die veertien
masten nu staan niet in ’t midden van ’t
dek, boven de kiel, maar paarsgewijs aan den
kant; zooveel ruimen zooveel paren masten.
Een reuzenboot was ’t ook, die kort geleden
van de Norddeutsche Lloyd hier binnenliep.
Deze Bremer maatschappij doet wel moeite
om ook in ons land de aandacht te trekken.
Voor eenige weken waren tal van heeren en
dames van ons voornaamste kunstlievend ge
nootschap uitgenoodigd en maakten de reis
naar IJmuiden mede, uiterst voldaan over de
Duitsche hoffelijkheid en ook de laatste oce-
aanreus noodigde tot bezoek, waarvan heu-
schelijk gebruik werd gemaakt. De Bremer
Lloyd heeft een keurig gebouw in de Kalver
straat, vis-a-vis hotel du Commerce en trekt
daar steeds de aandacht.
Nu weer ziet ’t publiek een draaiende globe,
waarop door bruine dunne papierreepjes al de
vaste routes zijn aangebracht.
Dan weer is ’t een vuurtoren, die ’s avonds
mooi licht uitstraalt. Dezer dagen was in ’n for
maat van 2 '/s Meter de groote Lloyddamper
nagebootst. Zoo’n uitstalling trekt de aan
dacht.
Van uitstallingen gesproken, die kunnen
toch heel mooi zijn. Natuurlijk de groote
modewinkels, die door étalage en licht recla
me maken. Maar ook winkels voor gevogelte
en fruit kunnen de aandacht trekken. Ik heb
bijv, zelden een mooier stilleven gezien als in
een winkel in de Leidsche straat; in een heu-
sche vergulde lijst zag men echte vogels met
echte druiven en andere vruchten en groen
ten, zoo keurig gerangschikt, dat men met ’n
half oog ziende, aan een genrestukje uit ’t
Rijksmuseum moest denken. En ’s avonds
maakte goed aangebracht kunstlicht de illusie
nog sterker.
Er zijn echter ook nog steeds winkels, waar
oude firma’s er een eer in stellen de oude uit
stalling te behouden. Neem bijv, die oude
sigarenzaak, vooraan in de Kalverstraat, dicht
bij ’t Poolsch koffiehuis. Steeds ziet ge daar
die groote gedraaide rolletjes, pittig gesausd,
zooals de soldaten de echte Maastrichtsche wel
COURANT.
r
DOOR
W. METS T z.
I
r